Terug naar huis

Voor de zekerheid waren we de dag ervoor nog even langs de havenmeester gelopen om te vragen of de waterdiepte voldoende zou zijn om ‘s ochtends vroeg net na eb uit te varen. Hij verzekerde ons dat het wel zou lukken en mijn eigen berekeningen zeiden dat gelukkig ook. We voeren voor zonsopkomst de haven van Eyemouth uit met het gevoel nu écht op de terugreis te zijn. Een vissersboot voer vlak achter ons de haven uit en keerde noordwaarts waar wij verder naar het zuiden gingen.

We hadden een redelijk windje en konden nog aardig zeilen. Maar het begon wel erg koud te worden aan boord. Onder ons zeilpak droegen we beiden een thermobroek en joggingbroek en zoveel mogelijk laagjes aan thermoshirts en fleecetruien als comfortabel was. Het hoogtepunt van deze tocht was het Bamburgh Castle, waar we vlak langsvoeren. Lianne heeft namelijk alle afleveringen van The Last Kingdom gezien, waarin dit kasteel in belangrijke rol speelt.

We kwamen voor zonsondergang aan in Newcastle Upon Tyne aan en werden opgevangen door onze vrienden van de Rockhopper, die daar al een tijdje verbleven. Het havenpersoneel was wederom bijzonder vriendelijk en ze hadden zelfs de moeite genomen om de Nederlandse en Amerikaanse vlag te hijsen voor hun buitenlandse gasten.

De volgende dag stond alweer in het teken van onze reis naar Nederland met de ferry. Het hele idee dat we met een andere boot terug gingen varen dan met onze eigen boot stond me een beetje tegen, maar aan de andere kant heb ik het altijd al een leuk idee gevonden om met de ferry naar Engeland te varen, dus ik had er eigenlijk vooral zin in. Qua planning kwam het goed uit om nog even in het restaurant van de haven te lunchen en we trakteerden onszelf op een heerlijke bak mosseltjes. Hierna haalden we onze rugtassen op aan boord en konden we zo de ferry oplopen, want die vertrekt praktisch naast de jachthaven. De ferry overtrof al onze verwachtingen. Onze hut was ruim en had zelfs een wc en douche, wat wij grappig genoeg niet vanzelfsprekend achten op een boot. Daarnaast was er overal entertainment in de verschillende kroegen en uitgaansgelegenheden en er was zelfs een grote tax free winkel aan boord. Het eten was bovendien boven verwachting goed, wat tot gevolg had dat ik eigenlijk teveel had gegeten voor een goede nachtrust.

Onze tijd in Nederland was uiteindelijk kort maar krachtig, want Lianne heeft de baan in Groningen gekregen. Maar we wilden snel weer terug naar Saga en vooral snel met Saga terug naar Nederland. We keken overigens wel uit naar de terugreis. Er was storm voorspeld en onze vrienden van de Rockhopper hadden vanwege het slechte weer in Newcastle besloten om de mini cruise van de ferry te doen, en zaten dus bij ons aan boord op de terugreis. Qua storm was er windkracht 8 tot 9 voorspeld, en wij waren wel benieuwd hoe de grote veerboot daar mee om zou gaan. Maar de kapitein was ook niet op zijn achterhoofd gevallen en voer, tot onze teleurstelling, grotendeels om de storm heen. Alleen het laatste stuk, tijdens het ontbijtbuffet, hadden we serieuze golfopbouw en we vroegen ons af of er gewoon minder mensen aan boord waren of dat iedereen ziek in hun hut zat, want het buffet was minder goed bezocht dan op de heenreis. Wij merkten er verder niet zoveel van. Ei, worst, spek, gebakken paddestoelen… ons ontbijt ging er zonder problemen in. Wel was het indrukwekkend om te zien hoe de golven al kapot sloegen op de golfbrekers voor de haven. En het ergste moest nog komen. Gelukkig waren we daarvoor aan boord van Saga en konden we een oogje in het zeil houden.

De volgende dag barstte de storm echt los. De windmeter gaf regelmatig windstoten van meer dan windkracht 8 aan en aan de kust was het nog erger. In de loop van de dag was zelfs het dak van één van de vuurtorens eraf gewaaid. We deden een poging om vanaf de jachthaven naar de kust te wandelen om de zee te bekijken, maar het was vooral steenkoud en naar weer. Eenmaal bij de kust aangekomen konden we niet eens echt goed de zee zien. Het was alleen maar een grote witte waas van opstuivend water, en het was moeilijk om recht tegen de wind in te kijken. Later hoorden we dat er golven van 30m tot 40m waren geregistreerd. Eerlijk gezegd gaf ons dit allemaal niet zo’n lekker gevoel, want over diezelfde zee moesten wij nog terugvaren naar Nederland. En het ergste was dat de voorspellingen niet veel hoop gaven op verbetering. Want om de twee dagen zagen we wel een storm overtrekken van variërende sterkte.

Nadat de storm was gaan liggen was de golfopbouw nog zodanig dat er geen scheepvaart zeewaarts mocht gaan. Wij maakten van de gelegenheid gebruik om Newcastle te bezoeken. De combinatie van imposante Victoriaanse architectuur en een bevolking die een Adidas trainingspak als haute couture beschouwd maakte op ons een interessante indruk. Bovendien was het enorm druk in de stad vanwege de voetbalwedstrijd tussen Newcastle en Crystal Palace. Eerlijk gezegd was de drukte een beetje moeilijk voor ons te behappen na dit een lange tijd niet meegemaakt te hebben. Aan de andere kant was het wel heel gaaf om de liederen en kreten vanuit het stadion tot ver te horen.

Uiteindelijk draaide de wind en konden we verder varen naar Scarborough. De zee was echter nog zo onrustig dat de havenmeester niet zeker wist of we al zeewaarts mochten, maar toen we ‘s ochtends de verkeerscentrale opriepen via de radio kregen we te horen dat we op eigen risico naar buiten mochten gaan. Met enige twijfel haalden we onze bevroren huik van het grootzeil af en gooiden we de trossen los. Als het te wild was konden we natuurlijk altijd terugvaren naar de haven. Maar het bleek allemaal reuze mee te vallen. De golven waren inderdaad nog hoog, maar met het gebrek aan harde wind waren ze afgevlakt en langgerekt, wat voor ons kleine bootje absoluut geen gevaar vormde. Deze tocht was gelukkig ietsje minder koud dan de vorige maar helaas stond er ook wat minder wind, waardoor we meer op de motor moesten varen.

We kwamen net voor het donker aan in Scarborough, wat deze tijd van het jaar rond zes uur betekent. Ik overtuigde Lianne om bij een Indiër te gaan eten, want zin in koken hadden we allebei niet na de tocht. Door wat gebrekkige communicatie kregen we een gigantische naan geserveerd, maar het eten was verder heerlijk. Scarborough was verder een opvallende plek om veel van dezelfde redenen als dat Newcastle dat was. De meeste Britse bezoekers waren topzwaar en de architectuur is erg mooi, maar in niet zo’n goede staat van onderhoud. Al met al gaf het een gevoel van vergane glorie. Desondanks was de fish and chips van topkwaliteit en hebben we een leuke wandeling gemaakt naar de kasteelruïne. Maar we wisten wel dat we hier niet lang wilden blijven. Omdat we vanaf hier eventueel rechtstreeks naar Nederland zouden kunnen varen was het noodzakelijk om de dieseltank weer bij te vullen. Jammer genoeg was het dichtstbijzijnde benzinestation meer dan 2km lopen, en met 60L aan diesel in vier jerrycans was dat niet te doen met de benenwagen. Uiteindelijk mocht ik van de havenmeester een karretje van de haven meenemen om op dit avontuur te gaan en ik was blij dat het karretje degelijk was gebouwd. We waren klaar om te vertrekken.

Toen zich de kans voor deed om rechtstreeks naar Nederland te varen grepen we deze dus maar met twee handen aan. Het zou geen relaxte tocht worden. De Noordzee is druk met scheepvaart, windmolenparken en boorplatforms en bovendien was de weersvoorspelling variabele wind en af en toe een bui, maar tenminste geen storm voor de komende 48 uur. Daarnaast had Lianne een licht gevalletje van Corona meegenomen uit Nederland dus ze was niet helemaal fit. Desondanks keken we er erg naar uit om gewoon weer in Nederland te zijn en dat was uiteindelijk de beslissende factor om te vertrekken.

We hebben nog nooit zo weinig contact met elkaar gehad tijdens een tocht. Er was altijd één van ons binnen in Saga, en de ander onder de buiskap buiten. We hadden de dieselkachel continue aan staan om de boel warm en droog te houden. Toen de wind wegviel ging het motortje aan en die ging niet meer uit tot we bij IJmuiden waren. We deden er ongeveer 30 uur over en kwamen midden in de nacht aan in IJmuiden. Maar wat waren we blij toen we in de haven lagen. Ons rondje om de Atlantische Oceaan kwam daar tot zijn conclusie. Jammer genoeg waren we te moe om er echt goed bij stil te kunnen staan.

Omdat de haven van IJmuiden niet super gezellig is, zeker in de herfst, wilden we de volgende dag gelijk doorvaren naar Amsterdam. Lonneke en mijn ouders kwamen gezellig naar ons toe en voeren dit stukje met ons mee. Onze aankomst werd gevierd met een biefstuk van Loetje en wij besloten nog even wat langer in Amsterdam te blijven om vrienden te bezoeken, inschrijving in Nederland te regelen en enkele musea te bezoeken. Na Amsterdam hebben we nog een korte tussenstop gemaakt in Lelystad en sinds gisteren liggen we weer in onze thuishaven in Kampen.

Solliciteren in Schotland

Na het vertrek van mijn moeder konden we het iets rustiger aan doen op het Caledonisch kanaal. We besloten een dagje te blijven liggen in Fort Augustus om onze kansen om het monster van Loch Ness te zien te vergroten, maar vooral ook om een mooie wandeling te maken in de Highlands. Het eerste gedeelte van de wandeling bracht ons naar een mooie waterval. Het was opvallend dat we totaal geen andere mensen tegenkwamen, terwijl het in Fort Augustus barstte van de toeristen. En dat vonden we helemaal prima.

Vlak na de waterval kwamen we op een splitsing. Hier moesten we kiezen tussen de route terug of een flinke omweg. Ik was lekker vaag over de lengte van de omweg in de hoop dat het indrukwekkende landschap Lianne over de streep zou trekken er voor te gaan. Uiteindelijk kwam de teller op 26km wat zelfs voor mij wel een pittige kluif was. Maar het compleet lege landschap met kaalbegroeide bergen maakte het de moeite absoluut waard.

Onze volgende stop was het gehuchtje Dochgarroch aan de andere kant van Loch Ness. Tot onze teleurstelling zijn we het monster niet tegengekomen, maar onze dieptemeter gaf ergens halverwege wel een rare waarde aan, dus wie weet zwom Nessie wel onder ons door. Enfin, Dochgarroch is een bijzonder plaatsje gezien het feit dat er dagelijks bussen vol toeristen stoppen, terwijl er niet meer te zien is dan een sluis, een café en een viertal woningen. Toen ik de sluiswachter vroeg waarom er hier zoveel toeristen kwamen moest ze bekennen dat ze ook werkelijk geen idee had. Ze dacht misschien dat de bussen stopten om de toeristen de twee Schotse hooglanders te laten aanschouwen die de uitbaters van het café op een klein grasveldje hadden gezet. We moesten er hartelijk om lachen.

Maar ook Lianne en ik zijn niet immuun voor de charmes van een koe. Toen de avond viel, het café gesloten was en er geen toeristen meer te bekennen waren, zijn we met wat oude appeltjes naar de hooglanders toe gelopen. Ik had verwacht dat ze vlot in de gaten zouden hebben dat wij snacks kwamen brengen, maar niets bleek minder waar. Om wat aandacht te krijgen gooide ik een appeltje richting de koe. Ondanks dat de appel in de buurt landde, kregen we niet meer dan een verbaasde blik onze kant op geworpen. De tweede appel gooide ik nog dichter bij en dit bleek een succes. De koe had ineens in de gaten wat er allemaal speelde en kwam onze kant op sjokken. De twee appeltjes die we nog bij ons hadden werden dankbaar opgegeten.

Het laatste stukje naar Inverness was niet lang, maar we mochten wel weer een trap sluizen naar beneden, wat zonder de hulp van mijn moeder toch iets spannender was. Gelukkig hadden we inmiddels al de ervaring opgedaan om het soepel te laten verlopen. Inverness is een grote stad voor Schotse begrippen. Groot genoeg zelfs voor een vliegveld. En dat kwam ons goed uit. Want Lianne was de afgelopen dagen druk bezig geweest met solliciteren voor de functie Klinisch Chemicus (KC) in opleiding. En het ziekenhuis van Rotterdam liet als eerste weten dat ze vanuit een groot aantal sollicitanten geselecteerd was voor een gesprek. Na wat wikken en wegen om dit gesprek online te doen of persoonlijk langs te gaan in Rotterdam werd besloten dat een kort reisje naar Nederland de beste optie was. Ze zat er nota bene al een hele tijd aan te denken om KC te worden en het blijkt een gewilde positie te zijn. Ik werd weer alleen achtergelaten aan boord. Deze keer zonder zeilvrienden in de buurt. Het gesprek ging goed, maar helaas was er nog een net iets betere kandidaat.

Eenmaal terug in Inverness besloten we om nog een wandeling te gaan maken voordat we door zouden varen naar Peterhead. We konden namelijk makkelijk met de trein naar Aviemore vanuit waar we de tweede hoogste berg van Schotland konden beklimmen: de Ben Macdui. Uiteraard was er geen uitzicht bovenop de top, en het was steenkoud, maar wederom stelde Schotland niet teleur met schitterende uitzichten en ongerepte natuur.

De volgende stap vanuit Inverness op weg terug naar huis was een nachttochtje naar Peterhead. Deze grote vissershaven doet denken aan Scheveningen of Urk. Bovendien worden hier de grootste criminelen van Schotland achter de tralies gezet. Naast de fish en chips was dus het gevangenismuseum de grootste attractie van het anderzijds ongezellige Peterhead. Het was interessant om een kijkje te nemen in het leven van de gevangenen en over de historische significantie van de gevangenis te leren. Deze gevangenis is destijds nota bene gebouwd om de gevangenen te laten werken in een steengroeve voor de bouw van de golfbrekers van de haven. In Peterhead leerden we Ida kennen, en even later ook Reinhart en Mindy. Zij kwamen van de Orkney-eilanden en waren ook op weg naar het zuiden van Engeland. Voor de tocht naar Eyemouth vertrokken we gezamenlijk met drie boten uit Peterhead.

Eyemouth is misschien wel onze favoriete haven van de Engels/Schotse oostkust. Het havenpersoneel was ontzettend vriendelijk en er zwommen een aantal nieuwsgierige grote grijze zeehonden in de haven in de hoop wat vis toegeworpen te krijgen. Lianne had inmiddels weer een positieve reactie gekregen op haar sollicitatie in Leiden, maar op korte termijn terug naar Nederland was niet praktisch, dus mocht ze van het havenpersoneel gebruik maken van het kantoor van de directeur, die toevallig even op vakantie was. Toen ze niet veel later ook positief bericht kreeg van Groningen mocht ze er zelfs een tweede keer gebruik van maken! Het mag inmiddels wel duidelijk zijn dat Lianne heel graag de baan wilde en meerdere ijzers in het vuur had. De klik met Leiden was helaas niet zo aanwezig. Maar daarom misschien die met Groningen wel des te meer! En als we eerlijk zijn leek Groningen ons van tevoren ook al een veel leukere plaats om naar toe te verhuizen, dus dat kwam mooi uit. Groningen was zo enthousiast dat ze vlak na de sollicitatie opbelden om te vragen of Lianne langs zou kunnen komen, en na wat puzzelen leek het ons een mooie optie om vanuit Newcastle Upon Tyne de veerboot naar IJmuiden te pakken, want het weer liet het ons niet toe om rechtstreeks met Saga terug te varen.

Tussen al het solliciteren door hebben we nog met veel plezier de omgeving van Eyemouth verkend. Ten noorden lag het mooie plaatsje St. Abbs, waar een aantal scenes van de Avengers film is opgenomen. Ten zuiden hebben we een mooie wandeling gemaakt rondom het golfpark langs indrukwekkende kliffen. Tot slot hebben we een kort bezoekje gebracht aan Edinburgh met de trein. Hier hebben we vooral veel tijd doorgebracht in het natuurhistorisch museum, want het weer zat niet echt mee. En voor we het wisten stonden we alweer op het punt om Schotland te verlaten, richting Newcastle en de veerboot die ons weer op Nederlands grondgebied zou brengen.

Naar Noord-Ierland

We gooiden de trossen weer los om vanuit Dún Laoghaire door te varen naar onze volgende bestemming: Ardglass. We hadden in onze boeken dit kleine haventje gespot en het leek ons een mooie tussenstop richting Belfast. De zeiltjes stonden er vlot bij dus de start was goed. Lianne zag al wel op ons navigatiesysteem dat het eventjes puzzelen zou worden met de grote scheepvaart die van of naar Dublin aan het varen was, maar ik maakte me er niet zoveel zorgen over. Het havengebied wordt namelijk in de gaten gehouden door een verkeerstoren en wij luisterden netjes op onze radio het werkkanaal van de haven uit.

Plotseling zagen we een pilotboot op ons afkomen! Deze kwam achter een groot containerschip vandaan dat voor anker lag en langzaam weg begon te varen. En het leek er verdacht veel op dat de pilot recht op ons afkwam. Voor de zekerheid riep Lianne de pilotboot via de marifoon op om eens te horen wat hiervan de bedoeling was. De pilot was erg vriendelijk en liet ons weten dat de verkeerscentrale ons niet in de gaten had. Zij kwamen maar even langs om ons te escorteren door het drukke scheepvaartverkeer. In de tussentijd had Lianne de verkeerscentrale ook al opgeroepen en door de paniekerige communicatie leek het erop dat de verkeerscentrale ons helemaal niet in de gaten had! Dat was best vervelend, dus wij vroegen aan de pilot of wij wel goed zichtbaar waren op de radar en op de AIS. Uit de reactie van de pilot bleek dat wij uitstekend zichtbaar waren en dat de verkeerscentrale er een beetje een potje van aan het maken was. Op een gegeven moment was de paniek van de verkeerscentrale zo groot dat wij gevraagd werden op onze positie te blijven liggen, tot verbazing van de pilot en onszelf. Er was namelijk meer dan genoeg ruimte om voor de kruisende grote scheepvaart de overkant van de baai te bereiken, maar blijkbaar had de verkeerscentrale dat niet in de gaten. De pilot besloot de leiding over te nemen en riep zelf de verkeerscentrale op met het voorstel om ons de baai uit te begeleiden. Ze verontschuldigden zich voor de verwarring en bedankten ons voor onze goede medewerking. Na een klein oponthoud en de nodige spanning waren wij weer lekker onderweg om tussen de boze luchten door naar Ardglass te varen.

Er stond niet veel wind dus we moesten grotendeels motoren, maar de dramatische luchten en indrukwekkende landschappen maakte dat helemaal goed. Vrijwel de hele tijd was een kleine bergketen zichtbaar waarvan ik me kon voorstellen dat de uitzichten adembenemend zouden zijn. We waren blij dat er een plekje in de haven was en we werden warm ontvangen door de lokale bevolking. De chinees, de pub en de fish and chips werd ons warm aangeraden, en uiteindelijk zijn we lekker bij de chinees gaan zitten in plaats van de kant-en-klare lasagna op te warmen.

De volgende ochtend maakte ik Lianne vroeg wakker. Ik had namelijk uitgevogeld hoe we met twee bussen naar de bergketen konden rijden en daar een mooie wandeling zouden kunnen maken. Met frisse tegenzin kwam Lianne haar bed uit snelden we ons naar de bus, want we hadden niet veel tijd te verliezen. We reden via Downpatrick naar Newcastle, waar we wat snacks en drinken insloegen bij de Lidl en begonnen aan onze wandeling. We hadden allebei onze stokken meegenomen omdat we redelijk hard door moesten stappen om ook weer de bus terug naar Saga te halen. Dat maakte de wandeling iets minder ontspannend dan normaal, maar de schoonheid van de natuur was er natuurlijk niet minder om. De foto’s spreken voor zichzelf.

Het laatste stukje klimmen was nogal steil, en omdat ik wat meer energie over had dan Lianne besloot ik zo snel mogelijk omhoog te klimmen. Dit viel me nog niet mee. Het voelde alsof ik 20 minuten lang een 1500m aan het schaatsen was en het kuchje met wat longvocht volgde vlak nadat ik de top had bereikt. Grappig genoeg leverde dit wat nostalgische gevoelens op, waardoor ik des te meer van de klim kon genieten. We daalden rustig af en waren netjes op tijd bij de bus. Toen we weer aan boord waren aangekomen zette we een filmpje aan op de laptop en konden we weer ontspannen na een goed besteedde dag.

De volgende dag raakte ik aan de praat met een Ier die vanaf het Isle of Man naar Ardglass was gevaren. Ik vroeg me namelijk af hoe het zat met de Ieren, de Noord Ieren en wat voor vlag we moesten hijsen als gastenvlag. Het viel me namelijk op dat de Engelse schepen geen gastenvlag voeren, de Ierse schepen hun Ierse vlag voeren en de buitenlandse schepen er maar een potje van maakten. Blijkbaar lag dit nogal gevoellig. Technisch gezien hadden we het goed gedaan door het Engelse vlaggetje te hijsen, maar niet alle Noord Ieren en zeker niet de Ieren zouden dit kunnen waarderen. Uiteindelijk werd ons maar afgeraden om in zijn geheel een gastevlaggetje te hijsen. Ook al gaat het maar over iets kleins, voor ons maakte dit wel duidelijk hoe groot de wrijving nog is tussen de Ieren, de Engelsen, de katholieken en de protestanten. We waren wel benieuwd of we daar in Belfast nog wat meer over zouden kunnen leren.

De volgende bestemming was Bangor, een stadje aan de rand van Belfast waar we Lonneke op zouden pikken. Op de valreep besloten we dat het weer toch goed genoeg was om naar Bangor te varen. We werden uitgezwaaid door een groepje zeehonden die in de haven lagen te zonnen en moesten het weer doen met weinig wind en indrukwekkende luchten. Ardglass was een schattig haventje. Precies het formaat waar wij fan van zijn. We vonden het jammer dat we weer verder moesten, maar zagen ook uit naar de komst van Lonneke.

Ierse Stout

Groene grasvelden, vervallen kastelen en gezellige pubs zijn misschien wel de meest karakteristieke kenmerken van Ierland. Dankzij een heerlijke volle nacht slaap hadden we weer voldoende energie om eens in de buurt van Kinsale te zien of het gras echt groener is en de Guinness beter smaakt. En verdraaid als het niet zo is. Onderweg naar Charles Fort, een bastion in de buurt van Kinsale, werden we getrakteerd op een mooi glooiend groen landschap met rotsige kliffen die ons deden denken aan onze tijd in Zweden. Op de terugweg liepen we een pub binnen voor lunch en kwamen toevallig Jon, Megan, Daxton en Ronan van de Zephyros tegen die precies hetzelfde plan hadden. We spraken af om ‘s avonds een spelletje te gaan spelen, maar wij liepen verder naar een andere pub omdat het nogal druk was. Uiteindelijk kwamen we terecht in ‘The Spaniard Inn’ waar we een heerlijke seafood chowder aten en een pint Murphy’s dronken, de Ierste stout die vooral in het zuiden wordt gedronken.

De volgende dagen probeerden we het tempo nog een beetje laag te houden, maar de gezelligheid van Zephyros wilden we niet missen. Na het plezier dat we hadden gehad met Regenwormen leek het ons wel leuk om Frank’s Zoo te introduceren en dat sloeg gelijk aan. We zijn gezamenlijk naar een kasteelruïne in de buurt van Kinsale gewandeld en zijn met de bus naar Cork gegaan. In Cork hadden we de mazzel dat een aantal van de historische gebouwen open huis hadden. Het toeristenbureau had ons aangeraden om bij de Vrijmetselaars op bezoek te gaan, omdat zij een bijzonder aangeklede vergaderzaal hebben. Hier bleek geen woord bij gelogen. De zaal was zeer indrukwekkend en voor een geheime organisatie waren de leden zeer open. Toch kregen we allemaal een vreemd gevoel bij de mannen en zeker Daxton raakte niet uitgepraat over de geheime handdrukken en rituelen. Elke avond werd afgesloten met een potje Frank’s Zoo.

Helaas werd het na een paar dagen Kinsale tijd om afscheid te nemen van Zephyros. Wij wilden verder naar het oosten, zij naar het westen. We hadden besloten om koers te zetten naar Dunmore East. Dit is een kleine vissershaven waar we aan een gastensteiger zouden kunnen aanmeren. Het was lastig om de havenmeester te pakken te krijgen en het is altijd een beetje vervelend als je niet helemaal zeker bent van een plekje in een onbekende haven. Toen we aankwamen was het ook niet gelijk duidelijk waar we konden gaan liggen. De gastensteiger lag eigenlijk vol met lokale boten en rubberboten, die vlot en een beetje stiekem werden verplaatst toen wij eraan kwamen. We lagen op zich goed, maar voelden ons toch niet helemaal op ons gemak. We besloten de volgende dag door te varen de rivier op, richting Waterford. Omdat het tij pas rond de middag in ons voordeel zou werken, konden we wel mooi een wandelingetje maken door Dunmore. Dat was dik de moeite waard.

Ook de tocht de rivier op was schitterend. Vlak na onze wandeling vertrokken we op alleen het fokje, tegen een beetje stroom in, omdat we tijd genoeg hadden. Toen we eenmaal op de rivier waren ging het motortje erbij aan en konden we met de stroom mee vlot naar Waterford. Het is meer dan een jaar geleden dat we op een rivier voeren en we genoten er enorm van om weer continue lekker om ons heen te kunnen kijken naar mooie bossen, kliffen en schattige dorpjes. De havenmeester van Waterford had een plekje voor ons geregeld en we lagen mooi aan een ponton middenin de rivier.

Waterford zelf is ook een hele leuke stad. Rond het jaar 900 zijn de Vikingen net als ons de rivier opgevaren en hebben daar de stad gesticht. Het oudste deel van de stad heeft daar nog veel kenmerken van en de Vikinggeschiedenis wordt flink omarmd. We kochten een combiticket voor vier musea en een wandeltocht met gids en hebben meer geleerd over Waterford dan elke stad waar we tot nu toe hebben gewoond. Omdat we nog even moesten wachten tot de wind goed stond om door te varen naar Dublin zijn we ook een dagje met de bus naar Kilkenny geweest. De hoofdattractie hier was een mooi kasteel waar we onze ogen uit hebben gekeken.

Van Waterford naar Dublin was 100 mijl varen. Omdat we eerst de rivier af moesten varen was het helaas niet mogelijk om optimaal gebruik te kunnen maken van de stroom en daarom was een nachttocht onvermijdelijk. Technisch gezien zijn we niet echt naar Dublin gevaren, maar naar Dún Laoghaire (zeg: Dunleary), van waaruit we met de trein makkelijk naar Dublin konden gaan. We kwamen ‘s ochtends rond 10 uur aan en toen Saga netjes lag zijn we eerst lekker een Full Irish breakfast gaan halen bij een cafeetje en hebben we voldoende koffie gedronken om ondanks ons slaapgebrek enigszins te kunnen functioneren. Er stond niet veel op de planning, behalve de was doen. Sinds Kinsale was dat namelijk nog niet gelukt: in Kinsale zelf hadden we drie tassen was naar de machines bij de supermarkt gesleept, maar werden onze kaarten niet geaccepteerd en in Waterford was de wasmachine kapot. Maar driemaal is scheepsrecht en in Dún Laoghaire is dat allemaal gelukt.

Natuurlijk stond een bezoekje aan Dublin op onze agenda en omdat ik graag Guinness drink leek een bezoek aan de Guinnessfabriek me wel een leuk uitje. Zonder ons er echt in te verdiepen hadden we de dag van tevoren kaartjes gekocht (€26 per stuk!) en vertrokken de volgende ochtend vol goede moed naar Dublin. We stapten vlak bij Trinity College uit en onder het genot van een bakje koffie planden we de dag. Onze eerste stop was Trinity College. We hadden gezien dat er een oud boek te zien was in de universiteitsbibliotheek, maar toen we zagen dat we hier €18,50 p.p. voor moesten betalen sloegen we dit toch maar over. Onderweg naar de Guinness Fabriek liepen we langs een toeristen kantoortje om toch wat professioneel advies in te winnen. Grappig genoeg sprak de Waalse medewerker een goed woordje Nederlands en gaf ons een paar uitstekende tips voor ons bezoek, waaronder een aantal gratis musea en twee leuke pubs om ‘s avonds wat te eten.

Onderweg naar de Guinness Fabriek zijn we nog gestopt bij een kasteel en een museum met oude spullen en boeken en bij een kleine kiosk naast Saint Patrick’s Cathedral hebben we heerlijke tosti’s gekocht. Uiteindelijk kwamen we alsnog een half uur te vroeg aan bij de Guinness Experience en hier begon ik opeens te twijfelen of dit wel een activiteit was die bij ons past. De touringcars en wachtrijen gaven eerder het gevoel van een pretpark dan van een interessant museum en vanaf hier ging het alleen maar bergafwaarts. Toen we eenmaal binnen waren liepen we in een menselijke file langs de bordjes waarop uitgelegd stond hoe de Stout wordt gemaakt. Terwijl wij probeerden de informatiebordjes te lezen schuifelde de meute verder, blijkbaar ongeïnteresseerd in dit stuk van de Guinness Experience. Op de volgende verdieping ging het alleen maar over selfies maken voor het getal 232 in neonletters. Voor ons interessant als de perfecte temperatuur om het gerst voor Guinness te roosteren, voor de anderen vooral als instagrambewijs dat je in Dublin bent geweest. De rest van de Guinness Experience voelde vooral als een grote reclame, maar omdat we het toch al graag drinken was het dus vrij saai. Zelfs de gratis pint konden we niet met veel plezier opdrinken vanwege de grote drukte en het benauwde klimaat op de bovenste verdieping van het gebouw. Ik zou het dus niemand aanraden om hier heen te gaan. Je geniet meer van je Guinness in een gezellige kroeg met goed gezelschap.

Enigszins beteuterd zetten we onze ontdekkingsreis van Dublin verder. Gelukkig zat de sfeer er al weer snel in en het natuurhistorisch museum en het archeologisch museum waren enorm de moeite waard. Even later aten we een stoofpotje en een seafood chowder in de Hairy Lemon onder het genot van een… Murphy’s! Tot slot liepen we nog door het Temple Bar district om misschien nog een pint te drinken en te luisteren naar een Iers bandje, maar de dag was al lang genoeg en we hadden alweer plannen gemaakt om de volgende dag door te varen naar Noord-Ierland.

De race van Ponta Delgada naar Kinsale

Wanneer je met bevriende schepen in de haven ligt wordt er vaak gesproken over de vertrekplannen. Bijvoorbeeld: ziet het weer er goed uit? Hoe is de wind? Of wanneer is het een goed moment om te vertrekken? Volgens onze boeken is de beste tijd om van de Azoren naar Ierland te varen tussen mei en juli, dus het werd wel eens tijd dat we toch de trossen los zouden gooien en het tropische weer achter ons moesten gaan laten. Samen met Puff en Zephyros waren we daarom regelmatig aan het overleggen wat een goed moment was om te vertrekken, en maandag 31 juli leek goed genoeg. De voorspelling was voor de eerste paar dagen lichte wind en daarna zouden we gebruik kunnen maken van een aantal lagedrukgebieden. Dit is de meest gebruikelijk aanpak, maar het risico is dat een lagedrukgebied zich te sterk ontwikkelt en je moet vluchten voor een storm. Gelukkig konden we onderweg gebruik maken van onze Iridium om de laatste weerberichten binnen te halen en de beste route te plannen. De weersvoorspelling van meer dan vijf dagen vooruit is namelijk vrijwel altijd onbetrouwbaar.

Zephyros is een Boréal 47, een onwijs gaaf volledig geïsoleerd aluminium schip met kielmidzwaard, ontworpen om naar de polen te zeilen. Het type schip waar Lianne en ik onszelf wel de wereld mee rond zien zeilen over een tiental jaar. Puff is een Jan Haring 32, een schattig stalen schip, maar niet zo snel. Saga zit er qua maat een beetje tussenin en is voor haar lengte zeker geen slechte zeiler. Ik zat Jon en Megan al een beetje te plagen dat we een wedstrijdje moesten gaan zeilen richting Ierland. Jon reageerde steeds vrij serieus dat we wel eens een kans zouden kunnen maken met het lichte weer omdat Zephyros geen lichtweerzeiler is, maar het verschil van 10 voet lengte leek me toch moeilijk goed te maken. Hoe dan ook doen Lianne en ik wel altijd ons best om de snelheid er goed in te houden en we zijn wel eens vaker grote schepen meerdere keren op de oceaan tegengekomen omdat we beter de snelheid in Saga wisten te houden.

Uiteindelijk brak de dag van vertrek aan en Zephyros vertrok een uurtje voor ons om achter de walvisboten aan te varen. Puff had nog even getwijfeld, maar gooide vlak na ons ook de trossen los. De strategie van Zephyros had gewerkt want ze konden mooi meegenieten van de walvissen en dolfijnen bij de walvisboten in de buurt. Maar ook wij zagen niet ver van Saga vandaan een grote groep dolfijnen. De wind onder São Miguel was licht, dus we voeren met de gennaker aan de ene kant, en met het grootzeil aan de andere kant. Zo konden we toch nog mooi een snelheid van zo’n vijf knopen halen en bleven we bij Zephyros in de buurt. Toen we uiteindelijk bij het puntje van São Miguel uitgekomen waren deden de donkere luchten ons besluiten om de gennaker weg te halen. Maar we zagen geen spatje regen en de wind viel weg. Het motortje moest er bij aan en we konden in alle rust de nasi eten die Lianne de dag ervoor had gemaakt.

En we hoefden ons nog niet te vervelen. Zephyros en Puff speelden hun vorige oceaanoversteek het spel regenwormen via e-mail. In Ponta Delgada hadden ze dit ook aan Lianne en mij geleerd zodat we het deze oversteek weer konden gaan spelen. Omdat we nog mobiel bereik hadden van São Miguel ging de eerste ronde via de telefoon en later zouden we verder gaan spelen via e-mail. Lianne en ik hadden geen onverdienstelijke eerste ronde gespeeld, en niet lang daarna brak Lianne’s shift aan en dook ik mijn bed in.

Gelukkig kon Lianne na een paar uitjes de motor uitzetten. We konden lekker zeilen en Zephyros en Puff waren nog steeds zichtbaar op onze AIS (soort van radarsysteem). We voeren een aandewindse koers en konden niet helemaal recht op ons doel afvaren, maar we zagen wel dat ons gat met Zephyros aan het verkleinen was, dus dat was heel motiverend. Op de meest recente weerberichten zagen we dat er een verandering van de wind aan zat te komen, zowel qua sterkte als qua richting. Dit zag er vreemd uit, want een verandering van meer dan 90 graden windrichting verwacht je eigenlijk niet midden op de oceaan. Toen ik echter Zephyros op de AIS plotseling extreem van koers zag veranderen wist ik dat er wel iets aan zat te komen. Even later waren wij ook aan de beurt. Van het ene op het andere moment was de wind van richting veranderd en licht toegenomen. Ondanks de waarschuwing was ik toch verrast en enigszins mijn richtingsgevoel kwijt. Mijn originele plan was om oost te gaan varen, maar noord leek opeens toch veel efficiënter. Zephyros had precies hetzelfde plan. Het probleem was nu echter dat de wind en de golven uit een andere richting kwamen en bovendien was de wind erg wisselend, tussen de 5 en 18 knopen. Dit maakte het leven aan boord een stuk onaangenamer en tot overmaat van ramp viel het dekseltje van het potje komijn in de pan toen ik wraps aan het maken was. We waren even bang dat we van een overdosis komijn ziek zouden worden, maar dat viel reuze mee. Gelukkig worden wij beiden niet zeeziek, op Zephyros en Puff werden de visjes wel gevoerd.

De volgende dag ging de wind weer wat liggen en in de middag moest de motor er weer bij aan. Puff was al een dag niet meer zichtbaar op AIS maar Zephyros was nog dichtbij. Zo dichtbij zelfs dat we over de marifoon een spelletje regenwormen konden spelen! Toen het spelletje was afgelopen koos Zephyros een net iets andere koers en ze maakten meer snelheid op de motor dan Saga, omdat wij liever niet zo snel door onze diesel heen wilden gaan. Tegen de avond was Zephyros niet meer zichtbaar en voelden we ons voor het eerst tijdens deze oversteek weer helemaal alleen op de oceaan. We merkten ook dat het flink kouder begon te worden. De nachten waarbij een trui voldoende was om het tijdens onze wachten warm te houden zijn inmiddels verleden tijd. Het is weer noodzakelijk om meerdere lagen kleren aan te doen onder het zeilpak, gevolgd door muts en handschoenen. Heerlijk.

Gelukkig is zwaar of licht weer altijd van korte duur en konden we de volgende dag weer lekker zeilen. De gennaker werd weer gehesen en we maakten een lekkere snelheid. Sterker nog, we liepen weer op Zephyros in en begonnen ze weer steeds vaker te zien op onze AIS. Aan het einde van de dag waren we weer binnen marifoonbereik en we besloten een raadsel te doen: “Een man duwt zijn auto voor een hotel en realiseert zich dat hij failliet is.”

Zephyros mocht over de marifoon vragen stellen die ik alleen met ja of nee mocht beantwoorden. Jon had hem vrij snel in de gaten, snel gevolgd door Megan en Ronan. Maar Daxton had wat meer tijd nodig, tot groot vermaak van de andere bemanningsleden op Zephyros. We lachten ons een deuk en vermaakten ons goed midden op de oceaan.

De wind trok weer aan en de gennaker werd vervangen door de kotterfok die we via de giek aan de andere kant van de fok konden zetten. Hiermee kunnen we precies voor de wind varen, wat met het grootzeil minder is aan te raden om de kans op gijpen te verminderen. Hierdoor konden we een betere koers varen dan Zephyros en lagen we de volgende ochtend zelfs voor! Met die wind hebben we gedurende 24 uur een afstand van 160 mijl, ofwel bijna 300km afgelegd, wat een gemiddelde is van 6.6 knopen. Lang niet gek voor Saga!

Inmiddels begon het einde in zicht te komen, maar we konden nog niet op onze lauweren gaan rusten. We zouden namelijk nog last gaan krijgen van een lagedrukgebied en daarbij een flinke wind. Initieel waren de voorspellingen zelfs windvlagen van 35 knopen, maar gelukkig werd dat op den duur bijgesteld naar vlagen van 28 knopen. We zouden iets meer dan een halve dag in die omstandigheden moeten varen en ook daarmee aankomen in Kinsale. Dit herinnerde ons wel aan de aanloop van A Coruña ongeveer een jaar geleden, en naar die omstandigheden kijken we niet zo positief op terug. Met het derde rif in het grootzeil en de kotterfok erbij gingen we het zware weer tegemoet. En snel bleek dat we daar eigenlijk iets te conservatief mee waren geweest, want de snelheid ging er een beetje uit. Maar daar maakten wij ons absoluut geen zorgen over. Voor Zephyros waren dit eindelijk de omstandigheden waarmee zij hun volle snelheid kunnen halen dus het duurde niet lang voordat wij weer ingehaald werden.

Toen we eenmaal bij de territoriale wateren van Ierland in de buurt kwamen merkte Lianne opeens op dat er een groot schip onze richting aan het opvaren was. Het schip voer niet op AIS, dus we concludeerden dat het wel een marineschip moest zijn. Op een gegeven moment kon er geen twijfel meer over bestaan, ze kwamen onze kant op! Even later werden we op de marifoon opgeroepen voor een routinegesprek. Ze wilden weten waar we vandaan kwamen, waar we heen gingen en andere informatie over Saga. Geen probleem natuurlijk, wij vonden het wel gaaf om het marineschip van zo dichtbij te zien en een gesprekje over de marifoon te voeren.

Van Puff kregen we helaas het nieuws dat zij niet voldoende voortgang hadden geboekt en moesten uitwijken naar A Coruña. Heel zuur natuurlijk, want ze zouden daarbij nog steeds wel wat zwaar weer over zich heen krijgen en hebben uiteindelijk 170 mijl omgevaren. Uiteindelijk lag Zephyros zo’n twee uur voor ons in de haven van Kinsale en hadden ze voor ons zelfs een plekje geregeld. We werden warm ontvangen en de douane kwam gelijk een kijkje nemen en zijn zelfs aan boord geweest, maar alles was natuurlijk in orde. Vlak nadat Saga netjes lag gingen we op pad voor fish en chips en een heerlijke Guiness of Murphy’s. We vonden dat we dat wel hadden verdiend!

Nog meer gezelligheid op Sao Miguel

Lianne en tante Mieke lieten me alleen achter op Sao Miguel. Lianne had namelijk twee bruiloften in Nederland waar ze graag bij wilde zijn, dus ik mocht een weekje alleen op Saga letten. En dat vond ik helemaal niet zo’n verkeerd vooruitzicht. Na een drukke paar dagen met tante Mieke op pad was ik namelijk ook best toe aan een beetje rust. Maar helemaal stilzitten is natuurlijk ook niet mijn sterkste kant, dus ben ik maar naar Decathlon gegaan om wat wandelspullen te kopen. Toen ik net was aangekomen bij Saga klopte Michiel van de Breehorn ‘Chiara’ aan of ik die avond zin had om een hapje mee te eten. Ze hadden namelijk in Terceira al vernomen dat Lianne mij alleen achter zou laten aan boord. Op dat aanbod ging ik natuurlijk graag in. Ze hadden een lekkere salade gemaakt en mij geïntroduceerd aan de Portugese groene wijn. Ik was er al om zes uur en voordat ik het wist was het tien uur. Dat is altijd een goed teken. Maar ik wilde het niet al te laat maken. Ik had me namelijk alweer voorgenomen de hoogste berg van São Miguel te gaan beklimmen, en de bus die me tot aan het begin van de wandeling zou brengen zou de volgende ochtend om half zeven ‘s ochtends vertrekken.

Vol goede moed sprong ik de volgende ochtend in de bus. Het weer zag er goed uit en de groene wijn bleek gelukkig licht verteerbaar. Na een bustocht van anderhalf uur kwam ik uit in een klein dorpje waar ik de wandeling startte. Het eerste stuk tussen de weilanden was al flink steil, maar allemaal verhard. Opeens hoorde ik geblaf en zag dat het hek van een erf openstond. Twee honden, de ene enorm, de andere gewoon groot kwamen rustig, maar luid blaffend naar me toe wandelen. De enorme hond bleef op het erf, maar de grote hond ging pontificaal midden op de weg zitten. Ik durfde niet verder te lopen en begon mijn opties te overwegen. Het was namelijk wel zo’n twintig minuten omlopen als ik hier niet door zou kunnen. Ik besloot maar eens te bekijken hoe de grote hond zou reageren als ik wat dichterbij zou komen. Daar was hij echter niet van gediend, blafte een keer luid, en kwam weer rustig naar me toe lopen om me verder van het erf weg te jagen. De keuze was gemaakt, ik liep maar een stukje om.

Toen ik eenmaal aankwam bij de officiële start van de wandeling zag ik de bui al hangen, letterlijk. De top was namelijk helemaal gehuld in dikke grijze mist. Maar de voorspellingen waren goed, en het was nog vroeg, dus misschien dat het zonnetje later door zou breken. De wandeling zelf stelde niet veel voor. Het pad werd gebruikt voor bosbouw dus was relatief breed en modderig. Het grootste deel van het pad ging door een bos met grote naaldbomen, en pas vlak bij de top werd de begroeiing wat minder en veranderde de omgeving. En eenmaal aangekomen bij de top bleek het inderdaad hopeloos om te wachten op uitzicht. Ik at snel een broodje, maar de combinatie van wind en waterdruppels maakte het niet erg aantrekkelijk om lang op de top te blijven. De toppen van de Azoren blijven voor ons een mysterie. Zowel op Faial, Pico en dus ook São Miguel konden we niet genieten van mooie uitzichten. Ik ging dus maar vlot terug naar beneden op zoek naar een café voor een kopje koffie. Helaas was het dorp waar ik was uitgestapt zelfs te klein voor een café, dus mocht ik nog een klein stukje verder omlopen. Op mijn kaart zag ik dat ik via de kust kon lopen, wat natuurlijk altijd de voorkeur geniet ten opzichte van de doorgaande weg. Op dit pad werd ik nog getrakteerd op een mooi uitzicht aan een verlaten strandje. Het was nog wel een extra stuk afdalen en weer klimmen, maar aan de andere kant was het daardoor wel gaaf dat ik op dezelfde dag op zeeniveau en op het hoogste punt ben geweest. De koffie ging er snel in, en later volgden nog twee Sagres mini’s. Uiteindelijk kwam de bus er weer aan en had ik weer een heel dagje achter de rug.

De volgende ochtend zag ik in de haven dat de Belgische boot ‘Puff’ ook aan was gekomen. Kris en Ingrid hadden we al leren kennen in Sint Maarten en hebben we af en toe gesproken in Horta. Zij kenden dan weer Jon en Megan die met hun zoons Ronan en Daxton op hun boot Zephyros al 7 jaar aan het cruisen zijn. Ze vroegen of ik zin had om de volgende dag met hun groepje op pad te gaan, en daar had ik natuurlijk wel oren naar.
Het plan was om naar Cete Cidades te gaan om een wandeling te maken langs de kraterwand. Het grootste probleem bleek echter om een taxi te vinden die 7 personen kon meenemen. Het is frappant dat je altijd grote taxibusjes voorbij ziet rijden, totdat je er zelf eentje nodig hebt. Enfin, uiteindelijk zagen we een minivan die ruimte had voor 6 personen. Nadat we de taxichauffeur hadden overtuigd dat het écht wel zou passen waren we onderweg. Het eerste stukje van de wandeling naar een mooi uitzichtpunt had ik al gedaan met tante Mieke en Lianne. Maar de rest van de wandeling was ook zeker de moeite waard. Vanuit alle hoeken hebben we de mooie kratermeren kunnen bekijken en uiteindelijk kwamen we aan bij een verlaten hotel. Maar bovendien was het leuk om weer nieuwe mensen te leren kennen.

Inmiddels was het weer hoog tijd om nieuwe verhalen op de website te zetten, dus de rustdag stond in het teken om alle voorgaande avonturen te documenteren. Omdat we een beetje achterstand hadden opgebouwd duurde dit praktisch de hele dag! Gelukkig kwamen Kris en Ingrid ‘s avonds langs om een drankje te drinken aan boord van Saga, en even later volgden Jon en Megan. Dit soort spontane borrels zijn altijd leuk, en nieuwe plannen werden gesmeed voor de volgende dag: een wandeling naar Lagoa do Fogo.

Ook Lagoa do Fogo hadden Lianne en ik samen met Mieke al bekeken, maar de wandeling bracht ons via de andere kant naar het meer en de uitzichten waren daarom ook weer compleet anders. Deze wandeling was iets korter dan de vorige, maar niet minder zwaar vanwege de hoogtemeters. Op de terugweg besloten we bovendien nog een extra stuk naar beneden te wandelen langs een stuk minder gebruikt pad. Schitterend. Dit pad was een stuk avontuurlijker en bracht ons langs de oude waterkrachtcentrales. Onderaan kwamen we nog langs twee watervallen met een klein meertje eronder. Daxton en ik besloten maar van de kans gebruik te maken om even een duik te nemen. Helaas konden we niet oneindig lang blijven, want ik had een deadline: om zeven uur ‘s avonds zou Lianne namelijk weer op het eiland landen. Gelukkig vond niemand het een probleem om hun agenda hier op aan te passen en waren we op tijd terug bij de haven. We waren blij om elkaar weer te zien, maar het was ook net alsof we niet van elkaar weg waren geweest. Het zal wel iets te maken hebben met onze volle agenda’s.

Inmiddels begonnen we beiden wel weer zin te krijgen om door te gaan naar het laatste eiland van de Azoren: Santa Maria. Floortje Dessing is hier eens geweest met haar televisieprogramma ‘Floortje naar het einde van de wereld’ en we hoorden van andere zeilers dat het een schitterend eiland zou moeten zijn. Maar helaas zat dit er voor ons niet in. We informeerden namelijk bij de havenmeester of er ruimte was in de kleine jachthaven maar dat bleek niet zo te zijn. Het was maandag, er zou een Portugese rally landen op woensdag, en ze zouden pas vertrekken op zondag. De haven accepteerde geen nieuwe bezoekers meer en we moesten dus maar even in Ponta Delgada blijven liggen.

De volgende dagen bleef het recept eigenlijk hetzelfde. Wandelen, borrelen, spelletjes spelen en lekker eten met Puff en Zephyros. We hadden besloten vanuit Ponta Delgada over te gaan steken naar Ierland en er leek zich een goed moment voor te gaan doen als we op maandag 31 juli zouden vertrekken. Omdat we nu een deadline hadden leek het ons nog wel leuk om een afsluitende activiteit op São Miguel te gaan doen: golfsurfen. Kris en Ingrid hadden hier ook wel oren naar, dus we zijn met z’n vieren met de bus naar het strand van Santa Barbara gegaan. Het surfen ging mij vrij goed af totdat ik echt de grote golven ging proberen op te pakken. En zelfs Lianne heeft een paar keer op de surfplak gestaan en een stuk de golven afgesurft. Kris en Ingrid hadden het al eens gedaan in Portugal en konden ook regelmatig een mooi stuk van de golven afsurfen.

Uiteindelijk hebben we bijna twee maanden op de Azoren doorgebracht en elke dag genoten van de Portugese cultuur en de schitterende natuur. São Miguel was verreweg het meest toeristisch, maar heeft natuurlijk ook erg veel te bieden. Één ding weten we zeker, op de Azoren komen we zeker nog eens terug!

Met tante Mieke op de Azoren 4 juli tot 12 juli

Zou het er nog van komen om ze op te zoeken?

Zo’n 2,5 jaar geleden hoorden we van het plan van onze neef dat ie wel samen met Lianne de wereldzeeën wilde bevaren, dus werd er uitgekeken naar een goed schip. Al vrij snel was er een Koopmans 37 gevonden in Workum. Oom Gerrit hoorde ervan en stapte ook gelijk in de auto om het schip aan een grondige inspectie te onderwerpen. De keuring werd gedaan door de zoon van de ontwerper. En de boot kwam naar Kampen, dus weer een Westerhof in de haven.

Toen ze vorig jaar vertrokken op 4 juni, had ik al wel laten doorschemeren dat, als ik toch eens een stukje mee zou kunnen varen, dat zou geweldig zijn. En aangezien ik nu alle tijd heb, toch maar eens serieus overwogen.

Maar goed dat is nog niet zo simpel, op de eerste dag van mijn pensioen appte Bernhard, wat zou je leuker vinden Engeland of de Azoren?

Ik ging dat eens opzoeken. De Azoren waarvan ik niet eens wist dat die uit 9 (bewoonde) eilanden bestaan en dacht, nou dat zou toch leuk zijn om van het ene naar het andere eiland mee te zeilen.

Toen ze vertelden dat Lianne 12 juli naar Nederland kwam voor een aantal dagen, heb ik eerst de terugreis geboekt in hetzelfde vliegtuig en toen geboekt voor 4 juli. Ik vond het ook allemaal best spannend zo in mijn eentje, maar het kwam helemaal goed natuurlijk. Op Lajes stond daar mijn familie mij op te wachten en was ik heel blij om ze terug te zien.

2 bruine blozend gezonde koppen.

Later die dag zijn we Angra de Heroísmo ingegaan wat een lief plaatsje is.

Gewandeld en gegeten bij O Chico waar veel locals ook voor in de rij stonden, dus dat moest wel goed zijn. En voor het eerst bloedworst geproefd, hoe kan het als slagersdochter!

De volgende dag begonnen we met een lekker ontbijtje in de plaatselijke Pastelaria. Wat een leuk zaakje ,met de 1e pastel de nata van die week en lekkere koffie.

De 2 dagen die volgden hebben we heerlijk gewandeld. We hadden een grappige taximijnheer gevonden die ons haalde en bracht waar wij wilden (Francis) met een dik vet Amerikaans accent. Hij had 2 maanden bij zijn zus in Canada gezeten, dus ik kon hem redelijk volgen.

We hebben geklauterd en geklommen in die paar dagen. Ik heb wel wat grenzen moeten verleggen om dat bij te kunnen benen als bijna 67 jarige!

Maar het was de moeite waard om ook in de prachtige krater van een vulkaan te zijn geweest.

Op vrijdag zouden we vertrekken naar Sao Miguel dus eerst nog wat inkopen gedaan. Lianne maakte de nasi klaar en we voeren het zeegat uit.

De wind hadden we zo’n beetje half achter en we voeren met grootzeil en genua zo tussen de 5 en 7 knopen. Nu kon ik ook zien hoe fijn dat is om te varen met de windvaan, wat een gemak heb je daarvan.

Het was een mooie tocht. We hebben zelfs nog dolfijnen gezien en 2 keer van die grappige octopussensoort met de naam portugees oorlogsschip, hoe kom je erop?

En wat een sterren s’nachts. En oh ja ook geslapen, wat best goed ging.

Heel mooi om te zien wat een kanjers Bernhard en Lianne zijn. Zo goed op elkaar ingespeeld, ik ben super trots op ze.

Om een uur of zes, het was nog bijna donker, zag ik voor het eerst de lichtjes van Ponta Delgada opdoemen. Er werd ingeklaard en we gingen al gauw de stad in waar feest was met optochten om te eten en drinken, wat Bernhard en Lianne zich goed lieten smaken.

De laatste 3 dagen hebben we een auto gehuurd, mooie wandelingen gemaakt en vergezichten gezien, gepicknickt en plezier gehad.

Samen met Lianne terug naar Nederland gevlogen. Ik had het voor geen goud willen missen, maar moet wel even bijkomen. Ik ben tenslotte geen 29 meer.

Heel veel liefs en behouden vaart.

Tante Mieke

Van Horta naar Terceira

We hoopten dat het weer zich na onze kampeervakantie op São Jorge gunstig zou ontwikkelen voor de oversteek naar Terceira, maar onze wens werd maar half vervuld. We hoefden geen buien te verwachten, en de windsterkte was eigenlijk ook prima, maar hij kwam wel helemaal uit de verkeerde richting! En we konden niet veel langer wachten, want we hadden namelijk iets leuks op de planning staan: tante Mieke zou voor een paar dagen langskomen en meevaren vanaf Terceira naar São Miguel. We besloten dus maar te vertrekken en naar Terceira te laveren. Dat maakte van een tochtje dat hemelsbreed maar net iets meer dan 50M is, een tocht van bijna 100M. Maar eigenlijk mogen we niet klagen, het zeilen zelf liet maar weinig te wensen over.

We hadden een kant-en-klare lasagne gehaald bij de supermarkt om het onszelf wat gemakkelijker te maken. Maar vaak heb ik na een pond lasagne nog wel een beetje trek, dus ik besloot de rest van de passievruchten op te eten. Maar of het nou door een golf kwam of dat ik zelf gewoon onhandig ben; ik sneed me flink in de vinger. Lianne voelde zich al niet helemaal lekker vanwege een licht verkoudheidje, een beetje zeeziekte, en de muffe lasagne, dus die zat daar helemaal niet op te wachten. Maar tegelijkertijd weet ze ook dat ik niet zo goed tegen bloed kan. De kleur begon al uit mijn gezicht weg te trekken, dus haastte ze zich snel naar binnen om wat verband te halen. Inmiddels begon de wond al mooi te stollen en kon ze met wat zwaluwstaartjes de snee netjes bij elkaar houden.

De rest van de tocht ging gelukkig zonder noemenswaardigheden verder. We kwamen iets later aan in Angra do Heroísmo dan we hadden gepland, maar dat was allemaal geen enkel probleem. Gelukkig was er nog één plekje in de haven beschikbaar waar wij mochten gaan liggen. We zagen dat de Blue Note en de Extress ook in de haven lagen, dus dat beloofde weer gezellig te worden. Tomas en Lindy van de Extress hielpen ons met aanleggen toen we van de meldsteiger naar ons plekje voeren en lieten ons weten dat er even later stierenvechten bij de haven zou zijn.

Lianne en ik hadden nog nooit eerder stierenvechten gezien. Maar we waren niet erg onder de indruk. Af en toe ging een matador een beetje de strijd aan met een stier, maar verder gebeurde er eigenlijk maar weinig. Eerlijk gezegd snapte ik niet dat er zoveel mensen op af kwamen, maar het zal wel iets cultureels zijn, en natuurlijk een excuus om bier te drinken. Later op de avond aten we verschillende soorten lokale worst met frietjes in een soort lunchroom waarna we aansloten op een terrasje bij Tomas, Lindy, Sam en Hanneke voor sangria, bier en het spelletje 30-seconds. Om middernacht zou het laatste optreden van de feestweek plaatsvinden en we verzamelden nog alle moed bij elkaar om een kijkje te nemen. Maar de muziek was een soort van Portugese Marco Borsato en we konden niet genoeg energie opbrengen om dat tot laat uit te zitten, dus na een paar nummertjes doken we weer lekker onze kooitjes in.

De volgende dag was wasdag. Op Horta vonden we de wasmachines namelijk niet zo lekker ruiken, dus we hadden al meer dan een maand was opgespaard! Lianne was er maar druk mee. Ik deed vast ook wel iets nuttigs maar, om de woorden van onze gewaardeerde politici te gebruiken, ik kan me even niet meer herinneren wat. We maakten samen Saga klaar om mijn tante te ontvangen en keken er erg naar uit om weer een gast aan boord te hebben.

Kampeervakantie op São Jorge

We wilden graag vanuit Horta naar Velas op São Jorge varen, maar de havenmeester van Velas raadde ons keer op keer af om te komen omdat de haven vol lag. Daarom hadden Lianne en ik het plannetje gemaakt om het eiland al backpackend te verkennen. Zeker omdat de wandelingen op São Jorge voornamelijk op een ander punt stoppen dan ze starten leek dat een goede optie. Dus we moesten weer vroeg uit de veren en met onze volledige bepakking liepen we weer naar de veerboot toe, wat inmiddels een bekende wandeling was vanuit de haven van Horta. Het weer was op dit moment nog grijs en regenachtig, maar daar zou volgens de voorspellingen snel verandering in komen.

Het enige probleem was dat we eigenlijk helemaal niet wisten waar we konden gaan kamperen. De informatie op het internet was heel beperkt. Dus onze eerste stop was het toeristenkantoortje van Velas. Hier kregen we een kaartje van het eiland en wat aanwijzingen over waar we waarschijnlijk wel ons tentje op konden zetten. Voor ons was dat voldoende, dus bij een bakkertje gingen we ons plannetje smeden onder het genot van koffie en cake. Het was nog wel even puzzelen met de dienstregeling van de bussen en de kampeerplaatsen, maar uiteindelijk had Lianne het puzzeltje opgelost. We zouden eerst een nachtje kamperen in Calheta, daarna twee nachtjes in Topo en tot slot één nachtje in Santo Cristo. Hiermee konden we alle wandelingen doen die we wilden en hoefden we geen taxi’s te nemen.

De volgende stap was om wat proviand in te slaan. Op de meeste plekken zou het namelijk niet zo makkelijk zijn om nog boodschapjes te doen. Het plan was om zoveel mogelijk bij bakkertjes, cafés en restaurants te eten om zo wat gewicht in onze backpacks te sparen. Daarom eindigden we alleen met wat noten en energierepen om tijdens de wandelingen op te eten. Vanuit de supermarkt zijn we richting de busstop gewandeld, maar het duurde nog wel eventjes voordat de bus zou vertrekken richting Calheta dus konden we mooi even ontspannen naast een natuurlijk zwembad.

We lieten ons in een nabijgelegen dorpje afzetten door de buschauffeur zodat we nog een mooi klein stukje konden wandelen richting de camping. We werden gelijk al getrakteerd op mooie uitzichten en het duurde niet lang voordat we bij de camping waren. Deze keurige camping had alles wat we nodig hadden: water, elektriciteit, warme douches, een natuurlijk zwembad en een kleine bar, waar we voor ons avondeten een pulled pork burger met een biertje hadden genomen. Er stonden maar twee andere tentjes op de camping en we hebben gezellig gekletst met de andere kampeerders.

De volgende dag konden we op ons gemakje naar Calheta wandelen om vanuit daar de bus richting Topo te pakken. Eenmaal daar aangekomen bestelden we een broodje met wat drinken. Toen we af gingen rekenen bestelden we nog een stuk pizza voor onderweg en vroegen we voor de zekerheid nog even of de bus inderdaad stopte waar we verwachtte. Dit bleek echter niet het geval te zijn! Een man vertelde ons dat we eerst nog een stuk de heuvel op moesten wandelen richting de grote weg. Wij stopten maar snel de pizza weg in onze backpacks en begonnen de heuvel op te hollen. We hadden namelijk geen zeeën van tijd meer. Gelukkig duurde het niet lang voordat we bovenop de heuvel waren en zagen we na een paar minuten een busje aankomen. We vroegen de buschauffeur of hij richting Topo ging en dit was gelukkig het geval. We lieten ons weer afzetten in een ander dorpje vanuit waar we weer een mooie wandeling op konden pakken.

De wandeling was heerlijk door het glooiende landschap. We hadden mooie uitzichten over de oceaan en de groene velden waar talloze koeien op stonden te grazen. Toen we eenmaal aankwamen in Topo was tot onze schrik het restaurantje waar we van plan waren om te gaan eten gesloten. Maar het was pas net 18:00u geweest, dus we hoopten dat het wel open zou zijn nadat we ons tentje op de minicamping hadden opgezet. Helaas was dat nog wel bijna twee kilometer wandelen en een heel stuk afdalen. Maar we hadden niet zo veel keuze. De camping zelf was schitterend. Het bestond uit vier terrassen waar kleine tentjes op passen en een beschutte plek waar gebarbecued kan worden. Ook was er stromend water, maar geen wc’s. Net iets verderop was ook weer een natuurlijk zwembad.

We hadden vlot de tent opgezet en begonnen weer aan onze wandeling terug omhoog. Maar tot onze spijt was het restaurantje nog steeds gesloten. Een vriendelijke man sprak ons in het Engels aan en liet ons weten dat het restaurantje dit weekend toevallig dicht was. Voor ons was dat natuurlijk geen goed nieuws. We vroegen of hij misschien nog een andere plek wist waar we wat eten zouden kunnen krijgen? Hij vertelde dat we wel eens in São Pedro konden gaan kijken bij het kerkje, daar waren namelijk festiviteiten gaande en hij verwachtte dat we daar wel een stukje pizza of een belegd broodje konden vinden. Voor ons was dat natuurlijk een prima oplossing, dus we gingen maar weer met de benenwagen die kant op.

Toen we aankwamen bij het kerkje waren er naast de vlaggetjes en de lichtjes weinig tekens van festiviteit. We zagen alleen twee oudere mannen achter een barretje staan en de pastoor was wat heen en weer aan het wandelen. We trokken maar de stoute schoenen aan en vroegen of er iemand was die Engels sprak. De pastoor werd er bij gehaald en we vroegen hem of hij misschien wist of we ergens in de buurt wat eten konden vinden. Hij vroeg of we al in het restaurantje bij het nabijgelegen dorp waren geweest en was verrast dat deze gesloten was. Hij moest even nadenken, maar als alternatief bood hij ons aan om te wachten tot na de mis en daarna zouden we wel wat eten kunnen krijgen. Dit leek ons een prima plan. Wij gingen op een muurtje zitten, maar het duurde niet lang voordat één van de mannetjes achter het barretje ons riep en gebaarde dat we wat van de kaas moesten proeven. Op São Jorge wordt heerlijke kaas gemaakt, dus we lieten deze kans niet aan ons voorbij gaan. Het werd trouwens niet gewaardeerd dat we één stukje pakten. We moesten er minimaal twee pakken. En deze gastvrijheid werd nog steker benadrukt toen ons gevraagd werd of we zin hadden in een flesje bier. Wij accepteerden dit aanbod met plezier, maar de twee mannen achter de bar trokken hun eigen portemonnee om hiervoor te betalen! Ik spoorde Lianne aan om hun juist wat geld te geven, maar de blik van de man gaf aan dat dit absoluut geen optie was, dus we bedankten hem vriendelijk en genoten van ons flesje bier. Even later kwam een vrouw die een tijdje in Canada had gewoond oliebollen bakken, die later verkocht zouden worden voor de kerkkas. We hadden een leuk gesprek met haar over São Jorge, haar tijd in Canada en onze reis. Toen het haar duidelijk werd dat we ook nog niet echt plannen hadden voor ons eten voor de volgende dag, bood ze aan om ons op de lijst voor de barbecue te zetten. We zouden dan voor de lunch langs kunnen komen en een halve kip met wat brood per persoon kunnen krijgen. Ook hier konden we natuurlijk geen nee tegen zeggen, dus we accepteerden hun aanbod graag.

Even later was de dienst afgelopen en kwam de pastoor ook naar de bar en gaf ons twee belegde broodjes. We vroegen wederom of we er niet iets voor konden betalen maar daar moest hij niets van horen. Toen we er achter kwamen dat alle andere mensen op het feest wel geld betaalden voelden we ons helemaal bezwaard en besloten we dan maar een donatie te doen aan de kerk. We gaven de pastoor 20 euro, en dat accepteerde hij vriendelijk. Als dank kregen we nog twee flesjes bier. We besloten nog eventjes te blijven hangen om te zien hoe de festiviteiten zich zouden ontwikkelen. Er was iemand continue bezig met een muziekinstallatie en het leek alsof er een band zou gaan spelen, maar dat duurde maar en dat duurde maar. Op een gegeven moment kwamen er een aantal kinderen langs met de oliebollen die de vrouw achter de bar had staan bakken. We konden ze voor een euro per stuk kopen. We kochten er gelijk twee en zaten op dat moment eigenlijk ook wel heerlijk vol met eten. De sfeer op het feest was wel alsof ze nog ergens naartoe aan het opbouwen waren, maar wij waren eigenlijk bekaf, dus keerden rustig terug naar ons tentje voor een heerlijk nachtje slapen.

Zondag was voor ons ook de rustdag. Het enige wat we op de planning hadden staan was de barbecue bij de kerk. Nadat we ‘s ochtends een duik hadden genomen in het natuurlijke zwembad liepen we weer de heuvel op richting het kerkje. We werden wederom warm ontvangen en kregen gelijk een plastic doos met twee halve kippen en een zak brood in onze handen gedrukt. We bedankten iedereen weer vriendelijk, aten ergens in de buurt de heerlijke kip op en besloten toch nog maar een klein wandelingetje in de buurt te maken. We plukten wat munt om thee van te zetten bij de tent en keerden terug naar de minicamping. Hier stookten we een klein vuurtje, dronken wat zelfgemaakte thee en doken weer op tijd ons bed in, want de bus zou de volgende ochtend al vroeg vertrekken.

De wekker ging en we pakten snel onze tent in. We waren op tijd bij de bushalte, maar we wisten eigenlijk niet 100 procent zeker dat de bus daar ook echt zou stoppen. Volgens het schema hadden we nog 20 minuten om naar de vertrekhalte van de bus te wandelen, wat we uiteindelijk besloten te doen. Maar halverwege zagen we opeens de bus al de heuvel oprijden. We probeerden de bus aan te houden, en ondanks dat de buschauffeur hier wat ongenoegen over uitte stopte hij toch voor ons en mochten we meerijden. We wilden eigenlijk naar Vimes rijden, aan het zuiden van het eiland, maar het bleek dat de bus daar niet helemaal naar toe ging. Uiteindelijk zette de buschauffeur ons af op Serra do Topo wat ons eigenlijk wel een stukje scheelde in de wandeling die we voor die dag hadden gepland. Vanaf hier startten we de geweldige wandeling richting Fajã da Caldeira de Santo Cristo. Dit is een bedevaart dorp waar ook veel gesurft wordt, maar wat bovendien erg moeilijk te bereiken is. Je kunt er alleen via de wandeling komen die wij hebben gemaakt, of via een quad vanaf de westkant.

Halverwege de wandeling maakten we een korte stop bij waterval waar ik even lekker van de kans gebruik heb gemaakt om onder de waterval te gaan zwemmen. Hierna werd de wandeling ook ietsje gemakkelijker en toen we eenmaal aankwamen in Santo Cristo was het eerste café al geopend voor een ontbijt van tosti’s en koffie. In eerste instantie hadden we ons tentje opgezet naast de kerk, omdat dat zo was uitgelegd door het toeristenkantoor in Velas, maar later kwamen we erachter dat dit niet helemaal de bedoeling was, en dat er zelfs een hele camping was tegen de bergwand aan. We verhuisden dus maar snel die kant op en nadat we onze tent voor de tweede keer hadden opgezet gingen we weer naar hetzelfde café voor lunch. We bezochten een klein museumpje over dit plaatsje en leerden hoe het dorp in de jaren 80 volledig was afgesloten van de buitenwereld na een aardbeving. Toen het eenmaal tijd was om op zoek te gaan naar avondeten bleek dat ook weer makkelijker gezegd dan gedaan. De restaurantjes waren eigenlijk alleen open voor ontbijt en lunch omdat ze het moeten hebben van de wandelaars. Gelukkig konden we nog een tosti krijgen met een stukje taart. We moesten het er maar mee doen. ‘s Avonds probeerden we nog de zonsondergang te zien, maar helaas zakte die net achter de rotsen weg. We doken weer op tijd ons bedje in om de volgende ochtend vol energie onze laatste wandeling te starten.

De laatste wandeling bracht ons van Santo Cristo naar Norte Pequeño. Halverwege, in Fajã dos Cubres, kwamen we weer in de bewoonde wereld aan en ontbeten we met broodjes varkensvlees, gebakken worst en heel veel koffie. We moesten nog een flink stukje klimmen naar Norte Pequeño dus alle calorieën waren welkom. Onderweg werden we nog getrakteerd op een aantal schitterende uitzichten en we waren ruim op tijd bij de bushalten. Er zou hier ook een café in de buurt zijn, maar je raadt het al, die was gesloten. Gelukkig was er wel een kraan met bronwater, dus we konden zoveel drinken als we wilden. De buschauffeur zette ons af vlak naast de veerboot dus het wandelen was gelukkig voor eventjes gedaan.

Voor ons was dit de eerste keer dat we met de backpack een tocht hebben gewandeld, maar na ons avontuur op Pico durfden we dit wel aan. En achteraf ging het wandelen ons prima af, maar we hadden er beter aan gedaan wat meer eten mee te nemen. Uiteindelijk weegt dat namelijk ook weer niet zoveel. In totaal hebben we gedurende vijf dagen 38.6km gewandeld en zijn we 1225 meter gestegen, waar we zeker niet ontevreden over zijn.

Vermaak op Faial en Pico

De tocht vanuit Flores naar Horta was echt niet zo leuk. In eerste plaats omdat we eigenlijk niet weg wilden, maar vooral omdat de omstandigheden het niet toelieten om te zeilen en we eigenlijk het hele stuk op de motor hebben moeten varen, en dat voor wel 20 uur lang! En natuurlijk omdat we terug moesten om meer diesel te halen. Toen we eenmaal aan waren gekomen in Horta werd het al snel duidelijk dat we nog niet helemaal op onze lauweren konden gaan rusten. De haven lag namelijk tjokvol vanwege de naderende storm en er was te weinig ruimte voor alle schepen die net de Atlantische oversteek hadden gemaakt. Omdat wij geen zin hadden om ons anker uit te gooien om alleen maar even langs de havenmeester te gaan, had ik Saga even langs een ander schip gelegd. Lianne kreeg even later te horen dat dit niet de bedoeling was, en ik moest in mijn eentje ruimte maken voor een andere boot. Maar Lianne kwam uiteindelijk wel terug met enigszins goed nieuws: we mochten naast de .G gaan liggen, een andere Nederlandse boot die we ook al een aantal keer in de Carieb waren tegengekomen. De keerzijde was dat we daar niet zo lang mochten blijven liggen en weer weg moesten, precies op het moment dat de storm op z’n zwaarst zou zijn. Maar op dat moment vonden we dat een probleem voor later, en hoopten we dat er een plekje in de haven voor ons gevonden zou worden.

Nadat we netjes waren aangelegd zijn we naar Peter Café Sport gegaan voor een hapje eten. Dit café wordt al meer dan 100 jaar bezocht door zeilers die vanuit de hele wereld in Horta aankomen. Zelfs vandaag de dag kun je er geld wisselen en er brieven laten bezorgen, iets wat we tegenwoordig niet meer zoveel doen maar wat vroeger natuurlijk onmisbaar was. Jammer genoeg vond ik zelf dat er door het toeristische karakter niet zoveel meer van het nautische karakter overbleef, maar de geschiedenis heeft nog steeds wel een bijzondere aantrekkingskracht. Vanuit de hele haven heb je een indrukwekkend uitzicht op Pico, de vulkaan van het naburige eiland. Van Vincent en Jojanneke van de Bojangles hoorden we dat het heel gaaf is om deze te beklimmen en daar te blijven overnachten. Het leek ons ook wel wat om dat te gaan doen, maar eerst maar eens zorgen dat we een mooi plekje in de haven konden krijgen.

De volgende dagen gingen we meerdere keren per dag naar de havenmeester om te vragen of ze geen plekje voor ons beschikbaar hadden. Erik en Inge van de JestX hadden een mooie box in de haven en waren continue op de uitkijk voor een mooi plekje voor ons. Maar keer op keer kon de havenmeester ons niet helpen. Het was dan ook een chaotisch systeem met handgeschreven lijstjes en onderlinge afspraken. In de Nederlandse havens wordt dat toch een stuk secuurder bijgehouden. Op de ochtend dat we weg moesten omdat het beroepsvaartuig terugkwam, besloten we toch maar het anker uit te gooien in de baai. In eerste instantie waren we wat verderop uit de drukte gaan liggen, maar de golfslag was hier al zo heftig dat het leek alsof we op open zee voeren. Niet goed, want het zwaarste weer moest nog komen. Daarom besloten we toch maar de drukte op te zoeken. Uiteindelijk vonden we een plekje met wat ruimte om voldoende ketting uit te leggen. Voor de zekerheid ben ik in het water gesprongen om te kijken of het anker goed lag. En hoewel dat op zich wel het geval was, lag het anker ook tussen twee enorm zware kettingen. Deze kettingen werden gebruikt in de tijd van de watervliegtuigen en het zou een heel lastig verhaal kunnen worden als ons anker verwikkeld zou raken met één van deze zware kettingen. Ook daar moesten we weer weg dus. Ik maakte maar van de gelegenheid gebruik om rond te zwemmen voor een goede plek voor het anker. Daarbij kwam ik nog twee enorme vrachtschipankers tegen. Ook daar wil je niet met je anker achter komen te liggen. Maar gelukkig zag ik ook een mooi stukje bodem waar we wel netjes ons anker uit zouden kunnen gooien. Na nog twee keer proberen hadden we dan uiteindelijk een redelijk plekje om de storm hopelijk zonder kleerscheuren uit te kunnen zitten.

Toen we eenmaal voor anker lagen pakte Lianne de rubberboot om toch nog wat extra diesel te gaan halen. Bij het havenkantoor kwam ze toevallig weer Erik en Inge tegen, die lieten weten dat een andere Nederlandse boot, de Toubab, die ochtend was weggevaren, en dat we maar aan de havenmeester moesten vragen of we daar niet konden gaan liggen. Gelukkig vond de havenmeester dat uiteindelijk prima, waarschijnlijk omdat hij toch het hele overzicht op dat moment kwijt was. Wij haalden dus weer het anker op, maar gelukkig deze keer weer eventjes voor de laatste keer. We lagen er mooi, en precies op tijd. Waar we in eerste instantie lagen ging het nu al echt tekeer en het werd alleen maar drukker met schepen die voor anker gingen liggen. De havenmeesters begonnen zelfs schepen te weigeren en door te verwijzen naar een kleine baai om de hoek van het eiland, waar ze gelukkig wel goed beschut lagen voor het slechte weer. Wij lagen inmiddels in Abrahams schoot en maakten ons maar klaar om een hapje te gaan eten aan de wal. Sinds de oversteek was het nu tijd om eindelijk eens echt te ontspannen.

Een paar dagen later werden we door Erik en Inge uitgenodigd om met een busje Faial rond te rijden, gezellig natuurlijk. We zijn de krater rondgewandeld, maar hadden hier helaas geen geluk met het uitzicht: het was erg mistig. Na de wandeling reden we door naar de Capelinhos. Hier heeft tussen 1957 en 1958 een aantal vulkaanuitbarstingen plaatsgevonden en het landschap is nog altijd bijzonder om te aanschouwen. Na de lunch zijn we rustig de rest van het eiland rondgereden en af en toe uitgestapt op de mooie uitzichtpunten. Faial is niet groot, dus je kunt in één dag wel het meeste van het eiland zien.

Ondertussen was de Hannah Penn met Adam en Kathryn vanuit Velas richting Horta gekomen. We zijn samen naar het kleine scrimshawmuseum van Peter Café Sport gegaan en besloten de volgende dag de veerboot naar Pico te pakken om ook dat eiland eens wat beter te bekijken. Eenmaal aangekomen aan de overkant gingen we eens informeren naar een huurauto, maar voor €85,- per dag vonden we dat veel te gortig, dus de bus leek ons een betere manier om wat rond te kijken. Het toeristenbureau had ons aangeraden om naar het plaatsje Lajes do Pico te gaan en het walvismuseum te bezoeken, dus dat is precies wat we hebben gedaan. Het was wel indrukwekkend om te zien hoe ze vroeger met kleine sloepjes de zee op gingen om die walvissen te vangen. Tot halverwege de jaren 80 is er op de Azoren op walvissen gejaagd. Ook de relatieve armoede waarin de mensen hier toen leefden stond ik wel van te kijken. Zelfs vandaag de dag zijn de mensen niet erg welvarend op Pico en leven ze voornamelijk nog in simpele stenen huizen met witte voegen. Tegelijkertijd geeft dat wel een enorm sfeervol beeld in het ruige rotsachtige landschap.

Helaas hadden we tussen de bus en de veerboot terug nog een paar uurtjes tijd om te doden. Dus zijn we maar bier gaan drinken op een terrasje. We hoorden dat de Atlas, Blue Note en Extress ook onderweg waren vanuit Velas richting Horta dus besloten we met z’n allen een hapje te gaan eten in Horta. Een leuke groep natuurlijk, want iedereen is zo rond de 30. Eenmaal daar aangekomen hadden Adam en ik toch al een paar flinke biertjes op, en tijdens het eten bleef het bier ook rijkelijk vloeien. Ik begon op dit moment wel te merken dat ik het tempo iets minder goed aan kon dan de rest, dus probeerde maar wat rustiger aan te doen. Maar na het eten gingen we naar het terras van Peter Café Sport, en voor €3,50 kun je hier een heerlijke gin tonic krijgen, dat er ook wel lekker inging. Inmiddels vond Lianne het wel welletjes en is ze teruggegaan naar Saga, maar ik had het nog wel naar mijn zin. Op een gegeven moment had Sam van de Blue Note een tafeltje binnen gevonden en was hij aan de praat geraakt met een Engelsman. Kathryn meende deze man toevallig te kennen, en het duurde niet lang voor ze er achter kwam en riep: “Oh, I know you. My horse lives at your castle!”, waarop Linde van de Atlas in het lachen uitbarstte vanwege deze decadente Engelse uitspraak. Niet lang daarna werden we het café uitgetrapt omdat ze gingen sluiten, maar het restaurant waar we ook gegeten hadden had nog de deuren open en we konden daar nog terecht voor een laatste drankje. Een groepje Franse zeilers was hier een drankspelletje aan het spelen en Joost en de Engelsman probeerden mee te doen. Maar het leek erop dat Joost regelmatig aan het kortste eind trok en dus een slok bier moest drinken. Gelukkig had iedereen er plezier in. Zelf vond ik het eigenlijk wel prima dat ook hier de lichten uitgingen en iedereen terugging naar hun boot. Grappig genoeg raakte ik op de terugweg nog aan de praat met een Vlaming. Hij vertelde dat hij uit Knokke kwam, waarop ik voor de grap riep: “Ah, Knokke wordt toch bestuurd door de laatste dictator van Europa, burgermeester Lippens?”, want dat had ik ooit eens gezien bij hoe heurt het eigenlijk van Jort Kelder. De Vlaming moest hier wel om lachen maar vertelde ook dat dat zijn schoonvader was, die in 2021 was overleden. Oeps! Tijd om naar bed te gaan.

Maar veel tijd om rustig uit te brakken kreeg ik niet van Lianne (en terecht). Van Vincent en Jojanneke hadden we namelijk een ontzettend enthousiast verhaal gehoord van hun beklimming en overnachting van de top van Pico. Ze vertelden dat ze dit ook echt iets voor ons vonden. Grappig genoeg was bij hun beklimming zelfs een filmploeg van 3 op reis mee met Chris Zegers om er een aflevering over te maken. Omdat mijn verjaardag eraan zat te komen leek ons dit een mooi cadeau. We hadden de trip geboekt via Pico Me Up. Zij zorgen voor alle kampeerspullen, zoals de tent en slaapzak en wij hoefden alleen maar te zorgen voor eten, drinken en goede kleding. Met mijn brakke hoofd werd ik dus meegesleept naar de supermarkt om inkopen te doen voor onze bergbeklimming. Ook moesten we even langs de Chinese winkel om verf te kopen voor onze muurschildering. Want elk schip laat op de muur in Horta een klein kunstwerkje achter voor goed geluk. Terwijl ik eindelijk wat rust van Lianne kreeg begon zij maar alvast aan ons schilderijtje.

De volgende ochtend markeerde de start van ons nieuwe avontuur. Toen we aankwamen op Pico hebben we ons eerst tegoed gedaan aan allerlei lekkernijen in een lunchroom, want we moesten nog even wachten voordat we opgehaald werden door Manuel van Pico Me Up. Als je de juiste zaken weet te vinden kun je hier echt heerlijk eten voor niet al te veel geld. Voor €6,50 had ik bijvoorbeeld een heerlijk gerecht met gebakken octopus, aardappels en stoofgroenten. Toen we echt niet meer konden eten was het eigenlijk ook tijd om een oogje in het zeil te gaan houden voor Manuel. Niet veel later zagen we een gave Landrover langsrijden, en dit bleek hem inderdaad te zijn. Naast ons gingen nog twee Duitse jongens en een Portugees meisje mee. We reden naar een berghuis waar we onze trackers op moesten halen. Alle wandelaars die de top van Pico op gaan moeten namelijk een satelliettracker meenemen voor de veiligheid. Vanaf hier start ook de wandeling. We moesten nog even wachten voor een groep die de berg afkwam, maar rond half vier mochten we onze beklimming starten. Het is niet zo ver, slechts 2.7km, maar wel 1200m in de hoogte. Behoorlijk steil dus. Omdat dit voor Lianne en mij de eerste keer was om met bepakking te wandelen vonden we dat ergens nog wel spannend, maar het scheelde een slok op de borrel om met stokken omhoog te gaan en qua inspanning viel het eigenlijk allemaal wel mee. Het scheelde ook dat het tempo vooral bepaald werd door het Portugese meisje.

Jammer genoeg was het zicht niet om over naar huis te schrijven toen we vertrokken vanaf het berghuis. De voorspelling was wel dat het beter zou worden. Maar hoe hoger we kwamen, hoe meer de lucht begon te betrekken. We stopten regelmatig voor een slokje water, een hapje eten of om nog een extra kledingstuk aan te doen. Toen we de top begonnen te naderen begon het weer echt slecht te worden. De wind was toegenomen en de miezer was overgegaan in regen. Soms waren de windvlagen zo heftig dat we ons echt schrap moesten zetten met de stokken om niet weg te waaien. Manuel laste nog een laatste stop in om ons voor te bereiden op de laatste etappe. We moesten ons maar zo warm mogelijk aankleden en we zouden in één keer doorgaan naar de kampeerplaatsen, waar we zo snel mogelijk onze tenten op moesten zetten. De sfeer begon op dit moment serieus te worden. We moesten nog een klein stukje klimmen voordat we bij de kraterwand aankwamen en we de krater in konden lopen. Ik had verwacht dat we daar wel wat beschutting zouden vinden, maar het tegendeel was waar en de regen kwam juist van alle kanten. We hielpen elkaar om de tentjes snel op te zetten. Zodra een tent half stond gooiden we onze backpacks erin om te voorkomen dat de tent weg zou waaien. We moesten nog wat muurtjes van vulkanische rotsblokken verbouwen om ruimte te maken voor onze tentjes, maar uiteindelijk stonden ze alle drie goed. Inmiddels waren we behoorlijk koud geworden en Manuel instrueerde ons om snel de tent in te gaan. Hij zou, tot Lianne’s grote vreugde, een kopje thee gaan zetten. Een mooie zonsondergang zat er in ieder geval niet in met de huidige omstandigheden, maar we hoopten nog wel op een mooie zonsopkomst. Toen ik de thee kwam ophalen vertelde Manuel dat we de wekker om 05:00u zouden zetten en dat hij dan even de tent uit zou gaan om te kijken of er een zonsopkomst te zien zou zijn. De thee hielp wel om ons een beetje op te warmen, maar het duurde nog wel eventjes voordat we weer een beetje warm waren geworden in onze slaapzakken. Rond 02:00u ‘s nachts begon de wind een beetje te liggen en ik denk dat ik vanaf dat moment nog wel eventjes heb kunnen slapen, maar een diepe slaap was het zeker niet.

Rond 05:00u hoorden we Manuel de tent uit gaan maar hij kwam snel weer terug. Hij vertelde dat we nog maar even moesten proberen uit te rusten tot 08:00u en dat we dan snel onze spullen op zouden pakken en onze weg naar beneden in zouden zetten. De wind was namelijk wel wat gaan liggen, maar de regen was alleen maar toegenomen. Vlak voordat we vertrokken kregen we nog even een kopje thee en we probeerden zoveel mogelijk te ontbijten, maar onze eetlust bleef een beetje uit. We pakten snel de tenten in en begonnen onze tocht naar beneden. De omstandigheden waren echt niet mals. Het regende pijpenstelen en we konden nauwelijks 10 meter voor ons kijken. We waren blij met onze gids; ik denk niet dat we zelf de weg terug hadden kunnen vinden vanuit de krater. Het Portugese meisje kon het tempo eigenlijk niet bijhouden, maar Manuel wilde zo snel mogelijk naar beneden. Hij hield daarom voor het grootste deel haar hand vast en leidde haar de weg. Het was best indrukwekkend om te zien hoe hij daarmee de snelheid van de groep een stuk hoger wist te houden. Gelukkig ging het ons nog steeds redelijk makkelijk af. In de tussentijd waren we helemaal doorweekt. Onze waterdichte kleding vond het blijkbaar wel genoeg geweest. De terugweg was wel een stuk sneller dan onze klim en we waren redelijk vlot weer bij het berghuis. Hier probeerde ik nog wat droge kleren uit mijn rugtas te halen, maar ook dat was allemaal doorweekt. Gelukkig konden we er met de Duitse jongens wel om lachen. Die vonden het ook simpelweg een schitterend avontuur. Manuel bracht ons terug naar de veerboot en gelukkig hoefden we niet lang te wachten bij de haven. We bestelden een kom warme soep en voelde ons een beetje schuldig dat we overal natte voetafdrukken achterlieten, maar veel konden we daar natuurlijk niet aan doen. Eenmaal in Horta genoten we enorm van een warme douche en hingen we onze natte spullen uit in Saga, waar de dieselkachel maar even aan werd gezet om de boel te drogen. Het was natuurlijk jammer dat we niet van mooie uitzichten hebben kunnen genieten, maar al met al hebben we toch wel enorm genoten van dit avontuur. En we kunnen altijd de mooie zonsopkomst en ondergang zien bij 3 op reis!

De volgende dag zijn we lekker uit eten gegaan voor mijn verjaardag en heeft Lianne de muurschildering afgemaakt. Eigenlijk hadden we wel weer zin om verder te varen naar Velas op São Jorge, maar de haven was hier continue vol en de havenmeester raadde ons af die kant op te komen. Daarom probeerden we maar zoveel mogelijk van onze tijd gebruik te maken en hebben we nog de botanische tuin van Faial bezocht en zijn we vooral heel vaak naar de bakker gegaan voor ontbijt en lunch. Maar dat kamperen met de rugzak was ons, ondanks alles, toch zodanig goed bevallen dat we begonnen te spelen met het idee om met de rugzak rond São Jorge te gaan trekken. Toen we echter onze kampeerspullen begonnen te inventariseren kwamen we erachter dat er een slaapmatje ontbrak. Dus we zijn Horta rondgereisd om er eentje te vinden, maar er was hier helaas geen enkele winkel die ons daarmee kon helpen. We wisten wel dat er op Pico een soort van outdoorwinkel zat, maar dat betekende wel weer een tochtje met de veerboot. Uiteindelijk besloten we toch dat plan door te zetten en zijn we nog een dagje naar Pico gegaan, hebben we de noordkant van het eiland bezocht en kwamen we ‘s avonds terug aan boord met een nieuw matje en wandelstokken. Het was tijd voor een kleine vakantie naar São Jorge!