Bequia

Na vier dagen op de Tobago Cays was de wind wat gaan liggen en leken de omstandigheden bijna perfect om koers te zetten richting Bequia (zeg: bek-wee). En ondanks het feit dat de koers nog net iets tegen de wind in was, vonden we het eigenlijk helemaal niet erg om een klein beetje te moeten laveren. Dit was sinds lange tijd weer een echt leuke zeiltocht. Wat de tocht nog mooier maakte was dat er continue mooie eilanden in het zicht waren. Zo waan je je eigenlijk helemaal niet op de grote zee en is het bijna alsof je op het IJsselmeer vaart, maar dan met prachtige bergachtige eilanden. En bij Bequia hield de natuurschoonheid niet op. We voeren hier de schitterende baai binnen, omringd door hoge, groen begroeide bergwanden. Door de mooie zandbodem ging het ankeren vlot, en voor we het wisten lagen we weer op een heerlijk plekje.

De volgende dag gingen we met de rubberboot naar het hoofdplaatsje van het eiland toe om wat boodschapjes te doen. Bequia maakte een vriendelijke indruk en we konden merken dat het een favoriete bestemming is van veel zeilers. Lianne had van tevoren online gelezen dat de seafood chowder, een soort vissoep, bij Coco’s restaurant een aanrader was. En we werden niet teleurgesteld. Voor een hele schappelijke prijs kregen we een kom vol met heerlijke bouillon, maar vooral grote brokken tonijn en lambi.

De plannen om het eiland wat meer te verkennen kwamen samen tot een grote wandeling met als hoogtepunt Mount Peggy. Mijn wandelkaarten (apps) waren niet helemaal compleet voor Bequia, dus het was een beetje gokken of de wandeling precies zo uit zou pakken als voorzien. Het eerste stuk langs de baai waar ook Saga voor anker lag sprak voor zich en was al een schitterende start van de wandeling. Langs dit wandelpand bevinden zich verschillende restaurants en duikscholen, afgewisseld met rotsachtige kliffen en mooie stranden. Toen we langs het restaurant genaamd de ‘Fig Tree’ liepen, werden we vriendelijk begroet door een aantal honden die er wel zin in hadden om even uitgelaten te worden. En voor we het wisten hadden we een hele roedel achter ons aanlopen, wat natuurlijk best gezellig was.

Het duurde niet lang voordat we al een heel eind van de Fig Tree waren verwijderd, maar de roedel liep nog vrolijk met ons mee. We raakten aan de praat met een bewoner die de honden herkende. We vroegen of ze dat wel vaker deden. Hij vertelde dat Miss Johnson’s honden regelmatig met vreemden meeliepen, en dat ze altijd de weg terug wisten te vinden. Met een gerust hart lieten we dus aan de voet van Mt. Peggy de honden achter en begonnen we onze beklimming. Het duurde eventjes voordat we het juiste pad hadden gevonden en hadden daarbij wat onnodige hoogtemeters gemaakt, maar uiteindelijk vonden we de opgedroogde beek/waterval die we tot vrijwel de top konden volgen. Het uitzicht was schitterend. We konden ten zuiden van ons alle eilandjes zien, tot en met Grenada, waar we tot dan toe waren geweest. En ten noorden zagen we St. Vincent liggen. Het was een buitengewoon mooi gezicht.

Na een korte snack begonnen we aan de afdaling richting Friendship Bay. Hier konden we via het strand naar de voet van Mount Pleasant wandelen om via daar terug te gaan richting Port Elizabeth. Langs dit strand besloten we om even te stoppen voor twee glaasjes ginger ale, wat inmiddels onze favoriete frisdrank is geworden in de Caraïben. De bar waar we waren gestopt was onderdeel van een groot, luxe resort. En wat ons opviel was de hoge leeftijd van de gasten. Nu hadden we al wel begrepen dat Bequia in trek was bij welvarende Britse en Amerikaanse ouderen, maar de sfeer die het hier met zich mee bracht werkte een beetje deprimerend op mij in. Het was een beetje alsof we in de bar van een decadent bejaardentehuis terecht waren gekomen. En op zich was dat allemaal wel prima, was het niet voor het feit dat we (helaas) probleemloos mee konden luisteren met de gesprekken die gevoerd werden. En een bepaald gesprek raakte bij mij een beetje een gevoelige snaar. Een vrouw vroeg namelijk de vriendelijke barman waar hij was op een voorgaande avond. De barman vertelde dat hij naar een begrafenis op St. Vincent was. In plaats van hem te condoleren reageerde de vrouw echter met haar beklag dat de bar niet optimaal functioneerde zonder zijn aanwezigheid, en dat hij gemist was. En opeens kon ik me niet meer anders inbeelden dan dat al die bejaarden op deze mooie plek zelfingenomen gevoelloze alcoholisten waren. Ik wilde hier zo snel mogelijk weg.

Het pad dat ons over Mt. Pleasant terug zou leiden bleek helaas niet te bestaan. De geasfalteerde weg hield abrupt op, waarschijnlijk net als het geld waar dat project mee was betaald. Dat betekende dat we ergens een enorm steile helling op moesten gaan wandelen, waar mijn kaarten in ieder geval aangaven dat er géén weg zou zijn, in tegenstelling tot onze eerste optie. Tegen beter weten in ben ik vooruit gegaan en vond ik een overgroeid pad wat ons wel eens uit de brand zou kunnen helpen. Ik liep terug om Lianne op te halen, en ze vond het wel de moeite waard. Een goed alternatief was er dan ook niet echt. Gelukkig bleek het pad effectief ergens heen te gaan en kwamen we aan de andere kant van Mt. Pleasant uit, tussen de villa’s. Vanaf daar was het alleen nog afdalen richting Port Elizabeth, en inmiddels hadden we besloten om maar bij de Fig Tree te gaan lunchen om te zien of de honden hun weg terug naar huis hadden gevonden.

Bij de Fig Tree bestelden we, naast heel veel water en ginger ale, twee roti’s met kip, zoals we ze in Nederland ook wel kennen van de Surinaamse restaurants. Omdat de kip op was, maar ze ons niet wilden teleurstellen, duurde het zo’n drie uur voordat we eindelijk onze lunch hadden. We konden ons hier echter niet zo druk om maken. We zaten lekker in de schaduw en er speelde een man op steel drums heerlijke achtergrondmuziek. Er was een cruiseschip aangekomen in Port Elizabeth dus het restaurant zat vol met dikke Amerikaanse toeristen die zich tegoed deden aan de Caraïbische cocktails. Toen de muzikant was gestopt met spelen, de Amerikaanse toeristen alweer met hun tenders naar het schip waren gebracht en ons vochtbalans weer helemaal op orde was, kregen we eindelijk onze roti’s. Men zegt wel eens dat honger het beste kruid is, maar deze waren echt wel het wachten waard!

Terwijl wij net wilden beginnen met eten kwam de eigenares bij ons aan tafel zetten om uit te leggen dat we met kiproti’s net een wat ongelukkige keuze hadden gemaakt, omdat geit, vis en vegetarisch vlot beschikbaar waren, maar dat de kip nog ergens gehaald moest worden. We legden uit dat we het allemaal geen probleem vonden en begonnen te praten over de hot sauce. Het was ons namelijk opgevallen dat ze het eten soms minder pittig maken voor de toeristen. De eigenares probeerde dat wat te nuanceren, maar uiteindelijk moest ze ons gelijk geven en vertelde ze ons dat we daarom altijd maar moesten vragen naar hot sauce. Ze legde zelfs uit hoe ze de hot sauce zelf maakte voor de Fig Tree. Toen Lianne een flinke scheut bij haar roti deed merkte ze op dat het een royale hoeveelheid was, maar één scheut werden er drie, en voor mij misschien wel meer. Wij lusten ons eten namelijk wel behoorlijk pittig!

We kwamen er achter dat de eigenares Miss Johnson was en vertelde het verhaal van de honden. Ze moest er wel om lachen dat we ons een beetje zorgen maakte over het richtingsgevoel van de hond, dat vond ze echt iets voor mensen uit de grote stad. Ze vertelde dat ze ooit een boekenwinkel had, maar dat hier geen toekomst meer in zat en ze daarna het restaurant had geopend. Ze had het echter nooit echt los kunnen laten dat ouders maar net genoeg geld hadden om de lesboeken te kopen, en dat leesboeken voor kinderen alleen werden gekocht door de ouders van kinderen op de zeilboten. Daarom was ze zo’n tien jaar geleden een leesclub gestart in de Fig Tree waar kinderen op zaterdagmiddag konden komen lezen, met hulp van vrijwilligers op het eiland. Wij werden zelfs uitgenodigd om de komende zaterdag ook te komen helpen, mochten we daar zin in hebben. Zonder een belofte te maken lieten we weten dat we daar wel interesse in hadden.

Iets minder leuk waren de golven die op een vreemde manier de baai in kwamen. Af en toe konden ze Saga zo laten rollen dat we alles vast moesten zetten alsof we op de Oceaan waren. Dat kwam natuurlijk onze nachtrust ook niet ten goede. Daarom besloten we om ons tweede anker in te schakelen als hekanker. Daarmee trokken we de boot 90 graden om, zodat de wind op de zijkant stond, en de golven op de punt. Dit scheelde enorm! Toch werden we ‘s nachts weer wakker omdat alles tekeer ging. Toen de slaapdronkenheid overging in slaapbrakheid waren we helder genoeg om te realiseren dat de wind was gedraaid en we bijna over ons hekanker heen waren gedraaid. Als laatste reddingsmiddel gooide ik het parapluankertje uit die we normaal gesproken gebruiken voor de rubberboot en kajak, om toch achterkant van de boot maar de goeie kant op te trekken. Wonder boven wonder was dit succesvol ondanks het lichte briesje wat uit de verkeerde richting in de baai stond. Met drie ankers uit lagen we eindelijk goed terwijl alle andere boten in de baai nog tekeer gingen. Ik was best wel een beetje trots en viel zo weer in slaap.

Natuurlijk moest er ook nog gesnorkeld worden in Bequia. De eerste spot was vlak naast de boot en voor de andere moesten we een klein stukje varen. Zeker de tweede spot was weer echt spectaculair. Deze keer niet zozeer vanwege de mooie visjes maar vooral door het koraal en de grillige rotsachtige bodem. Daarnaast moesten we vlak langs de Amsterdam varen om er de komen. Deze klassieke Nederlandse driemaster wordt tegenwoordig gebruikt voor cruisetochten. De passagiers mogen zoveel helpen met het zeilen als ze willen. We probeerden een praatje te maken met de bemanning, maar tot onze verbazing sprak niemand Nederlands, en ze vonden ons maar een beetje raar.

Inmiddels was het alweer zaterdag en wij waren op weg naar de Fig Tree om bij de boekenclub te gaan helpen met het lezen. Miss Johnson was erg enthousiast om ons daar te zien en gaf ons een korte instructie voor het helpen van de kinderen. Lianne en ik kregen beiden twee kinderen tussen de 9 en 10 jaar aangewezen om te helpen. En dit was een stuk moeilijker dan we hadden gedacht! Het niveauverschil tussen de kinderen was namelijk best groot en het was moeilijk te achterhalen of ze alleen maar de woorden aan het oplezen waren of dat ze echt de tekst begrepen. Toch was het erg gezellig en hing er een hele goede sfeer. De kinderen vonden het echt leuk om daar te zijn en je merkte dat ze de hulp waardeerden. Het was in ieder geval een hele mooie afsluiting voor onze tijd op Bequia.

Union Island en de Tobago Cays

Het waaide windkracht vijf, af en toe zes, toen we vertrokken vanuit Carriacou richting Union Island, onderdeel van Saint Vincent and the Grenadines. Gelukkig was het maar een kort tochtje, dus we voeren met relatief weinig zeil die kant op. Als het meer dan 20 knopen waait gaat er voor mij eerlijk gezegd het zeilplezier er wel vanaf. De finetuning van de zeilen komt dan niet meer zo nauw en de golfopbouw zorgt meestal voor een afname in snelheid. Zeker als de wind vlagerig is, wat rond eilanden vaak het geval is, is het soms frustrerend zeilen. Wij hebben namelijk liever minder dan meer zeil aan de mast, waardoor de snelheid er soms helemaal uitgaat als er wat minder wind staat. Wat de tocht nog wel aangenaam maakte was het uitzicht. Union zag er super indrukwekkend uit door de restanten van de oude vulkanen: het wordt ook wel het Tahiti van de Caraïben genoemd.

Om te bepalen waar we gaan aanleggen of ankeren gebruiken we verschillende informatiebronnen. Navily is een app waar ankerplaatsen en havens door gebruikers beoordeeld worden. Omdat deze app het meest gebruikt lijkt te worden, staat hier meestal de meest recente en relevante informatie in. Ook in onze navigatieapp Navionics zit een vergelijkbare functionaliteit, maar deze is vaak iets minder up-to-date. Daarnaast hebben we een pilot guide van de Caraïben. In dit boek staat nog uitgebreidere informatie over navigatie, immigratieprocedures en toeristische attracties, maar deze informatie lijkt typisch nog minder recent dan Navionics. Uiteindelijk gaan we het liefst af op tips van mensen die we tegen zijn gekomen, maar helaas hadden we nog geen gouden tip gekregen voor Union. Daarom besloten we maar om een ankerbal op te pakken in het plaatsje Clifton omdat hier de douane van het eiland zit en we toch niet zo lang zouden blijven. Achteraf gezien hadden we mooier ten westen van Frigate Island kunnen gaan liggen, maar zoals mijn vriend Wouter altijd zegt: “Achteraf is mooi wonen.”

Het zou de eerste keer worden dat we een ankerbal op zouden pakken. Het zou ook de eerste keer worden dat we in aanraking zouden komen met de zogenaamde boat boys. De boat boys varen je in houten boten met zware buitenboordmotoren tegemoet om je te helpen met ankeren of aanmeren en verwachten daarvoor een vergoeding. Daarnaast bieden ze je van alles aan, van vis, groente en fruit tot wiet en andere drugs. Als ze het niet aan boord hebben, kunnen ze het voor je regelen. Over het algemeen hebben ze geen goede reputatie door hun aandringende gedrag en hun relatie tot lichte misdaad. Onze boat boy in Union was daarentegen zeer vriendelijk, wachtte rustig af tot we op ons eigen houtje een mooie boei gevonden hadden en hielp ons goed, zonder met zijn boot tegen Saga aan te botsen. We gaven hem 20 EC$ (ongeveer 7 euro) waar hij tevreden mee was.

Vlak nadat we lagen kwam de bananabreadman langs om, je raadt het al, bananenbrood te verkopen. Omdat we op Navily super goede reviews van het bananenbrood hadden gelezen besloten we er maar om er eentje te kopen. “Hoe duur is dat?” vroegen we. 35 EC$ mocht het stukje bananenbrood maar liefst kosten. Tegen beter weten in gingen we akkoord en gaven hem 40 EC$. Hij had echter niet voldoende wisselgeld, dus dat zou hij wel gaan halen aan de wal. Hij legde uit dat hij toch sigaretten moest gaan halen. Wij hadden ons verlies eigenlijk al genomen, dus gingen maar akkoord met de verwachting dat hij niet meer terug zou komen. Vlak voordat hij vertrok vroeg hij tussen neus en lippen door of wij nog wat behoefte aan wiet hadden. Eerst wist ik niet helemaal zeker wat hij bedoelde, maar ik had geen zin meer om nog meer geld uit te geven dus gaf negatief op zijn rekwest.

Even later kwamen de park rangers langs, die de boeien beheren, en mochten we 60 EC$ per nacht aftikken. Het was wel jammer om weer voor onze ligplaats te moeten betalen na een lange tijd ankeren, maar het gebruiksgemak maakt het wel de moeite waard omdat de ankerplaats anders erg krap was. De ankerbal bestaat trouwens uit een groot betonblok op de bodem waar een touw aan verbonden is die met de boei drijvende wordt gehouden. Aan het einde van dat touw zit een lus waar je de boot aan vast maakt. Het grootste voordeel hiervan is dat de betonblokken niet bewegen en daardoor het koraal niet beschadigd wordt in vergelijking tot het ankeren, waar typisch veel schade mee wordt aangebracht aan het koraal.

Vanaf Saga hadden we een mooi uitzicht op het koraalrif waar volop gekitesurft en gewingfoild werd. Kijkend naar het schouwspel op het water begonnen we aan een plakje bananenbrood, omdat we inmiddels toch best trek hadden. En dat werden al gauw twee plakken. Toch niet gek, dat bananenbrood. Tot onze verbazing kwam de bananabreadman even later toch nog opdagen met het wisselgeld. Gezien de enorme joint waar hij blijkbaar veel plezier van had, hadden we hem achteraf gezien toch niet verkeerd begrepen. Het was wel een grappige gewaarwording.

De volgende dag bliezen we weer de kajak op om aan wal in te klaren en een wandeling te maken richting Ashton, het andere plaatsje op het eiland. Omdat we gelijk weer meerdere malen drugs aangeboden kregen, kregen we toch wel een ander gevoel van de sfeer op dit eiland ten opzichte van Grenada en Carriacou. Ashton bleek niet super interessant, dus besloten we maar een pad in te wandelen wat we onderweg tegenkwamen. Deze liep tot aan Frigatte Island en bood erg mooie uitzichten op de baai en bood bovendien nog een inzicht in de mangroves dankzij bordjes langs het pad. Ook de krakkemikkige, maar sfeervolle bruggetjes droegen bij aan de ervaring. Aan het einde van het pad kwamen we eigenlijk bij de andere ankerbaai waar een aantal bootjes idyllisch geankerd lagen. Een doorn in ons oog was wel dat de zeilers vuilniszakken achter lieten naast een vuilnisbak die daar duidelijk niet voor bedoeld was. Jammer genoeg drukte dit mijn plezier meer dan ik graag toe zou geven.

Op de terugweg besloten we om eens bij de surfschool langs te lopen om te horen hoeveel een lesje kiten mocht kosten. Van tevoren hadden we bedacht dat we voor zo’n 100 euro per persoon wel interesse hadden. Het is nota bene één van de beste plekken ter wereld om te leren kiten. Een vriendelijke vrouw liep ons tegemoet en vertelde ons dat 2,5 uur les met z’n tweetjes 195 USD per persoon zou kosten. Toen wij aangaven dat dit boven ons budget was bleek er nog wat onderhandelingsruimte te zijn, maar tot een deal zijn we niet gekomen. Daarom vertrokken we de volgende dag maar op tijd naar de Tobago Cays na twee nachtjes op Union Island.

Het was wederom een winderige dag en de windmeter zakte niet tot onder de 20 knopen. Tot overmaat van ramp was de koers precies tegen de wind in. Gelukkig was het aan de andere kant maar een uurtje varen, dus we zagen het wel zitten. Van Britse cruisevrienden hadden we gehoord dat de ankerballen tussen de twee eilandjes het mooiste waren. Toen de boat boy van de Tobago Cays ons tegemoet kwam, lieten we hem daarom weten dat we daar graag aan wilden liggen. Wederom werden we goed geholpen en op de vraag hoeveel hij van ons wilde hebben voor zijn diensten antwoordde hij dat we nu niets zouden hoeven betalen als we bij zijn restaurant zouden komen eten. In reactie daarop wilde ik dan wel eens weten hoeveel hij rekende voor zijn strandbarbecue. De kreeft mocht 130 EC$ kosten en kip met vis 80. Omdat we erg lage verwachtingen hadden dat hij onze vorige ervaring met de kreeft zou kunnen overtreffen, en omdat we enigszins gierige Hollanders zijn, besloten we onze winst te pakken door nu niets te hoeven betalen en voor de kip met vis te gaan. Daarbij zou hij ons nota bene op komen halen vanaf de boot, zodat wij niet met een nat pak door de kajak bij de kant aan zouden komen. Grappig hoe je jezelf rijk kunt rekenen terwijl je aan het einde verhaal gewoon wel geld uitgeeft, niet?

In de tussentijd gingen we naast de boot snorkelen. Het schijnt namelijk meestal wel een goed idee te zijn om het ankerbalgerei te inspecteren. Tot mijn verbazing lag er een enorme pijlstaartrog half ingegraven naast het grote blok beton waar Saga aan vast lag. Dat was wel even een indrukwekkend momentje. De enorme variëteit aan visjes die hier rond zwommen was ook schitterend. Terug aan onze kant van de Oceaan konden Lianne en ik op een gegeven moment de verschillende soorten rifvissen wel herkennen. Hier kunnen we dat denk ik wel vergeten.

De avond viel en Lianne en ik waren ons rustig aan het voorbereiden op de strandbarbecue. Natuurlijk zaten we al helemaal klaar toen we opgehaald werden. Maar voordat we naar de kant gingen moesten we nog twee andere mensen ophalen. Dit bleken twee Amerikanen te zijn op een grote motorcatamaran. Ze kregen het niet helemaal voor elkaar om hun lijnen door de ankerbal te krijgen en door de vlagerige wind had de boat boy ook moeite om de boot netjes op zijn plek te houden. Ik bood aan een handje te helpen en toen was alles natuurlijk zo gepiept. Aan boord raakten we al een beetje met elkaar aan de praat en we besloten gezamenlijk aan een tafeltje te gaan zitten om het gesprek voort te zetten. Tot onze verbazing hadden ze hun eigen wijn meegenomen naar de barbecue, iets wat blijkbaar wel vaker gebeurt maar wat wij niet zo gewend zijn. We kregen een glaasje wijn aangeboden voor onze hulp en bestelden daarnaast nog een rum punch. We spraken over New York, politiek en bootjes. Ik vertelde dat mijn broertje mij na zijn tijd in New York had geleerd hoe je daar pizza moet eten, wat ze volledig goedkeurden. Zij vertelden dat hun eerste boot een 60 voet powerboat was, maar dat ze daar eigenlijk helemaal niet mee konden varen. Nu huurden ze maar gewoon een boot als ze daar zin in hadden. Een week later hadden ze al weer plannen om naar Fiji te gaan voor een strandvakantie. Toen de rekening eenmaal kwam hadden ze van de barbecue allemaal dingen erbij verzonnen, want dat was een stuk duurder dan twee keer vis met kip en twee rum punch, maar we hadden geen zin om daar een punt van te maken. Het was een gezellige avond.

De volgende dagen stonden in het teken van snorkelen en, voor Lianne, een beetje werken. Het snorkelen op de Cays was echt fantastisch. De schildpadden zijn er namelijk behoorlijk tam en laten mensen dichtbij komen terwijl ze rustig aan het grazen zijn. Op sommige momenten hadden we meerdere schildpadden om ons heen die in volledige rust lekker aan het eten waren. Met fascinatie keken wij naar hun sierlijke zwemkunsten. Af en toe zagen we een pijlstaartrog langszwemmen, de bodem was bezaaid met enorme zeesterren en we zagen ontelbare andere kleine visjes. Op een van de laatste dagen maakte ik nog een kleine wandeling op één van de onbewoonde eilandjes. Hier kon ik nog een glimp opvangen van de zeldzame Tobago Cay Iguana. Deze grote hagedis wordt meer dan een meter lang, en ik weet zeker dat degene die ik heb gezien nog een stuk groter was dan dat!

Uiteindelijk zijn we vier nachtjes gebleven op de Tobago Cays. Dit was wel echt een paradijsje op aarde.