Carriacou: voor anker in Tyrell Bay

Het werd tijd om het anker op te halen in Prickly Bay en koers te zetten naar Carriacou. Het was een rustige, zonnige dag. Los van het feit dat de wind niet in ons voordeel was, wilden we niet met veel zeil aan de mast varen omdat onze verstaging nog niet in orde was. Het beloofde dus een rustig tochtje te worden op het motortje. Het enige spannende aspect was de onderwatervulkaan, Kick ‘em Jenny, die op onze route lag. Op de kaarten staan twee zones aangegeven waar je in verband met vulkaan activiteit niet mag varen bij code rood en code oranje. In mijn zoektocht naar wat de huidige vulkaan activiteit was, vond ik alleen maar verhalen over gasbellen waar je boot in kan zinken en andere doemscenario’s. Uiteindelijk besloten we maar niet te dicht in de buurt te komen, maar er zal vast niet teveel aan de hand zijn geweest.

Eenmaal aangekomen op Carriacou lieten we ons anker weer zakken in Tyrell Bay. Het leuke van het ankeren hier is dat het water zo helder is dat je precies je anker en ketting kan volgen. Dit leek me wel een mooie kans om eens te zien hoe het anker nou eigenlijk aangrijpt, en daarmee onze ankervaardigheden te verbeteren. We zochten een mooi stukje zand uit tussen de koraalvelden, lieten het anker zakken met voldoende ketting, en met Lianne nog achter de helmstok sprong ik het water in met de snorkel. Ik instrueerde Lianne om de motor in z’n achteruit te zetten en zag het anker een stukje over het zand slepen voordat deze zich in begon te graven. Nadat Lianne Saga snel op had geruimd na het tochtje sprong ze ook het water in om ook even te snorkelen. We konden met eigen ogen zien dat de ketting eigenlijk niet aan het anker trekt, maar voor een groot deel simpel op de bodem ligt door zijn eigen gewicht. Hoe harder het waait, hoe meer de ketting omhoog wordt getild. En pas als het echt hard begint te waaien wordt er aan het anker getrokken. De volgende dagen doken we dikwijls nog eens naar het anker toe om tot ons genoegen te zien dat deze nog netjes op dezelfde plek lag.

Het leek ons leuk om eens de kajak te gebruiken om naar de wal te gaan in plaats van de rubberboot. Het voordeel is ook nog eens dat de kajak een stuk sneller is opgeblazen en makkelijker het strand op te trekken is, geen benzine gebruikt en we er zelf nog fitter van worden ook! We lagen redelijk ver achterin het ankerveld dus het was nog wel zo’n tien minuutjes kajakken tot het aanlegsteigertje. Vanuit hier startte we onze verkenningstocht van Carriacou. Tyrell Bay bestaat eigenlijk uit een langgerekt strand met een parallelle weg met verscheidene eetgelegenheden en winkeltjes. Op ons lijstje stond om bij de bootjeswinkel te informeren naar een vervanging van onze wantputting, die tijdens onze Atlantische oversteek was gesneuveld. Helaas konden ze ons hier niet direct mee helpen, maar we werden wel verwezen naar Mani, een metaalbewerker aan de andere kant van de baai. Toen we hem uiteindelijk vonden legden we ons probleem voor en het was maar de vraag of hij ons kon helpen. Uiteindelijk stuurde hij me weg met de onmogelijke opdracht om zelf het staal te vinden voor het onderdeel. Als dat lukte, dan kon hij ons wel helpen…

De volgende dag besloten we een blik te werpen op Sandy Island. We waren namelijk aan het overwegen hier een nachtje door te brengen vanwege goede verhalen over snorkelen met schildpadden en mooi koraal. Vanaf Tyrell Bay was het een klein eindje wandelen naar Paradise Beach, vanwaar we een schitterend uitzicht hadden op Sandy Island en in de verte Union Island. Sandy Island zag er heel cool uit, maar er lagen ook wel veel boten voor. Paradise Beach maakte overigensl zijn naam waar. Dit is echt een paradijselijk strand met mooie verstopte barretjes tussen de palmbomen. We besloten de lokale economie maar wat te stimuleren en bestelden een cocktail bij een van deze barretjes. Daar zaten we dan. Op een paradijselijk strand met een koude cocktail voor onze neus en onze blote voeten in het zand. Op dat moment drong het wel even tot ons door dat we toch wel met een hele speciale reis bezig zijn en we voelden ons gezegend. En een beetje aangeschoten.

Op de terugweg besloten we dat we geen zin hadden om aan boord te koken en het hoog tijd werd dat we weer eens aan de wal gingen eten. Het werd de Lambi Queen. We hadden hier goede verhalen over gelezen en ik was eigenlijk ook wel benieuwd naar de lambi, beter bekend als conch, wat een soort grote zeeslak is. We waren echter wat aan de vroege kant, want om zes uur ging de keuken pas open. We zagen het echter prima zitten om met een biertje erbij te wachten tot het etenstijd werd. Vanaf een andere tafel begon een Aziatisch Amerikaanse man een praatje met ons aan te gaan. Lianne gebaarde dat hij maar gewoon bij ons aan tafel moest komen zitten en hij stelde zich voor als Hung So. En dat was een goede zet, want dit was wel een interessant figuur! Voor zijn rust was hij maar eventjes verhuisd naar Carriacou want hij was iets te druk geweest met z’n carrière de afgelopen jaren. Tegelijkertijd had hij wel een boot gekocht in Grenada waarvoor hij een kapitein in dienst had die charterdiensten verzorgde met dat schip. Hij leek iedereen op het eiland te kennen, maar we kwamen er even later achter dat hij pas anderhalve week op het eiland woonde. Hij vertelde dat hij een tijd dienst had gedaan op Antarctica en af en toe met David Attenborough sprak bij de koffieautomaat. Normaal had ik dit wel een erg sterk verhaal gevonden, maar Hung had de foto’s als bewijs! Hij adviseerde ons nog om bij Tim’s Sunset Bar op Carriacou kreeft te gaan eten maar kon helaas niet blijven hangen bij de Lambi Queen omdat hij alweer andere plannen had. De lambi was overigens heerlijk. En toen we om de rekening vroegen kwam de klap op de vuurpijl: Hung had alles al voor ons betaald! Zoiets hebben we nog nooit meegemaakt.

De komende dagen bestonden uit wandelen, snorkelen en kajakken. In de bootjeswinkel had ik een onderdeel gevonden wat misschien wel dienst zou kunnen doen als wantputting als Mani deze zou kunnen bewerken. Voor 20 euro durfde ik het risico wel te nemen en nam het onderdeel mee. Mani dacht wel dat het zou lukken. Hij had alleen wat tijd nodig. Ik probeerde een duidelijke afspraak te maken over kosten en deadline, maar zo gaan dingen hier natuurlijk niet. In de tussentijd had ik mijn oom ook al ingeschakeld en die liet er geen gras over groeien: op maandag waren ze al af. Super fijn natuurlijk, want nu hadden we de optie om ze op te laten sturen naar Sint Lucia, zodat we vanaf daar in ieder geval weer verder konden zeilen. Met Mani moesten we maar zien of dat ergens terecht zou komen…

We hadden gepland om op vrijdag te vertrekken naar Union Island. Omdat dit onderdeel is van Sint Vincent & Grenadines moesten we daarvoor uitchecken in Carriacou, wat nog onderdeel is van Grenada. Maar hiervoor moesten we natuurlijk nog een bezoekje brengen aan Tim’s Sunset Bar. Lianne regelde dat we met een bootje opgehaald zouden worden vanuit Hillsborough, want het kleine strandje waar de bar zich aan bevind is anders moeilijk te bereiken. We gingen voor het volledige pakket: kreeft en cocktails. En wat was dit ook weer een mooie ervaring. De omgeving was adembenemend mooi, de cocktails smaakten goed en de kreeft van de barbecue was enorm lekker. We werden weer afgezet met de boot in Hillsborough, maar ik stond erop dat het niet de moeite waard was om een taxi te bestellen om ons terug te brengen naar Tyrell Bay. We hadden bovendien nog maar weinig cash over. Toch was 6km in het holst van de nacht nog wel een uitdaging, want door de cocktails waren onze navigatiecapaciteiten niet meer helemaal uitmuntend. Toen er een local al fluitend met een machete achter ons aan begon te lopen, en voor zijn lol in elektriciteitspalen begon te hakken, voelden we ons toch wel iets minder op ons gemak. Gelukkig had hij het niet op ons gemunt en sloeg hij ergens anders af. Toen we eenmaal bij de kajak aankwamen waren we al weer een stuk helderder en peddelden we met een kleine omweg terug naar Saga (komt dit bekend voor?)

Op vrijdagochtend liepen we naar de werkplaats van Mani toe met lichte hoop dat hij het onderdeeltje afgemaakt zou hebben en dat we die dag zouden kunnen vertrekken. Helaas kreeg ik geen duidelijke ja of nee te horen. Hij zei dat er iets tussen was gekomen maar dat hij er misschien zaterdagochtend wel tijd voor zou hebben. Wij hadden al alle documenten mee om uit te klaren, maar zaten nu met het dilemma om toch nog een dagje te blijven wachten. Uiteindelijk besloten we het er toch maar op te gokken dat Mani ergens tijd zou vinden, want het is toch een stuk leuker om te zeilen dan om te motoren. Toen we de volgende ochtend voor poging twee gingen lag tot ons genoegen een bijna voltooid onderdeel klaar! Hij hoefde alleen nog maar een plaatje op maat te slijpen. In de tussentijd maakte wij mooi van de gelegenheid gebruik om uit te klaren bij de Douane. We installeerden gelijk het onderdeel en alles paste gelukkig perfect. Vlak hierna haalden we het anker op en zette we koers naar Union Island.

Spice Island: Grenada

De dag van aankomst is altijd een beetje bijzonder. Aan de ene kant zijn we meestal nog moe van onze oversteek, maar aan de andere kant barsten we van onrust om alvast wat van het eiland te verkennen en zo snel mogelijk de formaliteiten af te ronden. Zeker dat laatste brengt wel wat spanning met zich mee, want dat zijn we nog niet erg gewend. Tot en met de Canarische eilanden werd al het papierwerk meestal geregeld door het havenkantoor, maar sinds Kaapverdië moeten we toch echt zelf langs de douane, immigratie en soms zelfs de havendienst. In onze boeken en kaarten stond beschreven dat er in Prickly Bay, de baai waar we wilden landen in Grenada, een klein kantoortje voor de douane en immigratie aanwezig zou zijn. Helaas bleek dat ze deze na covid nooit meer open hadden gedaan, en we genoodzaakt waren om naar de hoofdplaats St. George’s te gaan om daar de formaliteiten af te ronden. Per slot van rekening was het ook nog eens 3e kerstdag, waarbij iedereen blijkbaar nog vrij was. Andere zeilers adviseerden ons dat we beter de volgende dag aan wal konden gaan, maar ik was vastberaden om alles netjes volgens de regeltjes te doen en binnen de 24 uur in te klaren. Daar begon dus weer een nieuw avontuur.

We wisten nog niet helemaal hoe het openbaar vervoer werkt op het eiland, maar ik verwachtte niet dat ik met euro’s ver zou komen. Daarom was de benenwagen het vervoersmiddel van voorkeur om naar St. George’s te gaan. Een lekkere wandeling van zo’n zes kilometer. Onderweg keek ik mijn ogen uit. Vermoeid van de tocht, maar met frisse energie van de nieuwe wereld waar ik me in begaf leek het niet lang te duren voordat ik in het hoofdstadje was aangekomen. Wat me het meeste is bijgebleven is de Amerikaanse sfeer en de relatief decadente huizen afgewisseld met houten krotjes. Het douanekantoor zat vlak bij de jachthaven. De luxe jachten daar gaven een nog sterker gevoel van een ongelijke welvaartsverdeling. Maar ze zagen er natuurlijk wel indrukwekkend uit.

Uiteindelijk waren de formaliteiten vlot afgerond. Er stond een pinautomaat naast het kantoor dus ik heb gelijk maar de kans gepakt wat Oost Caribische dollars in te slaan. Inmiddels was het al bijna middag dus een licht hongertje begon op te komen. Daarom besloot ik maar verder het stadje in te wandelen op zoek naar een bakkertje of supermarktje, en de hoop dat ik er eentje kon vinden die op 3e kerstdag open was. Dit viel grappig genoeg nog niet mee, maar uiteindelijk trof ik de jackpot. Een goed gevuld supermarktje met een broodafdeling en redelijke prijzen. Ik nam gelijk maar wat verse proviand mee, waaronder een heerlijke kruidige cake. Vlak buiten de supermarkt werd ik aangesproken door Jimmy. Hij wilde weten of ik een Zweed was van de cruiseboot. Ik vertelde hem dat ik zelf hierheen gezeild was met mijn vrouw, waar hij duidelijk van onder de indruk was. Hij vertelde me een stukje interessante geschiedenis over het fort van St. George’s, waar hij als jonge man een slachtpartij had meegemaakt bij een machtswisseling. Best wel indrukwekkend. Tot slot vroeg ik hem of hij wist of er ergens een SIM-kaart verkrijgbaar was. Toevalligerwijs had hij er eentje over omdat hij net die week een nieuwe telefoon had gekregen. Waren wij weer mooi uit de brand geholpen! Als dank gaf ik hem één van de koeken die ik had gehaald in het supermarktje.

Gewapend met mijn dollars durfde ik mijn kans wel te wagen op het openbaar vervoer. Jimmy had me uitgelegd dat ik bus 1 kon pakken richting Saga voor 3 ECD (2.8 ECD = 1 euro). Het duurde niet lang voordat er een busje aankwam en ik vermaakte me kostelijk tijdens de rit. Het zit namelijk zo dat er geen centrale maatschappij een aantal busjes in bezit heeft, maar dat elke buschauffeur zijn eigen busje heeft, waar hij met een conducteur tot 16 mensen mee kan vervoeren. En vergis je niet, deze busjes zijn niet veel groter dan een standaard Volkswagen busje. Je zit dus bovenop elkaar. Daarnaast investeren ze niet in een goede ophanging, maar gaat al het budget naar het geluidsysteem. Meestal blaas je daarom met keiharde reggae of soca naar je bestemming. Connexxion kan hier nog wel wat van leren.

In de loop van de volgende dagen werden we echte pro’s in het gebruik van het openbaar vervoer. Om uit te stappen kan je op het metaal kloppen of roepen: “Drivah, gotta jump!” Op deze manier konden we het hele eiland rond zonder te diep in de buidel te hoeven tasten, en daar hebben we goed gebruik van gemaakt. Het eerste uitje was een bezoek aan een rumdistilleerderij waar ze nog op de klassieke agrarische manier rum maken van suikerriet. Onze gids was onder de indruk dat we na onze korte tijd op Grenada al helemaal met het openbaar vervoer tot aan de destilleerderij waren gekomen. Dat was namelijk twee keer overstappen, en hun gebruikelijke bezoekers komen met de taxi’s vanaf de cruiseschepen. Omdat wij blijkbaar een beetje een bijzondere indruk hadden gemaakt vroeg hij of ik een mes bij me had en of we suikerriet wilden proeven. Op beide vragen kon ik met genoegen ja antwoorden. We hadden namelijk beiden nog nooit suikerriet geproefd, en dat was echt lekker! Aan het einde van de tour mochten we ook nog wat van de rum proeven. De standaardrum zat tussen de 75 en 88 procent alcohol. Ze maakten daarnaast nog een slappere variant van 69% omdat je die wél mee mag nemen met het vliegtuig. Van beiden mochten we proeven, en tot onze verbazing was de sterkere variant eigenlijk zachter van smaak. Lichtjes aangeschoten begonnen we weer op onze terugreis. We besloten het laatste busje over te slaan en door de jungle terug te wandelen. Toen het pad erg modderig werd en de zon sneller zakte dan we gerealiseerd hadden kreeg ik de gebruikelijke verwijten naar mijn hoofd (en terecht, dit was natuurlijk mijn plan). Gelukkig hebben we er alleen maar vieze schoenen aan over gehouden.

Ondertussen was het al bijna nieuwjaar en wij hadden lichte paniek. We hadden namelijk nog geen plannen voor een feestje. Wel hadden we ‘s ochtends op het Cruiser’s Net gehoord dat er een feest zou zijn bij de Prickly Bay Marina. Nu, voordat we verder gaan moet ik eigenlijk eerst uitleggen wat het Cruiser’s Net is. Elke ochtend om 07:30u wordt er namelijk op kanaal 67 van de marifoon een uitgebreide radiodienst gehouden waarbij verschillende onderdelen aan bod komen, waaronder ‘new arrivals’, ‘treasures of the bilge (tweedehands markt)’ en ‘local business’. We waren echter een beetje terughoudend met het feestje bij Prickly Bay Marina omdat we niet tussen alleen maar andere zeilers oud & nieuw wilden vieren. Toen we echter in bus 1 een reclame hoorden op Boss FM van het feestje bij de Marina verwachtten we wel dat er ook wat locals aanwezig zouden zijn, dus de kaartjes werden gekocht.

Het feest omvatte een buffet, onbeperkt drank, verschillende bandjes en vuurwerk. Het enige wat dus eigenlijk misten was onze familie en vrienden. Dat compenseerde we dus maar met de cocktails. Al met al was het wel een succes en zijn we bovendien zonder een al te grote omweg weer terug aan boord gekomen met de rubberboot. Ik vraag me af of ze wel eens alcoholcontroles doen voor de bijbootjes. We zijn er namelijk inmiddels wel van overtuigd dat de favoriete hobby van zeilers het nuttigen van alcohol is.

Grenada heeft de bijnaam Spice Island. De volgende dagen hebben we een chocoladehuis en kruidentuin bezocht, en hebben we zelf ondervonden waarom Grenada het specerijeneiland is. Bij het chocoladehuis startte we in de tuin, waar de chocoladebomen tussen allerlei andere types fruitbomen groeien. Er werd ons uitgelegd dat de chocoladeboom via de wortels de smaken van de andere bomen op kan nemen. De gids plukte een chocoladevrucht uit de boom en gaf ons een boon met het vruchtvlees eromheen om op te zuigen en we konden echt de verschillende soorten fruit in het vruchtvlees proeven. Vervolgens werd uitgelegd dat ze hier nog de bonen echt fermenteren, een stap die op de grootschalige productie wordt overgeslagen. Vervolgens worden de bonen gedroogd, gepeld, gemalen en geperst. Na het persen blijft het poeder en de boter over. Dit wordt dan weer gebruikt als basis voor alle verschillende types chocoladerepen. De tour eindigde met een proeverijtje in het winkeltje. Daardoor konden wij het natuurlijk niet laten om wat voor latere consumptie in te slaan. En oh ja, de chocolade was echt verrukkelijk.

Tijdens de tour van de kruidtuin nam de gids ons mee langs alle verschillende soorten kruiden en specerijen die op het eiland groeien. Wat ons hier vooral fascineerde was dat wij vaak maar één soort type van een bepaalde plant kennen. We kregen bijvoorbeeld verschillende soorten tijm, munt en basilicum te proeven, en elke verschillende soort had weer een hele andere uitgesproken en lekkere smaak. Daarnaast blijft het fascinerend om te zien dat er zoveel verschillende soorten planten en bomen door elkaar heen kunnen groeien in het vruchtbare klimaat. Bovendien realiseerden we ons dat het toch ook wel bijzonder was dat we de meeste specerijen in Nederland gewoon in de supermarkt kunnen vinden.

Tot slot hebben we ook nog het onderwatersculpturenpark bezocht. We wisten dat daar vanuit het hoofdstadje een boot naartoe ging, maar daar gingen wij natuurlijk niet voor betalen. Dus na twee busjes waren we al ergens in de buurt. Een licht aangeschoten man met een grote machete benaderde ons. Hij wilde weten waar we moesten zijn. Vriendelijk vertelde hij ons de weg en uiteindelijk kwamen we aan bij een strandje. Uit een groepje mannen kwam er eentje naar ons toe en vroeg of we het onderwaterpark wilden bezoeken. Het zou 30 Amerikaanse dollars per persoon moeten kosten om met een bootje het hoekje om te varen en daar te gaan snorkelen. Wij vertelden die man dat we wel zouden proberen zelf die kant op te zwemmen, wat hij geen enkel probleem vond. Sterker nog, hij legde ons helemaal uit waar we precies moesten kijken om de beelden onder water te kunnen zien. Het was een redelijk eindje zwemmen, en op een gegeven moment was de stroming nog best een beetje spannend, maar met onze zwemvliezen kwamen we zonder problemen heen een terug. De beelden zagen er wel tof uit, maar we waren blij dat we geen 60 USD hadden gelapt om even een half uurtje daar te snorkelen.

Inmiddels begon de onrust alweer een beetje toe te nemen om verder te gaan naar het volgende eiland. Het enige waar we een beetje bang voor zijn is dat Grenada misschien wel het mooiste en vriendelijkste eiland van de hele Caraïben is! Ach, maar een manier om achter te komen…

Benno & Lianne uitzwaaien

Na de bruiloft van Bernhard (!) en Lianne leek het ons heel leuk om de boot waar ze de wereld mee over gingen zeilen nog een keer te zien. Zoals daarvoor al vele keren was gebeurd, kwam het er niet van. Maar gelukkig had Benno als een echte #boatlifer een blog gemaakt met live tracking dus dan maar vanaf de bank de reis volgen. Dachten we…

Een vriend van mij was al een tijdje op zoek naar een appartement op Kaapverdië en in oktober was de deal rond. Het feit dat hij daar ging wonen en dat TUI vluchten aanbiedt vanaf verschillende Nederlandse luchthavens maakte dat wij op zoek gingen naar tickets voor een redelijke prijs. Ik kende Kaapverdië alleen van de gemeenschap in Rotterdam en dus van die vriend die er al een paar keer was geweest. Het bleken verschillende eilanden, die meer of minder bereikbaar zijn per vliegtuig en daarna per boot. Sommige heel groot en alsnog onbewoond, sommige heel groen, anderen weer dor en zanderig. Een paar eilanden zijn heel erg vlak en geen één eiland heeft echt een super hoge bergtop. Allemaal ontstaan uit Vulkanische activiteit op de breuklijn van de continenten, net als de Canarische eilanden.

Onze bestemming was het eiland Sal, dat zich economisch erg op toerisme richt met hotels, appartementen, resorts en stranden want het is er zanderig en vlak. Dit was het eiland waar mijn vriend zijn appartement had gekocht en dus gingen we daar sowieso naartoe. Echter twee weken strand, eten, zuipen vonden we een beetje te veel van het goede. Dus konden we niet naar andere eilanden?! Ja dat kan gewoon met de nationale luchtvaartmaatschappij die tussen de verschillende eilanden vliegt. Snel opgezocht dat Santo Antão het mooiste eiland was, hoe je daar moest komen en wat je daar allemaal kon doen. We hadden onze reisplannen gemaakt.

Toen herinnerde ik me opeens de reisplannen van B&L! Stond daar ook niet Kaapverdië op? Of gingen ze nou direct vanaf de Canarische eilanden naar de Cariben? Benno had internet en met de Signals belden we even met elkaar. Ja! Hun plan was nog steeds om daarheen te gaan, maar zeker niet alle eilanden want logistiek kostte dat teveel tijd en moeite. Ze gingen eigenlijk alleen naar São Vicente, het eiland naast Santo Antão. Wij vlogen juist naar São Vicente om daarna met de veerboot naar Santo Antão te gaan. Dit was natuurlijk te mooi om waar te zijn en we zorgden dat we elkaar konden zien.

Na bijna een week Sal vlogen wij naar São Vicente. B&L lagen al een paar dagen met Saga in de haven van Mindelo. Na onze aankomst en korte ontmoeting konden we al snel de kroeg in voor de wedstrijd Nederland – Verenigde Staten. Na een luxe diner verderop in de haven mochten we in de avond op Saga slapen, wat natuurlijk de eerder gemiste bezoeken aan de boot meer dan goed maakte. Door slecht weer op de route naar de Cariben was het onzeker wanneer er uitgevaren kon worden maar de komende dagen sowieso nog niet. Dit betekende dat we samen wat konden doen: Op naar Santo Antão! Benno was er al geweest en wilde niets prijsgeven. Toch wilde hij super graag weer daarheen dus dat was een goed teken. De volgende dag vroeg hadden we de veerboot gepakt en bij aankomst een taxi busje naar de top van het eiland: de oude krater van een vulkaan waar nu een soort micro-klimaat heerst met wat akkers. Het doel was om vanaf deze top helemaal af te dalen naar de kust aan de andere kant van de berg. In tegenstelling tot de vorige keer dat Benno hier was (zie bericht van 29 december) was er geen taxi terug geregeld.

São Vicente met zicht op de haven van Mindelo.

Het eerste stuk vanaf de top is een stijl geplaveid wandelpad zonder autowegen en geeft toegang tot een vallei waar het minder stijl is en wel een autoweg loopt. Wij waren van plan op dit eiland 5 dagen rond te trekken met onze bagage en dan pas met de veerboot terug te keren naar São Vicente. Lianne kon de dagen eigenlijk niet missen om aan haar thesis te werken en had zelfs een vergadering de volgende dag. Benno wilde hier wel een soort van rekening mee houden maar ik merkte dat hij het ook niet heel erg vond om hier nog een paar dagen rond te wandelen, het was immers adembenemend mooi! Door binnenkomende wolken aan de noordkant van het eiland is hier genoeg zoetwater voor plantages en andere groene planten. En door de zeewind vanaf het noorden is er altijd wel een verkoelend briesje om de 30 graden in volle zon te doorstaan. Vanaf de top zie je de vallei echt veranderen, waarbij steeds meer beekjes samen de grote beek vormen die door de hele vallei loopt naar zee. Het meeste dat we zagen waren de lange suikerrieten met hun mooie pluimen, maar er werden ook koffiebonen, bananen, bonen en papaja’s verbouwd.

Na een paar uur wandelen bereikten we de autoweg en iets verderop het restaurantje waar we wilden lunchen. Alle gerechten leken ons lekker en met vier personen bestelden we vijf gerechten! Allemaal gerechten met lokale ingrediënten en zeer goed op smaak gebracht. Alles wat je nodig had voor een wandeling op zo’n warme dag. Door het levensmotto “No Stress, Cabo Verde” op de Kaapverdische eilanden, was onze lunch uitgelopen tot bijna 14.00 uur. Na de lunch moest er toch de beslissing worden gemaakt door B&L om terug te keren naar de stad, waar de veerboot om 16.00 weer vertrok naar São Vicente. B&L namen ter plekke het besluit een taxi terug te nemen richting de veerboot en buiten het restaurant werd er gevraagd aan iemand wat er allemaal reed, en of hij iets kon regelen. Want met “Cabo Verde, No Stress” in het achterhoofd zou het nog krap worden om de veerboot te halen.

Moedergeit met babygeitjes.

Toen reed er opeens een klein wit Jeepje langs en Benno herkende de bestuurder. Het was een Nederlands stel dat zij blijkbaar van hun #boatlife reizen kenden. Ze konden sowieso tot het dorpje aan zee een lift krijgen en vanaf daar was er een grotere kans op een taxi verder. Ze stapten in en weg waren ze. Achteraf hoorden we dat ze een lift hadden gekregen direct naar de veerboot terminal. Ik kon het eigenlijk niet geloven dat dit gebeurde maar later die week werd me duidelijk dat Santo Antão eigenlijk één groot dorp was. Elke vallei of kustplaats had zijn eigen sfeer en iedereen wist wat er op het eiland speelde. Omdat wij veel wandelingen maakten met hoogteverschil leek alles natuurlijk enorm groot.

Het afscheid was dus abrupt maar volledig te begrijpen. Wij hoopten na onze paar dagen wandelen B&L nog één dag te zien op São Vicente. Er stond immers ook nog Nederland – Argentinië op het programma! Het weer op de oceaan werd beter en Benno stuurde dat ze waarschijnlijk in de komende dagen gingen uitvaren. Wij zouden op vrijdag de veerboot terug pakken naar de haven waar Saga lag en hoopten op zijn minst het bruidspaar uit te kunnen zwaaien voor de oversteek. Benno had ons al ten strengste verteld dat je niet op vrijdag uit kon varen, want dat brengt ongeluk. En aangezien hij een man van principes is hadden we kunnen verwachten dat ze voor vrijdag al weg waren…

4 Zeilboten die op vrijdag vertrokken. Nooit meer iets van vernomen…

Op donderdagavond sliepen wij in een hotelletje met dakterras met uitzicht op São Vicente. Ik zocht op de live tracker hun locatie. Ze zouden in mijn zicht moeten zijn op kilometers afstand, ik beeldde me in dat ik ze zag, maar het kan ook een cruiseschip zijn geweest. Die vrijdagochtend namen we de veerboot terug en terwijl we de haven van Mindelo binnen vaarden zag ik de ene na de andere zeilboot die uitvaren. Er waren er meer die op goed weer zaten te wachten! Maar B&L liepen voor op de negen Nederlandse boten die na hun waren vertrokken. Ook dat is #boatlife.