Groene grasvelden, vervallen kastelen en gezellige pubs zijn misschien wel de meest karakteristieke kenmerken van Ierland. Dankzij een heerlijke volle nacht slaap hadden we weer voldoende energie om eens in de buurt van Kinsale te zien of het gras echt groener is en de Guinness beter smaakt. En verdraaid als het niet zo is. Onderweg naar Charles Fort, een bastion in de buurt van Kinsale, werden we getrakteerd op een mooi glooiend groen landschap met rotsige kliffen die ons deden denken aan onze tijd in Zweden. Op de terugweg liepen we een pub binnen voor lunch en kwamen toevallig Jon, Megan, Daxton en Ronan van de Zephyros tegen die precies hetzelfde plan hadden. We spraken af om ‘s avonds een spelletje te gaan spelen, maar wij liepen verder naar een andere pub omdat het nogal druk was. Uiteindelijk kwamen we terecht in ‘The Spaniard Inn’ waar we een heerlijke seafood chowder aten en een pint Murphy’s dronken, de Ierste stout die vooral in het zuiden wordt gedronken.
De volgende dagen probeerden we het tempo nog een beetje laag te houden, maar de gezelligheid van Zephyros wilden we niet missen. Na het plezier dat we hadden gehad met Regenwormen leek het ons wel leuk om Frank’s Zoo te introduceren en dat sloeg gelijk aan. We zijn gezamenlijk naar een kasteelruïne in de buurt van Kinsale gewandeld en zijn met de bus naar Cork gegaan. In Cork hadden we de mazzel dat een aantal van de historische gebouwen open huis hadden. Het toeristenbureau had ons aangeraden om bij de Vrijmetselaars op bezoek te gaan, omdat zij een bijzonder aangeklede vergaderzaal hebben. Hier bleek geen woord bij gelogen. De zaal was zeer indrukwekkend en voor een geheime organisatie waren de leden zeer open. Toch kregen we allemaal een vreemd gevoel bij de mannen en zeker Daxton raakte niet uitgepraat over de geheime handdrukken en rituelen. Elke avond werd afgesloten met een potje Frank’s Zoo.
Helaas werd het na een paar dagen Kinsale tijd om afscheid te nemen van Zephyros. Wij wilden verder naar het oosten, zij naar het westen. We hadden besloten om koers te zetten naar Dunmore East. Dit is een kleine vissershaven waar we aan een gastensteiger zouden kunnen aanmeren. Het was lastig om de havenmeester te pakken te krijgen en het is altijd een beetje vervelend als je niet helemaal zeker bent van een plekje in een onbekende haven. Toen we aankwamen was het ook niet gelijk duidelijk waar we konden gaan liggen. De gastensteiger lag eigenlijk vol met lokale boten en rubberboten, die vlot en een beetje stiekem werden verplaatst toen wij eraan kwamen. We lagen op zich goed, maar voelden ons toch niet helemaal op ons gemak. We besloten de volgende dag door te varen de rivier op, richting Waterford. Omdat het tij pas rond de middag in ons voordeel zou werken, konden we wel mooi een wandelingetje maken door Dunmore. Dat was dik de moeite waard.
Ook de tocht de rivier op was schitterend. Vlak na onze wandeling vertrokken we op alleen het fokje, tegen een beetje stroom in, omdat we tijd genoeg hadden. Toen we eenmaal op de rivier waren ging het motortje erbij aan en konden we met de stroom mee vlot naar Waterford. Het is meer dan een jaar geleden dat we op een rivier voeren en we genoten er enorm van om weer continue lekker om ons heen te kunnen kijken naar mooie bossen, kliffen en schattige dorpjes. De havenmeester van Waterford had een plekje voor ons geregeld en we lagen mooi aan een ponton middenin de rivier.
Waterford zelf is ook een hele leuke stad. Rond het jaar 900 zijn de Vikingen net als ons de rivier opgevaren en hebben daar de stad gesticht. Het oudste deel van de stad heeft daar nog veel kenmerken van en de Vikinggeschiedenis wordt flink omarmd. We kochten een combiticket voor vier musea en een wandeltocht met gids en hebben meer geleerd over Waterford dan elke stad waar we tot nu toe hebben gewoond. Omdat we nog even moesten wachten tot de wind goed stond om door te varen naar Dublin zijn we ook een dagje met de bus naar Kilkenny geweest. De hoofdattractie hier was een mooi kasteel waar we onze ogen uit hebben gekeken.
Van Waterford naar Dublin was 100 mijl varen. Omdat we eerst de rivier af moesten varen was het helaas niet mogelijk om optimaal gebruik te kunnen maken van de stroom en daarom was een nachttocht onvermijdelijk. Technisch gezien zijn we niet echt naar Dublin gevaren, maar naar Dún Laoghaire (zeg: Dunleary), van waaruit we met de trein makkelijk naar Dublin konden gaan. We kwamen ‘s ochtends rond 10 uur aan en toen Saga netjes lag zijn we eerst lekker een Full Irish breakfast gaan halen bij een cafeetje en hebben we voldoende koffie gedronken om ondanks ons slaapgebrek enigszins te kunnen functioneren. Er stond niet veel op de planning, behalve de was doen. Sinds Kinsale was dat namelijk nog niet gelukt: in Kinsale zelf hadden we drie tassen was naar de machines bij de supermarkt gesleept, maar werden onze kaarten niet geaccepteerd en in Waterford was de wasmachine kapot. Maar driemaal is scheepsrecht en in Dún Laoghaire is dat allemaal gelukt.
Natuurlijk stond een bezoekje aan Dublin op onze agenda en omdat ik graag Guinness drink leek een bezoek aan de Guinnessfabriek me wel een leuk uitje. Zonder ons er echt in te verdiepen hadden we de dag van tevoren kaartjes gekocht (€26 per stuk!) en vertrokken de volgende ochtend vol goede moed naar Dublin. We stapten vlak bij Trinity College uit en onder het genot van een bakje koffie planden we de dag. Onze eerste stop was Trinity College. We hadden gezien dat er een oud boek te zien was in de universiteitsbibliotheek, maar toen we zagen dat we hier €18,50 p.p. voor moesten betalen sloegen we dit toch maar over. Onderweg naar de Guinness Fabriek liepen we langs een toeristen kantoortje om toch wat professioneel advies in te winnen. Grappig genoeg sprak de Waalse medewerker een goed woordje Nederlands en gaf ons een paar uitstekende tips voor ons bezoek, waaronder een aantal gratis musea en twee leuke pubs om ‘s avonds wat te eten.
Onderweg naar de Guinness Fabriek zijn we nog gestopt bij een kasteel en een museum met oude spullen en boeken en bij een kleine kiosk naast Saint Patrick’s Cathedral hebben we heerlijke tosti’s gekocht. Uiteindelijk kwamen we alsnog een half uur te vroeg aan bij de Guinness Experience en hier begon ik opeens te twijfelen of dit wel een activiteit was die bij ons past. De touringcars en wachtrijen gaven eerder het gevoel van een pretpark dan van een interessant museum en vanaf hier ging het alleen maar bergafwaarts. Toen we eenmaal binnen waren liepen we in een menselijke file langs de bordjes waarop uitgelegd stond hoe de Stout wordt gemaakt. Terwijl wij probeerden de informatiebordjes te lezen schuifelde de meute verder, blijkbaar ongeïnteresseerd in dit stuk van de Guinness Experience. Op de volgende verdieping ging het alleen maar over selfies maken voor het getal 232 in neonletters. Voor ons interessant als de perfecte temperatuur om het gerst voor Guinness te roosteren, voor de anderen vooral als instagrambewijs dat je in Dublin bent geweest. De rest van de Guinness Experience voelde vooral als een grote reclame, maar omdat we het toch al graag drinken was het dus vrij saai. Zelfs de gratis pint konden we niet met veel plezier opdrinken vanwege de grote drukte en het benauwde klimaat op de bovenste verdieping van het gebouw. Ik zou het dus niemand aanraden om hier heen te gaan. Je geniet meer van je Guinness in een gezellige kroeg met goed gezelschap.
Enigszins beteuterd zetten we onze ontdekkingsreis van Dublin verder. Gelukkig zat de sfeer er al weer snel in en het natuurhistorisch museum en het archeologisch museum waren enorm de moeite waard. Even later aten we een stoofpotje en een seafood chowder in de Hairy Lemon onder het genot van een… Murphy’s! Tot slot liepen we nog door het Temple Bar district om misschien nog een pint te drinken en te luisteren naar een Iers bandje, maar de dag was al lang genoeg en we hadden alweer plannen gemaakt om de volgende dag door te varen naar Noord-Ierland.