Te kort op het mooie Flores

Omdat de haven van Lajes op Flores in 2019 zwaar getroffen was door storm Lorenzo zijn ze nog altijd met herstelwerkzaamheden bezig. Helaas staat de jachthaven daarbij niet erg hoog op de prioriteitenlijst. Onze boeken gaven aan dat het een veiligere optie zou zijn om naar Horta te gaan, maar omdat Lennert en Marieke van de Escapade al een paar dagen eerder aan zouden komen op Flores, konden we mooi gebruik maken van hun inschatting van de situatie. En via de satelliet mail liet Lennert weten dat er wel een paar plekjes voor ons en de andere Nederlandse boten zouden zijn. Toen we eenmaal binnen mobiel bereik waren, kregen we al een paar foto’s doorgestuurd van de situatie in de haven en wat tips voor waar we Saga neer zouden kunnen leggen. We werden warm ontvangen door Lennert en Marieke en we hadden Saga mooi provisorisch aangelegd tussen een aantal palen, zodat we weinig last zouden hebben van de deining in de haven, maar de havenmeester dacht daar toch anders over en helaas moesten we gaan verleggen. De beste optie was dan om bij Escapade langszij te gaan liggen. En eigenlijk ging dat ook wel oké met de hoeveelheid deining op dat moment. We werden gelijk aan boord uitgenodigd en dronken een klein biertje op onze succesvolle oversteek.

Maar Lianne en ik waren niet de enige die op het advies van de Escapade af waren gegaan. De Hannah Penn, Extress, Atlas en Blue Note lagen op die volgorde op schema om ook aan te komen op Flores. En eigenlijk was er met de huidige situatie maar ruimte voor 4 schepen langs de hoge kade; dat werd een beetje puzzelen. Marieke was bij de andere schepen langsgegaan om te vragen of daar langszij gelegen mocht worden. Gelukkig was dit geen probleem. Toen dit allemaal was geregeld duurde het niet lang voordat de Hannah Penn binnen kwam varen. En we gingen samen met Lennert en Marieke op de pier hen verwelkomen. Hier raakte ik ook aan de praat met een inwoner van Lajes. Hij had een tijd een Canada gewoond, maar was nu weer terug naar zijn geboortestad gekomen. Hij vertelde over de walvisvaart en hoe de walvisboten nu nog voor plezier worden gezeild en soms geracet tegen de andere eilanden. Maar ook hoe er de vorige dag een walvisboot was omgeslagen en de passagiers gered moesten worden. Nadat de Hannah Penn netjes was afgemeerd, gingen we samen met Adam en Kathryn eten bij een restaurantje in het plaatsje en waren weer blij verrast met de gastvrijheid en het heerlijke eten, wat toch wel een beetje in contrast stond met onze ervaringen in de Carieb. Later op de avond kwamen Thomas en Lindy van de Extress ook binnen.

De volgende dag stond voor ons in het teken van weer wat orde op zaken te stellen: Saga opruimen, de was doen, boodschappen doen en bijkomen van de oversteek. Lajes is een schoon en schattig plaatsje en we voelden ons weer helemaal thuis op Europees grondgebied. In de loop van de dag kwamen ook de Atlas en de Blue Note binnen. Met wat moeite konden we nog wat plekjes vinden. Het was die dag al wel wat onrustiger geworden in de haven. Wij hadden ‘s ochtends zelfs een lijn gebroken toen er plotseling zware deining in de haven kwam te staan. Gelukkig werd het in de loop van de dag wel weer wat rustiger. ‘s Avonds gingen we met de hele groep een biertje drinken en een hapje eten in een nabijgelegen restaurantje. Een en al gezelligheid dus!

Jammer genoeg zat de weersvoorspelling ons niet mee. Het leek erop dat er een storm aan zou komen, wat flinke deining vanuit het noordoosten zou veroorzaken. Met die situatie zou het ronduit gevaarlijk kunnen worden in Flores, dus we besloten dat we de volgende dag uit zouden gaan varen richting Horta. Dat gaf ons helaas nog maar één dag om het eiland te verkennen. Vanuit de haven vertrokken we daarom maar voor een mooie wandeling richting Fajã de Lopo Vaz. Fajãs kom je op verschillende plekken in de Azoren tegen. Dit zijn vlakke stukken land aan de kust onder indrukwekkende kliffen, veroorzaakt door landverschuivingen en andere geologische oorzaken. Het was een schitterende wandeling en een mooie gelegenheid om onze benen weer eens goed te gebruiken na zo’n lange tijd op zee.

De volgende ochtend stonden we alweer in de startblokken om af te varen. We wilden alleen nog een klein beetje extra diesel tanken in het geval dat we meer zouden moeten motoren dan gedacht. We konden 20L uit een jerrycan van Hannah Penn overnemen en we dachten dat we daarmee wel gered zouden zijn. We gooiden de trossen los en voeren af, de haven uit terwijl we uitgezwaaid werden door de rest van de groep. Zij hadden besloten net iets langer te blijven liggen en rond de middag te vertrekken, zodat ze zelf ook nog het eiland even konden bekijken. Wij hadden wel meegewild, maar vonden het toch fijner om met licht aan te komen in Horta. Toen we eenmaal de haven uit waren gevaren viel het ons toch vies tegen om een beetje snelheid in de boot te houden op de zeilen. We hadden een licht windje van achteren, maar er stond een vervelende golfslag op de kop. We moesten daarom wel de motor erbij zetten om ervoor te zorgen dat de zeilen niet enorm zouden gaan klappen, maar daar hadden we niet op gerekend. Het zat ons niet lekker, dus we besloten na een uurtje terug te varen naar Flores om toch meer diesel mee te nemen. Gelukkig konden we zowel van de Escapade als van de Extress nog wat diesel krijgen, dus daar waren we mooi mee gered. Toen we de herkansing inzetten was de golfslag ook al iets afgenomen, waardoor de tocht al wat comfortabeler werd. We vonden het jammer dat we Flores moesten verlaten, want het eiland heeft nog veel te bieden. Des te meer reden om ooit weer een keertje terug te komen!

2317 Mijl hoog aan de wind naar de Azoren

De wekker ging ‘s ochtends af om zeven uur. We hadden heerlijk geslapen ondanks de gezonde spanning. We dronken nog even een kopje koffie en aten een simpel ontbijt, maar eigenlijk stonden we te springen om te gaan vertrekken. Omdat we de avond ervoor aan een ankerboei waren gaan liggen, was de voorbereiding om af te varen minimaal. Na een uurtje waren we er klaar voor en gooiden we onszelf los. We voeren rustig op de motor het ankerveld uit en de zeiltjes werden zo snel mogelijk gehesen. We zagen dat de JestX al was afgevaren en dat de Escapade bezig was om het anker op te halen. De komende dagen zou de koers hoog aan de wind zijn met een prettige windkracht drie tot vier. We hadden er zin in.

Ons eerste doel was om zo hoog mogelijk te varen en vlak langs Anguilla te varen zonder over stag te hoeven gaan. JestX ging ons net voor en, omdat zij iets lichter en moderner zijn dan Saga, konden ze makkelijker hoogte houden. Maar het lukte ons ook om de juiste koers te houden en we kwamen goed uit om de open oceaan op te varen. Tot onze verbazing liep de JestX op dit moment niet eens zo ver meer op ons uit. Het zeewier kwam namelijk in het roer van hun windvaan vast te zitten en zorgde voor veel extra weerstand. Tegen het einde van de dag lagen we zo’n 20 mijl op hun voor. Wij waren wel in onze nopjes, want onder normale omstandigheden zou dat helemaal niet onverdienstelijk zijn!

De weersvoorspelling zag er goed uit voor de komende dagen. Het leek erop of we min of meer rechtstreeks op ons doel af konden varen. En misschien klinkt dit überhaupt heel logisch om te doen, maar onder normale omstandigheden ligt er een groot hogedrukgebied midden in de Atlantische Oceaan waar heel weinig wind is. Dit hogedrukgebied wordt ook wel het Azoren hoog genoemd. Traditioneel varen zeilschepen daarom eerst richting het noorden vanaf de Carieb om vervolgens westelijke winden op te pakken. Als je geen toegang hebt tot recente weerberichten zou het met onze huidige aanpak kunnen dat je middenin het Azoren hoog beland en meerdere weken zonder enige wind zit! We hoorden zelfs een horrorverhaal van een zeiler die 50 dagen in het Azoren hoog heeft rondgedobberd voordat hij van een containerschip diesel had gekregen om het laatste stuk op de motor voort te zetten. Met deze kennis in ons achterhoofd keken we een beetje argwanend naar de voorspellingen. Maar alle weermodellen wezen dezelfde kant op, dus wij maakten er hartelijk gebruik van.

Omdat de omstandigheden mild waren konden we snel wennen aan onze shifts. De eerste dagen eten koken ging makkelijk en we maakten goede voortgang zonder veel zeilwissels door te hoeven voeren. We bleven steeds dicht in de buurt van de JestX, welke ons steeds sneller in begon te halen naargelang de hoeveelheid zeewier in het water af begon te nemen. We hadden regelmatig contact via de marifoon om de tactiek door te spreken. Met ons nieuwe systeem, de Iridium, konden we nu namelijk dagelijks nieuwe weerberichten binnenhalen en deze gebruiken om onze route te bepalen. Een naderend hogedrukgebied leek echter niet te vermijden. De wind begon af te nemen en JestX nam langzamerhand afstand van ons. Omdat we nog niet ver in onze oversteek waren wilden we onze diesel sparen, streken we de zeilen en gingen we lekker dobberen op open zee. In eerste instantie was dit wel even wennen, maar toen de golfslag ook af begon te nemen was het eigenlijk best comfortabel. We maakten van de gelegenheid gebruik om even in het water te springen en even te douchen. Het was wel even spannend om in 6000m diep water te zwemmen, maar uiteindelijk merk je daar natuurlijk niets van. We hadden nog een klein stukje kotterfok uit staan om de rol van de boot wat te dempen. En als de wind een klein beetje begon te waaien rolden we meestal de fok uit om toch net één of twee knoopjes snelheid te kunnen halen. Het ging langzaam, maar we konden ons wel vermaken.

De volgende dag waaide de wind nog steeds niet, dus we dobberden rustig verder. Maar opeens zagen we een schip op onze AIS. Ik zette de radar er maar bij aan om daar eens me te oefenen, en gelukkig kwam ik daar tot dezelfde conclusie: dit schip komt op ons af. We zagen op ons systeem dat het een Frans schip was en ik besloot ze op te roepen. Soms is dat nog best een uitdaging, want niet alle Fransen spreken voldoende Engels. En mijn Frans zou ook wel eens niet al te best over kunnen komen over de radio. Gelukkig was er een Brusselaar aan boord waar we goed mee konden communiceren en ze kondigde aan dat ze aan cadeautje voor ons hadden. Even later manoeuvreerde de kapitein zijn catamaran vlak in de buurt van Saga en kregen we twee heerlijke Belgische biertjes van ze cadeau! Als dank gooide we ze een paar van onze cakejes toe. Wel bijzonder, zo’n ontmoeting midden op de oceaan.

Die avond begon de wind weer wat aan te trekken en kondigde de start aan van een paar dagen schitterend zeilen. Met een gemiddelde windsnelheid van ongeveer 10 knopen konden we heerlijk vol zeil varen en een mooie snelheid halen zonder al te veel comfort in te leveren. De koers was nog steeds aan de wind en we probeerden zoveel mogelijk oostelijk te blijven varen terwijl de wind ons meer naar het noorden probeerde te drukken. We probeerden af te toe overstag te gaan om te zien of we daarmee een betere koers konden varen, maar door de golven werd de snelheid er teveel uitgehaald, dus we bleven voornamelijk over de bakboord door varen. Desalniettemin maakte we mooie vooruitgang en de weerberichten lieten zien dat we met deze tactiek nog wel even door konden varen.

De dagen begonnen inmiddels elkaar snel op te volgen. Ik werd steeds ‘s ochtends om 04:00u gewekt door Lianne om de shift over te nemen. Tot een uurtje of 8 deed ik dan hazenslaapjes waarbij de wekker elke 20 minuten af ging. Ik speurde dan steeds de horizon af naar lichtjes of andere tekens van naburige schepen, maar eigenlijk was er nooit wat te zien. De volgende stap was dan om op onze digitale kaarten te kijken of daar andere schepen zichtbaar waren via AIS, maar vaak waren die ver weg of voeren ze dezelfde koers, dus meestal hoefde ik me daar niet zo druk over te maken. Als ik me wel voldoende uitgerust voelde stopte ik met de hazenslaapjes en ging ik mailtjes en weerberichten binnenhalen via de Iridium GO!. Via de Iridium hielden we namelijk contact met de andere schepen in de buurt. Dagelijks om 17:00u UTC stuurde iedereen hun positie door naar Tomas en Lindy op de Extress, waarna zij later de posities van iedereen naar alle schepen doorstuurden. Af en toe stuurde Adam van de Hannah Penn dan nog een afbeelding door met de posities van alle schepen getekend op een kaartje. Nadat ik dat allemaal had doorgenomen en de koers voor de dag had bepaald ging ik meestal binnen een kopje koffie zetten en wat ontbijt fabriceren. Lianne lag dan meestal nog lekker te slapen. Rond een uurtje of 11 kwam ze meestal haar bed uit en wisselden we elkaar regelmatig af met uitzicht houden. In de tussentijd lazen we vooral veel boeken op onze e-readers, maar Lianne luisterde ook wel naar podcasts. We probeerden meestal veel aandacht te besteden aan het avondeten, maar als de golfslag het leven binnen wat oncomfortabeler maakte, wilden we ook nog wel eens een blik ravioli of coq au vin erbij pakken. Zodra de zon onderging, maakte ik me meestal al vlug klaar om te gaan slapen. Lianne nam dan de shift over van 22:00u tot 04:00u, waarbij ze lezen op haar e-reader afwisselde met series en films kijken op haar telefoon.

Nadat we over de helft waren begonnen we veel meer zeeleven te zien. Verschillende soorten dolfijnen kwamen bijna dagelijks langs de boot zwemmen om een kijkje te nemen en bleven soms wel 10 tot 20 minuten meezwemmen. We hebben tonijnen uit het water zien springen en tijdens een windstilte zelfs een zwaardvis. Van andere schepen hadden we al gehoord dat ze walvissen hadden gezien, dus we speurden regelmatig de horizon af naar deze majestueuze zeegiganten. Tot onze vreugde zagen we op een gegeven moment ver in de verte water hoog op spuiten. Toen we wat beter gingen kijken zagen we hier dat grote walvissen uit het water aan het springen waren en daarmee de grote plonsen aan het maken waren. Helaas was het zo ver weg dat we het type niet konden onderscheiden, maar indrukwekkend was het zeker. Een paar dagen later zagen we een walvis juist heel dicht bij de boot en konden we hem een stuk beter bekijken. Deze walvis had een klein stomp vinnetje, maar was zeker meer dan 10 meter lang. Jammer genoeg is onze kennis op het vlak van zeedieren beperkt, dus we hebben de walvis niet kunnen identificeren, maar we waren wel enorm gefascineerd geraakt door deze bijzondere verschijning.

Jammer genoeg kwam er aan het heerlijke zeilen een einde en zagen we weer een hogedrukgebied aankomen. Deze keer was het echter minder eenvoudig om simpelweg de zeilen te strijken en te wachten op meer wind omdat de golven nog aanzienlijk waren en we een lagedrukgebied met veel wind aan zagen komen op onze weerberichten. Daarom besloten we maar de motor erbij te zetten en al motorzeilend toch voldoende voortgang te boeken om op tijd binnen te zijn op het eiland Flores. Het was wel een beetje puzzelen met het brandstofverbruik omdat we niet echt wisten hoeveel de motor zou gebruiken met het lage toerental. Daarom peilden we maar regelmatig hoeveel diesel er nog in de tank zat. Na een aantal keer durfden we wel met redelijke zekerheid te zeggen dat we het op het huidige tempo wel vol zouden halen tot aan Flores, maar we hoopten toch enorm op een klein beetje wind. Uiteindelijk werd onze hoop vervuld en konden we de laatste dagen met flinke wind doorzeilen tot aan Flores. Jammer genoeg kwam de wind precies uit de verkeerde richting en moesten we een lange slag laveren, maar ook hier kwamen onze berekeningen wel goed uit en hebben we bijna geen meter teveel gezeild. Escapade was al een paar dagen eerder aangekomen in de Azoren omdat zij een stuk sneller is dan Saga. Lennert hielp ons goed de haven in en we waren blij dat we de oversteek achter de rug hadden.

Al met al hebben we een bijzondere oversteek gehad vanwege het complete gebrek aan het Azoren hoog. Normaal gesproken kan onze koers namelijk helemaal niet zo gezeild worden. Daarnaast hebben we bijna alles hoog aan de wind gezeild, terwijl in een typisch jaar de wind uit alle richtingen komt. Aan de andere kant hebben we voornamelijk lichte wind gehad, wat wij helemaal niet erg vonden. Daarbij is 22 en een halve dag helemaal geen slechte score voor een oversteek van Sint Maarten naar Flores. Omdat de wind meestal niet helemaal uit de juiste richting kwam hebben we uiteindelijk 2317 mijl gevaren terwijl de kortste route 2090 mijl is. Tot slot was dit allemaal niet mogelijk geweest zonder de dagelijkse weerberichten van onze Iridium GO!, dus we zijn heel blij dat we deze uiteindelijk toch hebben aangeschaft in Sint Maarten.

Goed.

Nu is het hoog tijd om de Azoren te gaan verkennen!

Als bonus is hier nog een sfeerimpressie van onze oversteek:

Gezelligheid in Sint Maarten

De tocht van Saba naar Sint Maarten was niet zo ver en we hebben weer heerlijk gezeild. Sint Maarten bestaat uit een Nederlands deel in het zuiden en een Frans deel in het noorden (Saint Martin). Maar in tegenstelling tot België worden deze delen wel min of meer onafhankelijk bestuurd. We hadden begrepen dat de douaneprocedure aan het Nederlandse deel ingewikkelder en duurder was, en hoewel we wel een klein beetje nationalistisch zijn, houden we toch meer van onze eigen portemonnee, dus zijn we lekker naar Marigot Bay gevaren aan de Franse kant. Het laatste stuk richting de baai was tegen de wind in. Helemaal geen straf, want we hadden daglicht genoeg en een beetje laveren, daar zijn we niet vies van. Het ankeren ging super makkelijk en toen we ‘s avonds gingen koken zagen we dat de Satisfaction vlak naast ons was gaan liggen. Even verderop lag de Bojangles al voor anker. Dit beloofde één en al gezelligheid te worden.

Vincent van de Bojangles kwam gelijk even langs om te vragen of we nog iets nodig hadden. Hij ging zelf even zijn gasflessen ophalen bij de watersportwinkel. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om mee te liften, want bij diezelfde watersportzaak konden we de hele incheckprocedure doen. Om daar te komen moesten we een ophaalbrug onderdoor die naar de lagune binnenin Sint Maarten leidt. Deze ervaring deed wel weer een beetje denken aan varen in Nederland, super leuk dus! We dronken samen nog even een biertje nadat Vincent zijn flessen op had gehaald en ik had ingecheckt en keerden terug naar de baai. Onderweg vertelde Vincent me nog dat er de volgende dag een lezing zou zijn over de oversteek naar de Azoren en Europa. Daar had ik wel oren naar, dus onze volgende activiteit stond alweer gepland.

Het was zo’n 45 minuten varen met onze rubberboot vanaf de Franse baai naar de watersportzaak aan de Nederlandse kant, waar de lezing gehouden werd. Best wel leuk dus, zo’n stuk varen met de rubberboot. De lezing zelf was interessant, maar vertelde niet veel wat we nog niet wisten. Aan de andere kant deed het ons wel realiseren dat de oversteek terug lastiger zou gaan worden dan de oversteek van Kaapverdië naar Grenada. Goede informatie over het weer is eigenlijk onmisbaar om niet vast te komen zitten in een zone zonder wind, of misschien wel erger nog, verrast te worden door een storm op zee. Vlak na de lezing spraken we nog even met een van de presentatoren over manieren om weer binnen te halen aan boord. Een techniek waarbij je een kleine wereldontvanger op batterijen kon gebruiken samen met een smartphone of laptop leek mij wel super interessant. Maar zie zo’n klassieke radio maar eens te vinden op zo’n eiland… helaas is dat niet meer helemaal techniek van deze tijd. De lezing eindigde met het openen van drie reddingsvlotten. De eerste, een hele oude, werkte inderdaad niet goed meer en we zagen wat meer piraatachtige types in het publiek wel wat moeilijk kijken. Waarschijnlijk varen die nog rond met een reddingsvlot uit de jaren 70. Daarna werden twee relatief nieuwe vlotten opgeblazen: een kustvlot en een oceaanvlot. Het was wel gaaf om te zien hoe dat ging en wat de verschillen zijn. Wij zijn in ieder geval blij dat we met een mooi oceaanwaardig reddingsvlot rondvaren dat nog goedgekeurd is tot 2024. Adam en Kathryn van de Hannah Penn waren ook bij de lezing en we besloten met z’n vieren nog een biertje te drinken bij de Lagoonies bar om de hoek. Deze bar had gewoon een aanlegsteiger voor de rubberboten, ideaal. Na één biertje (echt waar) voeren we met de zonsondergang terug naar de Franse baai. Onderweg hebben we nog een andere rubberboot een stukje gesleept omdat hun motortje het niet meer deed, maar die kregen ze na een half uurtje weer aan de praat. We kwamen net na zonsondergang aan boord en doken maar snel ons bedje in.

De volgende dag kregen we van Dennis van de Satisfaction te horen dat er een auto was geregeld om het eiland rond te rijden. Deze luxe bolide had ruimte voor 8 personen en was van alle gemakken voorzien, waaronder elektrisch bediende schuifdeuren. Samen met Job, Nick, Hidde, Guus en Petra racete Dennis ons het hele eiland over. Onze eerste stop was het strandje waar de vliegtuigen vlak over vliegen om te landen. Grappig genoeg waren de toeristen die hier op afkwamen eigenlijk een grotere beleving dan de vliegtuigen die af en toe langs kwamen vliegen. De luide paarsverbrande Amerikanen met hun liter-cocktails stalen toch echt de show. Al met al vonden we het niet de moeite waard om hier nog veel langer te blijven dus we gingen weer op pad richting Philipsburg, de hoofdplaats van het Nederlandse deel. Omdat hier de grote cruiseschepen aanmeren waren er veel kleine toeristische winkels, maar we hadden ergens achteraf een prima restaurantje gevonden om lekker te lunchen.

Na de lunch zijn we naar een plek gereden waar de schade van een recente orkaan nog heel goed zichtbaar was. Een hele jachthaven met accommodatie was compleet verwoest en niet meer bruikbaar. Het was wel bijzonder om hier rond te lopen en geconfronteerd te worden met de schade na afloop van extreem natuurgeweld. Sowieso is dat wel iets waar we tijdens onze reis veel bewuster van zijn geworden: de natuur is ontzagwekkend en meedogenloos, ook al probeert men zich daar in het dagelijks leven zo min mogelijk van aan te trekken. We sloten de dag af met een wandeling langs een strand en een drankje in een strandtentje. Hier realiseerden we ons dat we maar verwend zijn geraakt met onze reis door de Carieb. Dit strand stond namelijk bekend als het mooiste strand van Sint Maarten, maar in vergelijking met de andere stranden die we de afgelopen maanden hadden gezien viel het maar wat tegen. Gelukkig verveelt goed gezelschap nooit.

Met het zelfde gezelschap vertrokken we de volgende dag weer om een mooie wandeling te maken naar het hoogste punt van het eiland. Omdat Dennis niet bang was om wat minder begaanbare weggetjes in te slaan met de grote auto, kwamen we eigenlijk super dicht bij het einde van de wandeling uit, dus we waren maar zo op de top. Iedereen had nog wel energie over, dus ik pakte mijn telefoon erbij om een route te improviseren. Lianne zag de bui al hangen. Het eerste stuk bestond uit een leuk pad door hoog gras. De uitzichten waren niet super spectaculair, maar we maakten prima voortgang. Ik had inmiddels bedacht dat we wel een rondje konden lopen via een dorpje in het dal. Het plan was om tot de elektriciteitsmasten door te lopen en via daar naar beneden te gaan. Maar het pad werd natuurlijk steeds slechter en Lianne waarschuwde iedereen dat het niet de eerste keer zou zijn dat we een doodlopend pad in zouden wandelen en dat we het hele stuk terug tegen de berg op zouden moeten lopen. Uiteindelijk was iedereen het er over eens dat we maar beter niet verder moesten wandelen.. Toen we terugkeerden naar de auto zagen we nog wel een groep apen! Ze zaten lekker in een mangoboom vruchten te eten.

Verder zijn we met de auto nog naar Fort Amsterdam in Philipsburg geweest, waar we hebben genoten van mooie uitzichten en grote leguanen, en naar een strandje waar we mooi zouden kunnen snorkelen, maar dat viel helaas tegen. Daarnaast hebben we van elk supermarktbezoek gebruik gemaakt om water mee te nemen naar de boot, alvast ter voorbereiding van onze oversteek terug naar Europa.

Daarna was het eindelijk tijd om even wat klusjes te doen aan de boot. Ik wilde graag het roerblad van onze windvaan en wat plekjes op het dek van Saga verven. De vetpot moest bijgevuld worden en we wilden de functionaliteit van onze noodbakens testen. Lianne is nog de mast in gegaan om alles te controleren en ik heb de zonnepanelen nog iets anders geprogrammeerd om meer opbrengst te behalen. Ook werd het hoog tijd dat ik de koelkast eens op 12V aan de praat zou krijgen. Tot nu toe gebruikten we daar altijd de omvormer voor, maar eigenlijk is dat super inefficiënt. Het probleem was alleen dat de stroomkabels in onze schakelkast te dun waren voor de hoge stroom die de koelkast kan trekken. Omdat ik de dag ervoor bij de Bojangles aan boord met Vincent heb gekeken naar zijn stroomvoorziening, had ik weer de juiste motivatie om zelf die klus aan te pakken. En uiteindelijk was het ook zo gepiept. De koelkast draait nu dus mooi direct op 12V en dat scheelt ruim 30% energieverbruik!

Maar de klusjes hielden daar nog niet op. We voeren bijna dagelijks met de rubberboot naar de kant om naar de supermarkt te gaan om wat inkopen te doen voor de oversteek. Aan de ene kant was dit een uitje op zichzelf, omdat deze supermarkt in vergelijking tot de rest van de Carieb een enorm assortiment had, maar uiteindelijk was het ook pure noodzaak. Regelmatig kwamen we andere Nederlanders tegen bij de grote bijbootsteiger, waar het soms verrassend moeilijk was om een plekje te vinden vanwege de drukte. Op een gegeven moment spraken Jacco en Jannie van de Maaike Saadet ons aan en vroegen of wij van de blauwe Koopmans waren. Van Vincent en Jojanneke hadden we al gehoord dat dit ook hele leuke mensen waren, dus we spraken snel af om een kopje koffie te komen drinken. En grappig genoeg zijn we daar de volgende dagen bijna dagelijks langs geweest voor een heerlijk kopje koffie en gezelligheid. We waren onder de indruk van hun verhalen. Ze zijn met hun boot naar Groenland geweest, en met hun vorige boot helemaal in Zuid-Amerika. En dan kennen zij weer mensen die nog veel extremere reizen hebben gemaakt. Wij luisterden altijd geboeid naar hun mooie verhalen, half dromend over nog verdere reizen dan waar we nu al mee bezig zijn.

Ook kwam inmiddels het weer al veel vaker aan de orde. Soms aan boord van de Bojangles, soms aan boord van de Maaike S. We zaten met z’n allen al een beetje te vlassen op een goed moment om Sint Maarten te verlaten richting Bermuda. Maar het bleek dit jaar nog niet zo makkelijk te worden. Het Azoren hoog, wat normaal gesproken het weer domineert, was dit jaar ver te zoeken. En een echt goed moment om te vertrekken deed zich nog niet voor. Lianne en ik begonnen steeds nerveuzer te worden over onze aanpak, en besloten dat we toch maar moesten investeren in een Iridium GO! Voor onze oversteek. Met dit apparaatje kun je namelijk e-mails versturen en gedetailleerde weerkaarten binnenhalen, zodat je onderweg in contact kan blijven met de buitenwereld en de route zorgvuldig kunt plannen. Maar dit apparaatje aanlopen was zo makkelijk nog niet. Bij de Île Marine, een bootjeswinkel, hadden ze er eentje te koop voor €1250. Dit zou een enorme deuk in ons budget slaan, dus ik probeerde eerst maar eens via de radio te vragen of iemand er eentje tweedehands te koop had. Elke ochtend om 07:30u was er namelijk het radionet van Sint Maarten, en één van de rubrieken was “Buy, Sell or Swap”. Helaas kon niemand ons blij maken en besloten we maar diep in de buidel te tasten bij de Île Marine. Des te meer omdat ze er nog maar ééntje op voorraad hadden, en het twee weken zou duren voordat de voorraad aangevuld zou worden. Maar het verhaal houdt hier nog niet op. Want van de Jacco en Jannie hadden we namelijk gehoord dat er een vlooienmarkt werd georganiseerd voor bootjesspullen aan de Nederlandse kant. En laat hier nou net een Fransman staan die een Iridium te koop had voor €500! Wij baalden natuurlijk als een stekker dat we niet net nog een dagje hadden gewacht, maar zagen dit ook wel als een mooie kans. Uiteindelijk stelde ik de verkoper, genaamd Jean Noël (John Christmas) voor dat ik hem sowieso wilde kopen en dat hij alvast €100 kreeg, maar dat ik nog even terug moest naar de boot (1,5 uur varen heen-en-weer) om meer cash op te halen. Lianne zou in de tussentijd aan wal blijven omdat de rubberboot sneller is met maar één persoon erin. Toen ik terugkwam was Jean net zo blij om mij te zien als ik hem. Hij had namelijk nog vijf andere mensen moeten teleurstellen omdat hij al de deal met mij had gemaakt. Dus toen waren wij de gelukkige eigenaar van 2 Iridium GO!’s. Op de terugweg kwamen we net voor sluitingstijd aan bij de Île Marine. We vroegen vriendelijk of we de reeds gekochte Iridium terug mochten brengen, en omdat we hem nog niet eens uit de plastic zak hadden gehaald was dit geen enkel probleem. Dat was voor ons wel een pak van het hart. Het geld moest nog even op zich laten wachten, maar uiteindelijk hebben we dat allemaal cash teruggekregen. Wij waren blij dat het toch nog zo goed is uitgepakt.

Vincent en Jojanneke zagen inmiddels hun kans schoon om richting Bermuda te varen. Wij zagen het nog niet helemaal zitten omdat er relatief weinig wind was en de kans op moteren heel groot was. Uiteindelijk heeft Vincent de juiste keuze gemaakt, want er was meer wind dan voorspeld en ze hadden een comfortabele tocht richting Bermuda. Maar wij zaten zeker niet bij de pakken neer, want Koningsdag stond voor de deur, en Joep van de J133 “Miesje” had bij een bar-restaurant geregeld dat we met een grote groep Nederlanders (en Vlamingen) een feestje zouden bouwen. Dit was zo’n succes dat een paar dagen later op dezelfde plek nog een vrijdagmiddagborrel werd georganiseerd. Super gezellig, want hier kwamen we weer mensen tegen die we sinds Kaapverdië niet meer hadden gezien.

In eerste instantie hadden we ons voorgenomen om eind april te vertrekken richting Bermuda. Maar het weer stond ons steeds net niet aan. En ergens maakten we keer op keer ook wel de juiste beslissing, want steeds als de voorspellingen net niet helemaal naar onze zin waren hoorden we van boten die toch vertrokken waren dat het ze niet was meegevallen. En ook hier konden we wel weer een positief aspect vinden, want omdat we niet op zee waren tijdens onze trouwdag (29 april, weet je nog?) konden we onszelf lekker trakteren op een avondje uit eten. En we zijn ook nog lang genoeg gebleven om het carnaval van Sint Maarten mee te maken. Hier hadden we in eerste instantie niet zoveel van verwacht omdat het carnaval van Martinique heel hoog staat aangeschreven, maar eigenlijk waren we van deze nog veel meer onder de indruk. De extravagante en schaarse outfits van de deelnemers, in combinatie met het feit dat de optocht op zichzelf echt super lang duurde, maakte het behoorlijk indrukwekkend.

Inmiddels zat Saga tjokvol met eten en drinken en waren wij wel uitgefeest. Het weer naar Bermuda zat nog steeds niet mee en we begonnen ons mentaal voor te bereiden op een directe oversteek naar de Azoren. Een aantal andere bevriende schepen, waaronder de Escapade, JestX, Miesje, Toubab en Halea hadden hetzelfde plan en 8 mei leek een prima moment om te vertrekken qua weer: de eerste paar dagen zou heerlijk zeilen worden en later zou er wat minder wind zijn, maar verder dan vier dagen kun je toch niet echt vooruit kijken. We haalden het anker op, gooiden nog voor de laatste keer de water- en dieseltanks vol en gingen de laatste nacht aan een ankerboei liggen. De grote oversteek terug lag letterlijk en figuurlijk voor de boeg.

Antigua en Barbuda: de mooiste stranden

Vanaf Deshaies in Guadeloupe naar Jolly Harbour in Antigua is iets meer dan 45 zeemijl varen, een mooi dagtochtje dus. We werden wakker met zonsopkomst en haalden voor het ontbijt ons anker op om rustig weg te varen. Ondanks dat we ondertussen onze techniek verbeterd hebben, waarbij Lianne onderin de punt van de boot kruipt om de ketting naar binnen te geleiden en ik op het voordek sta om het anker naar binnen te lieren, blijft het een vervelend klusje. Maar alles verliep relatief soepel en we waren weer onderweg naar een nieuw eiland. Deze keer met een nog vrijer gevoel dan normaal, want Lianne had geen PhD meer aan haar hoofd.

Het zeilen ging lekker. We haalden een mooie snelheid met ons dubbelgereefde grootzeil en de fok op. Iets meer zeil had prima gekund, het waaide immers niet meer dan 20 knopen, maar dat was het comfort niet perse ten goede gekomen en we gingen hard genoeg. Het aanlopen van Jolly Harbour vonden we nog wel spannend. Sinds lange tijd zouden we namelijk weer over ondiep water zeilen! De laatste vijf mijl van onze tocht stond de diepte op de kaart aangegeven tussen de 6 en 3 meter diep. Ergens was het gek dat we hier ons een beetje druk om maakten, op het IJsselmeer is het namelijk bijna overal minder diep dan 3 meter, maar aan de andere kant loop je daar misschien vast in wat modder in plaats van een stuk koraal. Gelukkig waren onze (digitale) kaarten goed in orde en kwamen we ongeschonden aan in de ankerplaats, net voor de Satisfaction, die een paar uur na ons vertrokken was uit Deshaies.

De volgende dag werd de kajak opgeblazen en was het weer tijd om bij de douane in te klaren. Van zeilvrienden hadden we begrepen dat Jolly Harbour hiervoor de beste en goedkoopste plek op het eiland is met zo’n 85 EC$. In English of Falmouth Harbour konden de kosten schijnbaar oplopen tot 100 USD! Ook waren we al gewaarschuwd dat het douanepersoneel op Antigua niet erg vriendelijk kan zijn. Gelukkig viel het bij ons best mee ook al kostte het wel veel tijd. We moesten langs de douane, immigratie, gezondheidsdienst en de havenautoriteiten en iedereen werkte op eilandsnelheid, maar we werden vriendelijk geholpen en na anderhalf uur was alles geregeld. We maakten gelijk gebruik van ons nieuw verworven recht om vrij over het eiland te bewegen en gingen naar de bootjeswinkel voor een tube kit. Er stond ons namelijk nog de klus te wachten om de wantputtingen te installeren die mijn oom voor ons had gemaakt. Zeker omdat Job van de Satisfaction professioneel verstager is en ons had aangeboden om te helpen, leek het ons nuttig om ze zo snel mogelijk te monteren. Het leek hem namelijk wel een leuke klus om de verstaging weer netjes op spanning te zetten nadat alles gemonteerd was. Als dank voor zijn hulp hadden we aangeboden om lekker voor ze te koken aan boord van Saga.

De volgende dag zijn we weer aan wal gegaan om het eiland een beetje te verkennen. Omdat het nogal een eind kajakken was naar de bijbootaanlegsteiger van de jachthaven, leek het ons wel een aardig idee om de kajak het schitterende witte strand op te varen bij het luxe resort aan de nabijgelegen baai. Na een mooie strandwandeling langs luxe appartementen kwamen we aan bij de bus waarmee we het eiland een beetje wilden verkennen. De bus bracht ons eerst naar Saint John, de hoofdplaats van het eiland. Hier zijn we snel nog even op zoek gegaan naar een winkel die de simkaart van onze mobiele telefoon misschien aan de praat zou kunnen krijgen, maar we hadden geen zin om in de rij te gaan staan en na een korte boodschap voor twee flesjes drinken stapte we in een andere bus richting English Harbour en Falmouth Harbour. Deze twee baaien zijn namelijk het watersporthoogtepunt van Antigua, en misschien wel van de hele Carieb. Luxe jachten van over de hele wereld, maar vooral vanuit Engeland, verzamelen zich hier voor de regatta van Antigua. Dat wilden we dus wel zien.

We moesten nog even wachten tot de bus vol zat voordat de buschauffeur begon met rijden. De radio draaide Christelijke gospel en de bus maakte een nette indruk. Maar toen de buschauffeur begon te rijden, hielden we ons hart vast. Een snelheidslimiet kende hij niet en inhalen was zijn favoriete manoeuvre. De enige reden dat de stichtelijke muziek niet werd overstemd door het gehuil van de motor was omdat het volume, natuurlijk, vol open stond. Toen we bijna aan waren gekomen bij de havens en wij nog de enige twee personen in de bus waren, vertelde de buschauffeur triomfantelijk dat dit wel een vlot ritje was. Wij waren blij dat we heelhuids waren aangekomen, maar ik kon er wel om lachen.

Vanuit de bus liepen we gelijk tegen Nelson’s Dockyard aan. We wilden eens weten of we entreegeld moesten betalen en hoeveel dat dan zou zijn. 15 USD per persoon kregen we te horen. Na wat overleg, we waren immers helemaal hierheen gereden om een kijkje te nemen, besloten we toch dat we dit wat te gortig vonden en gingen ons eigen plan volgen. Ik had mijn wandelkaartjes erbij gepakt en zag dat er even verderop een pad startte die uit zou komen bovenop een berg, waarvanuit waar we een mooi uitzicht zouden hebben op zowel English Harbour en Falmouth Harbour. Dus we begonnen weer aan een klein avontuurtje, en dat betaalde zich dik uit. We kwamen nota bene via de andere kant uit op Nelson’s Dockyard zonder een cent te betalen! En de uitzichten waren nog eens geweldig ook. We liepen nog even langs de superjachten en door de historische bootwerf, maar al met al waren we niet zo onder de indruk van de sfeer. Het meest indrukwekkende vonden we het bord met de eindtijden van de Atlantische roeiers, meer dan 30 dagen doen ze erover! Maar daar hadden we zeker geen 15 USD voor willen betalen. Voor noppes was het echter een zeer geslaagd uitje!

Toen we terugkwamen kregen we van de Satisfaction te horen dat er een drankje gedronken zou worden op een strandje in de buurt. Dat leek ons wel wat natuurlijk. En ik wilde al heel lang weer eens een vuurtje stoken, dus de aansteker ging mee. Ook onze Vlaamse vrienden van de Escapade waren van de partij met hun twee opstappers. Iedereen vond het schitterend dat we een mooi vuurtje op het strand hadden, maar de rook werd af en toe wat minder gewaardeerd wat tot een stoelendans leidde. Helaas was de eerste ronde biertjes snel achter de kiezen en begon iedereen wat trek te krijgen in avondeten. Maar dat mocht de pret niet drukken. Twee rubberboten gingen langs de boten in de baai om nieuwe drankjes, gasbranders, pannen en complete avondmaaltijden mee terug te nemen. De mango-passievrucht rum die wij aan boord hadden werd ook zeker gewaardeerd. Toen het tijd werd om terug te gaan kregen we nog een sleepje zodat we niet zelf hoefden te peddelen en doken we snel ons bedje in.

Toch kregen we na een paar dagen wel het gevoel dat Antigua niet zoveel meer voor ons te bieden had zonder de portemonnee flink open te trekken, dus nieuwe plannen werden gemaakt. Barbuda lonkte met haar maagdelijke stranden afgelegenheid. Ergens vonden we het wel spannend om hierheen te varen, omdat er veel koraalriffen om de stranden heen liggen, maar het leek ons wel de moeite waard. Vanuit Jolly Harbour vertrokken we naar Cocao Point en we vonden een mooi plekje om voor anker te gaan. Er lag een tiental andere boten waaronder de andere Nederlandse boot .G. Niet veel later kwamen ook de Satisfaction, de Escapade en de Bojangles de baai binnen varen. Bojangles waren we al in Kaapverdië tegengekomen en het was erg leuk om ze hier weer te spreken! Vincent van de Bojangles had ons overtuigd om kreeft te gaan eten bij de bar aan het enorme, schitterende strand. Het mooie was dat we zelf ons servies en bijgerechten mee moesten nemen, want alleen de kreeft en een aardappel was voorzien. Wat was dit een schitterende avond op een idyllisch plekje met leuke mensen om ons heen. Mooier wordt het niet.

De volgende dag hebben we geprobeerd om het binnenland in te gaan om eens te zien of daar wat te zien was, maar dat viel vies tegen. Schijnbaar is de enige reden dat mensen hierheen komen voor de Fregatvogel, en die was er al niet meer. Verder waren er alleen maar de restanten van orkaan Irma en wat moerassig ziltig landschap, afgewisseld met droge zandwegen. We gingen maar vlot terug richting onze kajak om een beetje te zwemmen en vervolgens terug te gaan naar Saga. In de tussentijd hadden we vernomen dat er zwaar weer aan zat te komen. De verwachting was onweer met windstoten en dat vonden we niet zo geniaal, omdat de mastjes in de baai de hoogste punten waren van praktisch het hele eiland. De .G had voorgesteld om maar alvast te gaan uitchecken in het hoofdplaatsje Codrington zodat we zouden kunnen vertrekken wanneer het weer zich daar toe zou lenen. Samen met Vincent en Jojanneke van de Bojangles mochten we dus aan boord van de .G van Kim en Barbara met hun twee kindjes om naar een baaitje verderop te varen en vanuit daar een taxibusje te pakken naar Codrington. Dit was natuurlijk best een gezellige bedoeling en omdat we tijdens lunchtijd aankwamen was het douanekantoor natuurlijk dicht, dus zijn met z’n allen eerst gezellig gaan lunchen.

Na de lunch gingen we snel naar het douanekantoor en het uitchecken was nog nooit zo vlot gegaan. Voor we het wisten zaten we na een kleine boodschap weer terug in de taxibus en sprongen we aan boord van de .G. De lucht begon een beetje te betrekken en ik werd een beetje nerveus. Tot zo’n 20 knopen heeft Saga namelijk altijd wel netjes voor anker gelegen, maar de wind begon aan te trekken tot wel 35 knopen. Iedereen zat een beetje de draak met me aan te steken, maar toen ze in de gaten kregen dat ik het echt niet comfortabel vond werd de AIS aangezet om eens te kijken of Saga nog netjes op haar plekje lag. Natuurlijk was dat het geval en ik werd weer iets rustiger. Maar ik was blij om weer aan boord te zijn. Gelukkig trok de bui snel over en kwam er niet veel meer uit dan wind en wat regen. Het onweer zat hoog in de lucht en we konden het alleen maar heel ver in de verte zien. Het was een comfortabel gevoel om uitgeklaard te zijn: we konden gaan en staan waar we wilden. Ook al moet je technisch gezien binnen 24 uur wegwezen, maar een controle zagen we zo snel niet gebeuren op Barbuda.

Uiteindelijk zijn we stiekem ook wel wat langer dan 24 uur gebleven. De Satisfaction is ‘s avonds nog een keertje bij ons aan boord gekomen voor een potje Frank’s Zoo en we hebben nog mooi gesnorkeld waarbij we pijlstaartroggen en schildpadden tegenkwamen. De baai vulde zich verder met nog meer Nederlanders. Björn en Linda van de Sirena, die we tegen waren gekomen in Dominica, kwamen ook de baai in varen, samen met de Inuk. Zo lagen er opeens 6 Nederlandse boten op dit afgelegen stukje aarde. Maar het weer klaarde op en wij wilden graag terug naar Nederlandse bodem. Samen met Bojangles vertrokken we de volgende ochtend uit Barbuda. Zij naar Saint Barthélemy, wij naar Sint Eustatius.

Guadeloupe en PhD verdediging deel 2

Nog voor nieuwjaar hebben Lianne en ik onder het genot van een zelfgemaakte milkshake in Grenada tickets geboekt voor onze korte terugreis naar Nederland vanuit Guadeloupe. Lianne’s PhD moest namelijk verdedigd worden in Brussel. Daarom hadden we in Marina Bas-du-Fort op Guadeloupe een plekje gereserveerd voor twee weken voor Saga en werden we op 5 maart verwacht. Het tochtje van Portsmouth naar Guadeloupe was niet verkeerd. Oké, er stond natuurlijk weer zoveel wind dat we het eerste stukje niet met vol zeil konden varen, maar wonder boven wonder kon dat het laatste stukje wel! Het voelde als een afscheidstochtje, ook al wisten we dat we spoedig weer aan boord zouden zijn.

In de jachthaven verliep alles behoorlijk soepel. Ik had me alleen verkeken op het feit dat we een “Mediterranean Moor” moesten doen. Misschien heb ik het al eerder uitgelegd, want ook in Gran Canaria moesten we zo aanleggen, maar bij deze manier van aanleggen wordt de ene kant van de boot vastgemaakt aan een ankerbal, terwijl de andere kant van de boot wordt vastgemaakt aan een steiger. Tot nu toe zijn we altijd met de punt van de boot richting de steiger aan komen varen, omdat dit iets eenvoudiger manoeuvreren is met Saga, maar gezien het feit dat er in deze haven nogal veel Fransen varen, leek het me maar beter om de punt bloot te stellen aan het gevaar in plaats van de achterkant. Met een beetje hulp van de havenmeester en zijn bootje ging het echter zeer soepel en lagen we vlot netjes aangemeerd. Met drie lijnen op de ankerbal en vier aan de wal konden we Saga niet beter afmeren.

Om Saga zo netjes mogelijk achter te laten, hadden we de voorzeilen van de verstaging afgehaald en het Ariës windstuur op het dek gelegd. Ook hadden we de kuiptent er weer op gezet om zo de boel netjes droog te houden in de kuip. In de tussentijd hadden we kennis gemaakt met een Belgische buurman die al een tijdje in Guadeloupe lag. Hij wilde wel een oogje in het zeil houden. Als dank daarvoor hebben we hem alle restanten groente en fruit gegeven, die we nog aan boord hadden. De flespompoen die ik ooit met Henk-Jan in het najaar had gekocht, en in het voorjaar in een lade aan boord tegenkwam, heeft ons wel geleerd dat het beter is om niets aan boord overstuur te laten gaan. Zo vertrokken we met een gerust hart naar Nederland voor de grootste prestatie van Lianne’s leven.

Die paar dagen in Nederland en Brussel waren behoorlijk hectisch, maar ook wel erg leuk. Het was fijn om onze ouders en wat familie weer te zien en grappig om weer een nachtje te slapen in ons oude appartementje in Brussel. De Vlaamse frietjes en Napolitaanse pizza in Brussel smaakten nog altijd net zo goed als dat we ons herinnerden. Maar het allerbelangrijkste was dat Lianne een super goede presentatie neer heeft gezet en ze als doctor in de medische wetenschappen terug mocht naar Guadeloupe.

Dan zou je denken dat we na zo’n prestatie eventjes zouden gaan genieten van de mooie stranden en wandelingen op Guadeloupe toch? Haha, dan heb je het mis! De dag nadat we aan waren gekomen met het vliegtuig hebben we gelijk Saga op de wal laten zetten om de antifouling te vernieuwen. Deze laag verf op het onderwaterschip is nogal giftig en zorgt ervoor dat er niets kan aangroeien. Het was eventjes aanpoten en het kostte een paar ribben uit ons lijf, maar daardoor zitten we naar verwachting tot aan Nederland weer goed.

Het blijft voor ons altijd spannend om Saga in de kraan rondgereden te zien worden. Gelukkig is alles zonder noemenswaardige problemen verlopen. Toen we vroegen of we misschien een paar dagen langer in de jachthaven konden blijven liggen om dan toch even de mooie stranden en wandelingen op te zoeken kregen we helaas negatief op ons rekwest: een grote groep wedstrijdboten van de Route du Rhum had een plekje in de jachthaven gereserveerd en we konden niet blijven. Dat zette nog eens alles in een stroomversnelling. We wilden namelijk ook nog een groot deel van de boodschappen inslaan voor de oversteken terug naar Europa. Lindy en Tomas van de Extress zaten een beetje met hetzelfde probleem, ook zij hadden net hun boot op de wal gehad voor een nieuw laagje antifouling en waren wel geïnteresseerd in het delen van een huurautootje om even wat boodschappen te doen. Lianne en Lindy reden heen en weer naar de supermarkten terwijl ik en Tomas aan boord van onze boten alles al een beetje in begonnen te pakken. Toen alle proviand was ingeslagen, hadden we nog net genoeg tijd om naar een waterval te racen en deze in de stromende regen te aanschouwen. Als dank voor het feit dat Lianne en ik wat spullen vanuit Nederland mee hadden genomen voor Tomas en Lindy werd er lekker voor ons gekookt aan boord van de Extress. Dit kwam voor ons natuurlijk perfect uit want we waren gesloopt, en moesten de volgende dag wegwezen uit de haven.

Vanuit de jachthaven voeren we naar één van de baaitjes onder de westkust van Guadeloupe. Hier zijn we twee nachtjes blijven liggen om eindelijk een beetje op adem te komen en een duik te nemen in de uitlaat van een geothermische elektriciteitscentrale. Hier kwam namelijk heerlijk warm en waarschijnlijk ongevaarlijk water de oceaan in stromen. Toen we wakker werden en het anker op wilden gaan halen, waarschuwden enkele speervissers ons dat onze ankerketting om rotsen en koraal heen was gewikkeld, oei! We hoorden de ketting al wel af en toe wat vreemde geluiden maken, maar door het rustige weer onder de luwte van het eiland hadden we niet veel last van horten en stoten aan de ketting. Terwijl ik in het water lag om de ketting te volgen manoeuvreerde Lianne Saga en haalde ze gelijk de ketting op vanaf het voordek. Het duurde ruim een uur voordat we uiteindelijk los waren, maar gelukkig was onze bestemming niet ver weg.

Helaas was de ankermiserie nog niet gedaan. Toen we in Deshaies aankwamen, onze volgende ankerplaats, lag deze erg vol met boten. We probeerden eerst te ankeren op 16m diepte, maar we waren er niet gerust op dat we netjes zouden blijven liggen met de harde wind die tussen de bergen door tunnelde en zijn gaan verhalen naar een baai om de hoek. Deze was een stuk minder goed beschut, maar zeker niet minder mooi. Hier konden we lekker op 6m diepte ankeren en ondanks dat de wind niet minder was en de golven een stuk hoger, sliepen we alsnog beter dan we waarschijnlijk in de andere baai hadden gedaan.

Helaas moesten we de volgende ochtend terug naar Deshaies omdat we daar uit moesten checken om richting Antigua te varen. Gelukkig was het alweer iets minder druk met schepen, was de wind iets minder en konden we een mooi plekje vinden. We ankerden vlak in de buurt van het Nederlandse schip ‘Satisfaction’. Deze 51 voet wedstrijdboot uit 1984 wordt door drie Nederlandse jongens bezeild en is rond dezelfde tijd als ons uit Nederland vertrokken. Ik was echt wel onder de indruk van hun boot en vond het gaaf om deze even van binnen te kunnen bekijken. Voor een raceboot hebben ze er een prima cruiser van gemaakt. Ze hadden in ieder geval genoeg koude biertjes aan boord!

Avontuur op Dominica

Omdat we vanuit het zuiden van Martinique in één keer naar Dominica wilden varen, besloten we tegen de avond te vertrekken om zo de volgende dag na zonsopkomst aan te komen. Het zeilen was weer niet om over naar huis te schrijven, omdat we een groot deel achter de bergen van Martinique moesten varen, dus ik zal er dan ook maar geen woorden aan vuil maken.

We kwamen rond 09:00u in de ochtend aan in Dominica, iets ten zuiden van het hoofdplaatsje Roseau. Officieel zouden we eigenlijk zo snel mogelijk richting de douane moeten gaan om in te klaren, maar we hadden gehoord dat ze hier forse bedragen rekenen in het weekend en voor overuren. Daarom besloten we maar om ons quarantainevlaggetje gehesen te houden en te wachten tot maandag, zonder van boord te gaan natuurlijk. Dat gaf ons gelijk mooi de gelegenheid om wat bij te komen van ons nachttochtje. We waren aan een ankerbal van de zogenaamde Seacat gaan liggen. Omdat we relatief vroeg waren, was dit onze eerste gelegenheid om zelf een bal op te pakken. Eigenlijk ging dat een stuk makkelijker dan dat er een agressieve bootjongen op je af komt met de kans je boot te beschadigen… Niet lang daarna kwam Troy, één van Seacat’s bootjongens, naar ons toe om het geld te innen. Na wat onderhandelen kwamen we uit op een prijsje van 140 $EC voor drie nachten. Later hoorden we van Björn en Linda van de Sirena, een Nederlandse boot op wereldreis, dat het ook wel te doen was om hier te ankeren, maar Lianne en ik zijn wat dat betreft nog steeds geen helden. Hoe dan ook lagen we prima en ik begon de kajak op te pompen.

Maandagochtend vertrok ik richting Roseau om de formaliteiten af te handelen. De dag ervoor was ik al helemaal naar de stad gekajakt, maar ik kon geen geschikte plek vinden om de kajak achter te laten. Van Troy begreep ik dat ik de kajak achter kon laten bij de duikwinkel, dus dat ging ik maar proberen. Het was een drukte van belang omdat de boten werden voorbereid voor de duiktoeristen. Ik kreeg wat complimenten over de kajak en werd gevraagd of ik één van de duikinstructeurs naar een boot kon brengen die iets verderop aan een ankerbal lag. Natuurlijk geen enkel probleem. Maar om de een of andere reden kreeg ik de kajak maar moeilijk in een rechte lijn! Met wat moeite had ik de instructeur afgezet en ik peddelde terug naar de duikschool om daar de kajak achter te laten. Maar dat bleek nog niet zo eenvoudig. Ze wilden niet dat ik de kajak op slot zou doen aan het steigertje omdat daarvandaan de duikboten vertrokken. Ik wilde hem natuurlijk niet onbeheerd achterlaten zonder slot. Uiteindelijk heb ik hem de kant op getrokken. Grappig genoeg kwam ik er toen achter waarom ik zo scheef zat te varen: ik was vergeten de vinnetjes eronder te installeren.

Enfin, ik was eindelijk aan wal en stopte de eerste de beste bus die richting Roseau ging. Eenmaal daar aangekomen bleek het douanekantoor nog niet open te zijn en tot overmaat van ramp stond er een lange rij van cruiseschiptoeristen, die het eiland wilden verkennen en daarom ook in moesten klaren. Even tussendoor, deze werden dus vanaf het cruiseschip met een busje naar het kantoortje gependeld over een afstand van zo’n 600m. Ik zag het nog niet zo voor me dat deze mensen een wandeling in het oerwoud zouden gaan maken. Hoe dan ook, ik ging maar even een koffietje drinken met uitzicht op het kantoortje en toen er wat actie in de brouwerij kwam bewoog ik me langzaam die kant op. Blijkbaar zag ik er toch wat anders uit dan de cruisetoeristen, want één van de medewerkers kwam naar me toe in de rij en vroeg wat ik nodig had. Ik vertelde dat ik wilde inklaren voor mijn boot, waarop zij mij vertelde dat ik maar ergens achterom het gebouwtje moest lopen om daar de douanemedewerkers te vinden. Ik probeerde haar instructies op te volgen, maar kwam via een steegje uit in een verlaten ontvangstruimte waar nog geen activiteit te bekennen was. Plotseling kwam er ergens een jonge vrouw vandaan die mij waarschijnlijk verdwaald heeft rond zien kijken. Ik vertelde haar dat ik op zoek was naar de douane, waarna zij ergens op een deur klopte waar ik maar naar binnen moest. Hier zaten twee mannen op hun gemakje sport te kijken. Ik overhandigde ze de papieren en alles was vlot geregeld. Ik hoefde zelfs niet terug te komen om uit te klaren, dat was ook al voor elkaar. Verbaasd dat ik niet uren in de rij had hoeven staan en dat alles snel geregeld was ging ik nog even langs de supermarkt om wat lunch en avondeten mee te nemen. Lianne was in de tussentijd druk bezig met de presentatie van haar PhD verdediging, dus deze maandagochtend was efficiënt besteed.

De eerste activiteit die we hadden ondernomen was snorkelen bij Champagne Reef. Hier komen door de geothermische activiteit van het eiland gasbubbeltjes naar boven in het zeewater. Dit trekt dan weer een grote diversiteit aan vissen aan. Het was een mooi stukje kajakken en we mochten de kajak aan een boeitje leggen van een gids die daar een groepje toeristen mee naar toe had genomen. We raakten aan de praat en kregen een paar tips voor het snorkelen. Ook lieten we hem weten dat we van plan waren om de “Boiling Lake Trail” te bewandelen. Zonder gids, want de vorige keer in St. Lucia bleek dat niet echt nodig, en een gids voor deze wandeling zou ons zo’n 100 euro kosten. Hij vertelde dat dit op zich wel kon, maar dat er onlangs nog een vrouw verloren was geraakt op een ander pad op het eiland. Een beetje oppassen dus. Het snorkelen zelf was wel gaaf, maar helaas hadden we niet zoveel bubbeltjes omdat de thermische activiteit niet zo hoog was. Verder kwamen we in het diepere gedeelte een hele grote barracuda tegen waar Lianne en ik allebei een beetje schrik voor hadden. Bovendien hield hij ons de hele tijd in de gaten. We zijn er dus maar met een boogje omheen gezwommen naar een gedeelte waar de oceaan plots heel diep werd. Helemaal comfortabel waren we ook hier beiden niet met het uitzicht op een schijnbaar oneindige diepe oceaan, maar het was wel een mooie gelegenheid om mijn duikvaardigheden eens op de proef te stellen en langs de afgrond naar beneden te duiken. Mijn vriend Boris had me op La Palma geleerd hoe je het beste recht naar beneden kan duiken en alle oefening baarde wel wat kunst. Na een paar keer kwam ik echt diep zonder al te veel moeite en liet ik me met de uitgeblazen belletjes omhoog drijven, terwijl ik de flora en fauna van de rotswand kon aanschouwen.

De volgende dag ging ik op eigen houtje weer naar Roseau. Zo kon ik Lianne rustig laten werken aan haar presentatie. Ik wilde het kleine museum over Dominica bezoeken en op zoek gaan naar de bus waarmee we tot aan de start van de Boiling Lake wandeling konden komen. Waarom zou je namelijk betalen voor een dure taxi als er ook busjes rijden? We moeten het onszelf niet te makkelijk maken natuurlijk. Na wat rondvragen had ik ergens achteraf de vertrekplaats van het busje richting de wandeling gevonden en kon zelfs aan de buschauffeur vragen hoe laat de bus de volgende ochtend zou vertrekken. 06:30u en 09:00u was het antwoord. Dat werd dus vroeg opstaan. In de buurt was een mooi park waar ik nog even rond heb gewandeld. Hier vond ik een pad dat een mooi uitzicht bood op Roseau. Op de terugweg sloeg ik nog wat boodschapjes in en kon ik weer een geslaagde dag op mijn lijstje zetten.

Lianne gunde zichzelf een dagje vrij om de wandeling naar het Boiling Lake te maken. We vertrokken vanaf Saga toen de zon nog niet was opgekomen om op tijd bij het busje aan te komen. We hadden mazzel dat er net een taxi op weg naar het vliegveld voorbij reed waar we gratis mee mochten liften richting Roseau. Zo waren we ruim op tijd bij het busje. Bijna iedereen die ons daar zag wachten op het busje liet ons weten dat de bus er spoedig aan zou komen. Grappig genoeg had de bus wel iets vertraging omdat de buschauffeur waarschijnlijk nog ietsje langer in zijn bed was blijven liggen, maar voor ons maakte dat allemaal niet uit. We waren de eersten die die dag waren vertrokken op de wandeling. Onderweg werden we nog meerdere malen gewaarschuwd voor de wandeling en werd ons op het hart gedrukt dat we met een gids moesten gaan, maar wij zagen het allemaal wel goedkomen.

De wandeling was erg spectaculair. Het eerste gedeelte ging door de jungle en werd opgevolgd door een meer bergachtig landschap met schitterende uitzichten. Hoe dichter we bij het Boiling Lake kwamen, hoe sterker de zwavelgeur en hoe meer tekenen van geothermische activiteit. De rotsen kleurden hier en daar geel van de zwavel en op andere plekken kregen ze bijna alle kleuren van de regenboog. De grijswitte beekjes transporteerden enorm mineraalrijk water en de begroeiing hieromheen had ook bijzondere kleuren. Na dit bijzondere landschap vond ik het Boiling Lake niet eens zo indrukwekkend meer, maar daar doe ik het eigenlijk wel mee te kort. We werden nog gewaarschuwd dat we er niet in moesten gaan zwemmen, maar ik kan me niet voorstellen dat iemand dat überhaupt in zijn hoofd zou halen. Toen we weer terug waren bij de start van de wandeling namen we nog een duik in de groeve met op het einde een waterval. Heerlijk verfrissend na zo’n lange wandeling. We vroegen een dame die hier wat drankjes aan het verkopen was of ze wist hoe laat het busje naar Roseau vertrok. Ze vertelde dat als we op dat moment zouden beginnen met rennen, we het nog wel zouden halen. Enigszins gehaast holden we die kant op, maar we kwamen op de parkeerplaats ook twee Amerikanen tegen die we op de wandeling hadden gezien en we vroegen om een lift. Het was geen probleem om ons af te zetten in Roseau en we hadden een leuk gesprek onderweg.

Die avond hadden we niet echt zin meer om te koken en besloten we maar om het geld dat we hadden bespaard door geen gids en taxi te nemen te spenderen aan lekker eten in het restaurantje naast de duikwinkel. We vroegen Björn en Linda van de Sirena of ze het leuk vonden om ons te vergezellen en voor we het wisten zaten we gezellig aan de heerlijke vis met uitzicht op onze boten in de baai.

Na Roseau vertrokken we richting Portsmouth, een ruime baai in het noorden van Dominica. Hiervandaan konden we dan weer makkelijk oversteken richting Guadeloupe. Een activiteit die hier vaak wordt aangeraden is het opvaren van de Indian River. Dit mag je echter niet met je eigen bijboot of kajak doen omdat de lokale bevolking hier wat geld aan wil verdienen. We hadden nog wel de tip gekregen om hier met onze kajak op te varen voordat de toeristenboten wakker worden en dat leek ons wel wat, maar we vonden het toch niet kunnen om de lokale bevolking daarmee tegen de borst te stoten. Als alternatief had ik op onze wandelkaarten gezien dat er een wandelpad een behoorlijk eindje langs de rivier liep, dus we zijn dat maar gaan proberen. Dit bleek een prima pad en we konden verder komen dan de mensen met de boten. Uiteindelijk werd het pad wel erg onbegaanbaar en besloten we dat het ook niet echt de moeite meer waard was om met de kajak de rivier op te peddelen. Desalniettemin was het wel erg mooi!

We moesten nog een dagje spenderen voordat we welkom waren in de jachthaven van Guadeloupe, dus we zijn nog met een busje de bergen in gegaan op zoek naar een kleinere geothermische bron. Hier zagen we wederom de zwavelachtige lucht uit de grond spuiten en het was een stuk minder ver lopen dan naar het Boiling Lake. We probeerden nog terug te wandelen naar Portsmouth, maar eigenlijk hadden we al wel genoeg avontuurlijke paadjes op Dominica gezien, dus zijn we maar gewoon met het busje teruggegaan. In ieder geval zijn we er wel achter gekomen dat dit eiland het meest te bieden heeft voor de avontuurlijke wandelaar en duiker. We gaan hier zeker nog wel eens terug komen om het eiland nog beter te ontdekken!

Carnaval in Martinique

Martinique stond al een tijdje op onze agenda omdat we gelezen hadden dat hier altijd een groot carnavalsfeest is. Daarom zette we vanaf Sint Lucia koers naar de grote baai van Sainte Anne op Martinique. Toen we aankwamen in de baai waren we onder de indruk van het grote aantal boten dat hier voor anker lag, zoiets hadden we nog niet eerder gezien. Later kwamen we erachter dat de baai zelfs nog veel verder door liep tot aan Le Marin en dat overal boten lagen. Wij kozen voor een rustig plekje wat verder achter in het ankerveld, met lekker veel ketting uit, want we zouden veel tijd gaan besteden aan de wal.

Het inchecken ging hier echt super simpel. De uitbater van een klein restaurantje stelde een computer beschikbaar met een Frans inklaringssysteem en alles was zo gepiept. Toen we vroegen of we daar een broodje konden bestellen bleek dat echter niet mogelijk te zijn, het was te druk en we hadden niet van tevoren gereserveerd. Ons werd verteld dat als we een broodje wilde bestellen om mee te nemen, dat we dan voor half elf langs moesten komen. Maar tot ons ongenoegen lukte het keer op keer niet omdat het te druk was. Lianne’s ongeamuseerde blik zal de eigenaar ongetwijfeld duidelijk hebben gemaakt dat we het maar een gek concept vonden.

De eerste uitstap op Martinique was een wandeling die startte aan onze baai. In Sint Lucia had een Engelse vrouw me namelijk verteld dat het hier mooi wandelen is. En ze had niet overdreven. Het was een lange wandeling langs mooie stranden en idyllische baaitjes, maar ook bijzondere natuur. Het was ook wel een verademing weer eens te wandelen zonder grote hoogteverschillen. Toen we op een gegeven moment langs een palmboom liepen leek het me een goed idee om een kokosnoot te pakken, net zoals onze gids tijdens het paardrijden op St. Lucia had gedaan. Het klimmen ging me op zich goed af, en het duurde niet lang voordat ik de kokosnoot los had getrokken van de boom. Maar het gebrek aan een goed kapmes speelde me wel parten. De kokosnoot was namelijk niet zo onder de indruk van mijn Zwitserse zakmes en helaas moesten we deze missie afbreken. Gelukkig hadden we genoeg water bij ons, dus we hadden de kokosnoot niet echt nodig voor onze hydratatie. Toen we terugkwamen in het dorpje vonden we dat we het wel hadden verdiend om uit eten te gaan. En voor het eerst sinds lange tijd zagen we weer rundvlees op het menu staan! Het zal jullie niet verbazen dat de entrecote met frietjes er goed in ging.

In de tussentijd was het ons gelukt om een auto te huren voor een paar dagen. Vanwege het carnaval was dit namelijk nog niet zo eenvoudig. Het was echt een oud barrel, maar we hebben er goed gebruik van weten te maken. Omdat het vanaf Saga naar de wal nog een behoorlijk stuk varen was en onze rubberboot niet zo goed beschermt tegen de golfjes kwamen we eigenlijk altijd nat aan op de wal. Gezien de staat van de auto voelden we ons niet bezwaard om onze kleren over het dashboard en de bekleding te drogen te hangen. Best wel handig dus. De eerste dag zijn we een groot deel van het eiland rondgereden en hebben we stokbrood met brie geluncht aan een afgelegen strandje waar de lokale bevolking met hun families aan het barbecueën was. Martinique onderscheidt zich behoorlijk van de eilanden waar we tot dan toe waren geweest door beter ontwikkelde infrastructuur en intensievere landbouw. De stadjes en dorpjes hebben echte industriegebieden en waar de natuur het toestaat is er wel bebouwing. Jammer genoeg doet dit afbraak aan de omgeving, waar duidelijk weinig rekening mee gehouden wordt. In ons overvolle Nederland wordt er wat dat betreft wel beter omgegaan met de openbare orde.

De volgende dag brak eindelijk het carnaval los, maar om de auto enkel te gebruiken om heen en weer te rijden naar de hoofdplaats Fort de France vonden we maar zonde. Dus we gingen eerst naar Pointe du Diamant om daar een bergje te beklimmen. Voor deze inspanning werden we beloond met een schitterend uitzicht over het zuiden van Martinique, met helemaal in de verte de baai van Sainte Anne. We konden Saga niet zien, maar stelden ons wel voor dat ze er netjes lag en er geen Fransen op vijf meter afstand waren geankerd.

Goed. Met lichtzware benen van de wandeling kwamen wij aan in Fort de France. Sommige inwoners waren zo slim geweest om in hekken en pylonen te investeren om parkeerplaatsen af te zetten en voor een bedragje van 2 tot 5 euro de automobilisten toegang te geven voor de ‘bewaakte’ parkeerplaatsen. Zo gaan die dingen hier natuurlijk en wij maakten daar dankbaar gebruik van. De weg wees zichzelf en het duurde niet lang voordat we de fanfare hoorde en de uitgedoste parades voorbij zagen komen. Nu moet ik bekennen dat ik in Nederland eigenlijk nooit carnaval heb meegemaakt dus een gepaste vergelijking kan ik niet maken. Maar het was wel heel gaaf om te zien hoeveel moeite deze mensen hadden gestoken in hun outfit en praalwagens. Wat ik echter het mooiste vond waren de groepen met dansers en percussiebands. De bands speelden opzwepende muziek en de dansers bewogen hier volledig synchroon enorm energiek op. Wie mij wel eens heeft zien dansen weet dat ik ook een poging tot iets vergelijkbaars doe, maar ik kon hier wat dat betreft nog wel wat van leren.

Uiteraard waren we niet de enige Nederlanders op Martinique, want wie houdt er nou niet van een goed feestje? We wisten dat Tomas en Lindy van de Extress ook in Fort de France waren en we leerden hun opstapper Bob kennen toen we elkaar tegenkwamen naast de parade. Vlaming Bob was dan weer een vriend van Lennert en Marieke van de Escapade, de Belgische boot met wie we al min of meer opvaren sinds Porto Santo. En net als wij had Bob zin in een goed feestje. Dus toen we naar de bar gingen om cocktails te halen vroeg hij of we alvast een biertje konden krijgen tijdens het maken van de cocktails. Helaas voor Lianne was zij ook Bob want zij moest nog rijden, dus terwijl de avond vorderde moest zij toezien hoe Tomas, Lindy, Bob en ik steeds gezelliger werden en steeds minder goed op begonnen te letten. Toen er eten gehaald moest worden bij restaurant de gouden bogen (McDonalds) was ze Bob en mij even kwijt, want wij gingen proberen of er niet een sneller weg te vinden was in plaats van in de rij staan. Uiteraard was dit van ons een onsuccesvolle missie. Toen we er eindelijk aan toekwamen om te gaan zitten met onze burgers was Bob weer kwijt. Hij had een blijkbaar een manier gevonden om gebruik te maken van de chaos in de McD en maakte het personeel wijs dat hij zijn bestelling nog niet had gekregen (terwijl dat wel zo was) om vervolgens meer eten te krijgen. Natuurlijk was hij niet te min om zijn buit met de rest te delen.

Het carnaval was inmiddels afgelopen, dus wij gingen op zoek naar een afterparty. Helaas waren alle clubs en bars waar het feest verder ging volgeboekt en konden we er niet bij zonder van tevoren kaartjes te hebben gekocht. Na een uurtje rondslenteren en hier en daar mee te feesten op straatfeestjes hebben we nog geprobeerd bij een rooftop party binnen te komen. Hier waren we nog wel welkom voor 20 euro per persoon. Dit leek ons wat gortig en Lindy gooide al haar charmes in de strijd om wat van het bedrag af te krijgen, maar helaas zonder succes. Op dit moment vonden we het eigenlijk ook wel welletjes en keerden wij terug naar de auto. Het feestje ging overigens nog wel verder op de Extress, maar helaas zonder ons.

Lianne was de volgende dag net zo fris en fruitig als normaal, in tegenstelling tot ikzelf. Desalniettemin verzamelde ik de moed bij elkaar om er weer op uit te gaan en nog meer het binnenland van Martinique te verkennen. Het hoogtepunt van deze dag was een korte canyoningactiviteit waar we met een gids een kloof inliepen om op het einde bij een waterval uit te komen. Het frisse bergwater deed me goed en ik voelde me eigenlijk alweer helemaal de oude. Deze dag sloegen we het carnaval even over want we begrepen dat vooral de volgende dag het hoogtepunt zou zijn: de duivelsparade. Toen we terugkwamen bij de rubberboot zagen we echter tot onze schrik dat deze schade had opgelopen. De avond ervoor vertelde Lianne nota bene nog triomfantelijk aan de andere zeilers dat wij nooit problemen hadden gehad met de rubberboot. We denken dat een onvoorzichtige Fransoos vol gas op onze boot is ingevaren en daarmee de rubberboot onder de pier heeft geduwd. Het was namelijk wel druk aan de pier met alle bijbootjes van de grote hoeveelheid boten die in de baai voor anker lagen. Gelukkig is de rubberboot niet lek gegaan, maar een roeispaan was helemaal verbogen en het buitenboordmotortje had wat krassen opgelopen. Anders was het nog wel een probleem geweest om terug aan boord te komen.

Om helemaal in thema naar de duivelsparade te gaan hadden we wat inkopen gedaan bij de Decathlon. De dresscode was namelijk rood of zwart. We kropen met onze outfits de rubberboot in om weer naar de wal te gaan. Maar na zo’n vijf minuten varen werkte de schroef van de buitenboordmotor opeens niet meer goed! De wind blies ons weer terug naar Saga dus we hoefden ons geen zorgen te maken dat we de zee op werden geblazen, maar ik maakte me wel zorgen om de buitenboordmotor. Ons motortje werkt namelijk met een centrifugaalkoppeling en het schijnt dat deze wel eens kuren kan geven. Met deze kennis begonnen we maar gelijk om het hele motortje uit elkaar te halen en eens te zien of we het probleem konden vinden. Na een uurtje sleutelen kwamen we eindelijk bij de koppeling uit, maar die leek eigenlijk nog wel in prima staat. Pas op dat moment kwam ik erachter dat de breekpek in de schroef was gebroken. Op zichzelf was dit heel raar, want we waren gewoon aan het varen, maar misschien dat het wat te maken heeft gehad met de schade van de vorige avond. In de wetenschap dat we het probleem gevonden hadden begonnen we de buitenboordmotor weer in elkaar te zetten. Op een bewegende boot bleek dit echter nog wel een uitdaging. Meerdere malen viel er een moertje omdat ik hem niet op een moeilijk toegankelijke bout gedraaid kreeg. Het ergste was dat er een moertje was verdwenen tussen de koelribben van de cilinder waar het ons zeker een half uur had geduurd om hem weer terug te vinden. We begonnen ons al af te vragen of we het carnaval überhaupt nog zouden redden, maar uiteindelijk ging het terugbouwen toch nog vlot genoeg en waren we net op tijd in Fort de France voor de start van de parade.

Aan de ene kant was de duivelsparade inderdaad indrukwekkender dan de parade van twee dagen eerder, maar het zat hem vooral in de kostuums en praalwagens. Want aan de andere kant vond ik wel dat je kon merken dat er al een paar dagen feest gevierd werd, want de energie was er wel een beetje uit. We sloten ons aan bij een aantal andere Nederlandse zeilers en wisselden het aanschouwen van de parade af met de gebruikelijke gesprekken over zeilen en bootjes. De volgende dag brachten we de auto terug en gingen we kijken of we een nieuwe schroef konden vinden voor de buitenboordmotor, want het afbreken van de breekpen had hier wat schade bij gemaakt. Helaas konden we deze niet vinden en tot overmaat van ramp was Le Marin zo’n triest plaatsje dat we er eigenlijk zo snel mogelijk weg wilden. We pakten de eerste de beste bus richting Sainte Anne en kregen bericht dat de Escapade ook richting de ankerplaats zou komen. Lianne had voor ons vieren lekker aan boord gekookt en we konden terugkijken op een interessante tijd op Martinique. Dominica lonkte namelijk met haar natuurlijk schoon en we waren wel weer even klaar met de Fransen.

Bequia

Na vier dagen op de Tobago Cays was de wind wat gaan liggen en leken de omstandigheden bijna perfect om koers te zetten richting Bequia (zeg: bek-wee). En ondanks het feit dat de koers nog net iets tegen de wind in was, vonden we het eigenlijk helemaal niet erg om een klein beetje te moeten laveren. Dit was sinds lange tijd weer een echt leuke zeiltocht. Wat de tocht nog mooier maakte was dat er continue mooie eilanden in het zicht waren. Zo waan je je eigenlijk helemaal niet op de grote zee en is het bijna alsof je op het IJsselmeer vaart, maar dan met prachtige bergachtige eilanden. En bij Bequia hield de natuurschoonheid niet op. We voeren hier de schitterende baai binnen, omringd door hoge, groen begroeide bergwanden. Door de mooie zandbodem ging het ankeren vlot, en voor we het wisten lagen we weer op een heerlijk plekje.

De volgende dag gingen we met de rubberboot naar het hoofdplaatsje van het eiland toe om wat boodschapjes te doen. Bequia maakte een vriendelijke indruk en we konden merken dat het een favoriete bestemming is van veel zeilers. Lianne had van tevoren online gelezen dat de seafood chowder, een soort vissoep, bij Coco’s restaurant een aanrader was. En we werden niet teleurgesteld. Voor een hele schappelijke prijs kregen we een kom vol met heerlijke bouillon, maar vooral grote brokken tonijn en lambi.

De plannen om het eiland wat meer te verkennen kwamen samen tot een grote wandeling met als hoogtepunt Mount Peggy. Mijn wandelkaarten (apps) waren niet helemaal compleet voor Bequia, dus het was een beetje gokken of de wandeling precies zo uit zou pakken als voorzien. Het eerste stuk langs de baai waar ook Saga voor anker lag sprak voor zich en was al een schitterende start van de wandeling. Langs dit wandelpand bevinden zich verschillende restaurants en duikscholen, afgewisseld met rotsachtige kliffen en mooie stranden. Toen we langs het restaurant genaamd de ‘Fig Tree’ liepen, werden we vriendelijk begroet door een aantal honden die er wel zin in hadden om even uitgelaten te worden. En voor we het wisten hadden we een hele roedel achter ons aanlopen, wat natuurlijk best gezellig was.

Het duurde niet lang voordat we al een heel eind van de Fig Tree waren verwijderd, maar de roedel liep nog vrolijk met ons mee. We raakten aan de praat met een bewoner die de honden herkende. We vroegen of ze dat wel vaker deden. Hij vertelde dat Miss Johnson’s honden regelmatig met vreemden meeliepen, en dat ze altijd de weg terug wisten te vinden. Met een gerust hart lieten we dus aan de voet van Mt. Peggy de honden achter en begonnen we onze beklimming. Het duurde eventjes voordat we het juiste pad hadden gevonden en hadden daarbij wat onnodige hoogtemeters gemaakt, maar uiteindelijk vonden we de opgedroogde beek/waterval die we tot vrijwel de top konden volgen. Het uitzicht was schitterend. We konden ten zuiden van ons alle eilandjes zien, tot en met Grenada, waar we tot dan toe waren geweest. En ten noorden zagen we St. Vincent liggen. Het was een buitengewoon mooi gezicht.

Na een korte snack begonnen we aan de afdaling richting Friendship Bay. Hier konden we via het strand naar de voet van Mount Pleasant wandelen om via daar terug te gaan richting Port Elizabeth. Langs dit strand besloten we om even te stoppen voor twee glaasjes ginger ale, wat inmiddels onze favoriete frisdrank is geworden in de Caraïben. De bar waar we waren gestopt was onderdeel van een groot, luxe resort. En wat ons opviel was de hoge leeftijd van de gasten. Nu hadden we al wel begrepen dat Bequia in trek was bij welvarende Britse en Amerikaanse ouderen, maar de sfeer die het hier met zich mee bracht werkte een beetje deprimerend op mij in. Het was een beetje alsof we in de bar van een decadent bejaardentehuis terecht waren gekomen. En op zich was dat allemaal wel prima, was het niet voor het feit dat we (helaas) probleemloos mee konden luisteren met de gesprekken die gevoerd werden. En een bepaald gesprek raakte bij mij een beetje een gevoelige snaar. Een vrouw vroeg namelijk de vriendelijke barman waar hij was op een voorgaande avond. De barman vertelde dat hij naar een begrafenis op St. Vincent was. In plaats van hem te condoleren reageerde de vrouw echter met haar beklag dat de bar niet optimaal functioneerde zonder zijn aanwezigheid, en dat hij gemist was. En opeens kon ik me niet meer anders inbeelden dan dat al die bejaarden op deze mooie plek zelfingenomen gevoelloze alcoholisten waren. Ik wilde hier zo snel mogelijk weg.

Het pad dat ons over Mt. Pleasant terug zou leiden bleek helaas niet te bestaan. De geasfalteerde weg hield abrupt op, waarschijnlijk net als het geld waar dat project mee was betaald. Dat betekende dat we ergens een enorm steile helling op moesten gaan wandelen, waar mijn kaarten in ieder geval aangaven dat er géén weg zou zijn, in tegenstelling tot onze eerste optie. Tegen beter weten in ben ik vooruit gegaan en vond ik een overgroeid pad wat ons wel eens uit de brand zou kunnen helpen. Ik liep terug om Lianne op te halen, en ze vond het wel de moeite waard. Een goed alternatief was er dan ook niet echt. Gelukkig bleek het pad effectief ergens heen te gaan en kwamen we aan de andere kant van Mt. Pleasant uit, tussen de villa’s. Vanaf daar was het alleen nog afdalen richting Port Elizabeth, en inmiddels hadden we besloten om maar bij de Fig Tree te gaan lunchen om te zien of de honden hun weg terug naar huis hadden gevonden.

Bij de Fig Tree bestelden we, naast heel veel water en ginger ale, twee roti’s met kip, zoals we ze in Nederland ook wel kennen van de Surinaamse restaurants. Omdat de kip op was, maar ze ons niet wilden teleurstellen, duurde het zo’n drie uur voordat we eindelijk onze lunch hadden. We konden ons hier echter niet zo druk om maken. We zaten lekker in de schaduw en er speelde een man op steel drums heerlijke achtergrondmuziek. Er was een cruiseschip aangekomen in Port Elizabeth dus het restaurant zat vol met dikke Amerikaanse toeristen die zich tegoed deden aan de Caraïbische cocktails. Toen de muzikant was gestopt met spelen, de Amerikaanse toeristen alweer met hun tenders naar het schip waren gebracht en ons vochtbalans weer helemaal op orde was, kregen we eindelijk onze roti’s. Men zegt wel eens dat honger het beste kruid is, maar deze waren echt wel het wachten waard!

Terwijl wij net wilden beginnen met eten kwam de eigenares bij ons aan tafel zetten om uit te leggen dat we met kiproti’s net een wat ongelukkige keuze hadden gemaakt, omdat geit, vis en vegetarisch vlot beschikbaar waren, maar dat de kip nog ergens gehaald moest worden. We legden uit dat we het allemaal geen probleem vonden en begonnen te praten over de hot sauce. Het was ons namelijk opgevallen dat ze het eten soms minder pittig maken voor de toeristen. De eigenares probeerde dat wat te nuanceren, maar uiteindelijk moest ze ons gelijk geven en vertelde ze ons dat we daarom altijd maar moesten vragen naar hot sauce. Ze legde zelfs uit hoe ze de hot sauce zelf maakte voor de Fig Tree. Toen Lianne een flinke scheut bij haar roti deed merkte ze op dat het een royale hoeveelheid was, maar één scheut werden er drie, en voor mij misschien wel meer. Wij lusten ons eten namelijk wel behoorlijk pittig!

We kwamen er achter dat de eigenares Miss Johnson was en vertelde het verhaal van de honden. Ze moest er wel om lachen dat we ons een beetje zorgen maakte over het richtingsgevoel van de hond, dat vond ze echt iets voor mensen uit de grote stad. Ze vertelde dat ze ooit een boekenwinkel had, maar dat hier geen toekomst meer in zat en ze daarna het restaurant had geopend. Ze had het echter nooit echt los kunnen laten dat ouders maar net genoeg geld hadden om de lesboeken te kopen, en dat leesboeken voor kinderen alleen werden gekocht door de ouders van kinderen op de zeilboten. Daarom was ze zo’n tien jaar geleden een leesclub gestart in de Fig Tree waar kinderen op zaterdagmiddag konden komen lezen, met hulp van vrijwilligers op het eiland. Wij werden zelfs uitgenodigd om de komende zaterdag ook te komen helpen, mochten we daar zin in hebben. Zonder een belofte te maken lieten we weten dat we daar wel interesse in hadden.

Iets minder leuk waren de golven die op een vreemde manier de baai in kwamen. Af en toe konden ze Saga zo laten rollen dat we alles vast moesten zetten alsof we op de Oceaan waren. Dat kwam natuurlijk onze nachtrust ook niet ten goede. Daarom besloten we om ons tweede anker in te schakelen als hekanker. Daarmee trokken we de boot 90 graden om, zodat de wind op de zijkant stond, en de golven op de punt. Dit scheelde enorm! Toch werden we ‘s nachts weer wakker omdat alles tekeer ging. Toen de slaapdronkenheid overging in slaapbrakheid waren we helder genoeg om te realiseren dat de wind was gedraaid en we bijna over ons hekanker heen waren gedraaid. Als laatste reddingsmiddel gooide ik het parapluankertje uit die we normaal gesproken gebruiken voor de rubberboot en kajak, om toch achterkant van de boot maar de goeie kant op te trekken. Wonder boven wonder was dit succesvol ondanks het lichte briesje wat uit de verkeerde richting in de baai stond. Met drie ankers uit lagen we eindelijk goed terwijl alle andere boten in de baai nog tekeer gingen. Ik was best wel een beetje trots en viel zo weer in slaap.

Natuurlijk moest er ook nog gesnorkeld worden in Bequia. De eerste spot was vlak naast de boot en voor de andere moesten we een klein stukje varen. Zeker de tweede spot was weer echt spectaculair. Deze keer niet zozeer vanwege de mooie visjes maar vooral door het koraal en de grillige rotsachtige bodem. Daarnaast moesten we vlak langs de Amsterdam varen om er de komen. Deze klassieke Nederlandse driemaster wordt tegenwoordig gebruikt voor cruisetochten. De passagiers mogen zoveel helpen met het zeilen als ze willen. We probeerden een praatje te maken met de bemanning, maar tot onze verbazing sprak niemand Nederlands, en ze vonden ons maar een beetje raar.

Inmiddels was het alweer zaterdag en wij waren op weg naar de Fig Tree om bij de boekenclub te gaan helpen met het lezen. Miss Johnson was erg enthousiast om ons daar te zien en gaf ons een korte instructie voor het helpen van de kinderen. Lianne en ik kregen beiden twee kinderen tussen de 9 en 10 jaar aangewezen om te helpen. En dit was een stuk moeilijker dan we hadden gedacht! Het niveauverschil tussen de kinderen was namelijk best groot en het was moeilijk te achterhalen of ze alleen maar de woorden aan het oplezen waren of dat ze echt de tekst begrepen. Toch was het erg gezellig en hing er een hele goede sfeer. De kinderen vonden het echt leuk om daar te zijn en je merkte dat ze de hulp waardeerden. Het was in ieder geval een hele mooie afsluiting voor onze tijd op Bequia.

Union Island en de Tobago Cays

Het waaide windkracht vijf, af en toe zes, toen we vertrokken vanuit Carriacou richting Union Island, onderdeel van Saint Vincent and the Grenadines. Gelukkig was het maar een kort tochtje, dus we voeren met relatief weinig zeil die kant op. Als het meer dan 20 knopen waait gaat er voor mij eerlijk gezegd het zeilplezier er wel vanaf. De finetuning van de zeilen komt dan niet meer zo nauw en de golfopbouw zorgt meestal voor een afname in snelheid. Zeker als de wind vlagerig is, wat rond eilanden vaak het geval is, is het soms frustrerend zeilen. Wij hebben namelijk liever minder dan meer zeil aan de mast, waardoor de snelheid er soms helemaal uitgaat als er wat minder wind staat. Wat de tocht nog wel aangenaam maakte was het uitzicht. Union zag er super indrukwekkend uit door de restanten van de oude vulkanen: het wordt ook wel het Tahiti van de Caraïben genoemd.

Om te bepalen waar we gaan aanleggen of ankeren gebruiken we verschillende informatiebronnen. Navily is een app waar ankerplaatsen en havens door gebruikers beoordeeld worden. Omdat deze app het meest gebruikt lijkt te worden, staat hier meestal de meest recente en relevante informatie in. Ook in onze navigatieapp Navionics zit een vergelijkbare functionaliteit, maar deze is vaak iets minder up-to-date. Daarnaast hebben we een pilot guide van de Caraïben. In dit boek staat nog uitgebreidere informatie over navigatie, immigratieprocedures en toeristische attracties, maar deze informatie lijkt typisch nog minder recent dan Navionics. Uiteindelijk gaan we het liefst af op tips van mensen die we tegen zijn gekomen, maar helaas hadden we nog geen gouden tip gekregen voor Union. Daarom besloten we maar om een ankerbal op te pakken in het plaatsje Clifton omdat hier de douane van het eiland zit en we toch niet zo lang zouden blijven. Achteraf gezien hadden we mooier ten westen van Frigate Island kunnen gaan liggen, maar zoals mijn vriend Wouter altijd zegt: “Achteraf is mooi wonen.”

Het zou de eerste keer worden dat we een ankerbal op zouden pakken. Het zou ook de eerste keer worden dat we in aanraking zouden komen met de zogenaamde boat boys. De boat boys varen je in houten boten met zware buitenboordmotoren tegemoet om je te helpen met ankeren of aanmeren en verwachten daarvoor een vergoeding. Daarnaast bieden ze je van alles aan, van vis, groente en fruit tot wiet en andere drugs. Als ze het niet aan boord hebben, kunnen ze het voor je regelen. Over het algemeen hebben ze geen goede reputatie door hun aandringende gedrag en hun relatie tot lichte misdaad. Onze boat boy in Union was daarentegen zeer vriendelijk, wachtte rustig af tot we op ons eigen houtje een mooie boei gevonden hadden en hielp ons goed, zonder met zijn boot tegen Saga aan te botsen. We gaven hem 20 EC$ (ongeveer 7 euro) waar hij tevreden mee was.

Vlak nadat we lagen kwam de bananabreadman langs om, je raadt het al, bananenbrood te verkopen. Omdat we op Navily super goede reviews van het bananenbrood hadden gelezen besloten we er maar om er eentje te kopen. “Hoe duur is dat?” vroegen we. 35 EC$ mocht het stukje bananenbrood maar liefst kosten. Tegen beter weten in gingen we akkoord en gaven hem 40 EC$. Hij had echter niet voldoende wisselgeld, dus dat zou hij wel gaan halen aan de wal. Hij legde uit dat hij toch sigaretten moest gaan halen. Wij hadden ons verlies eigenlijk al genomen, dus gingen maar akkoord met de verwachting dat hij niet meer terug zou komen. Vlak voordat hij vertrok vroeg hij tussen neus en lippen door of wij nog wat behoefte aan wiet hadden. Eerst wist ik niet helemaal zeker wat hij bedoelde, maar ik had geen zin meer om nog meer geld uit te geven dus gaf negatief op zijn rekwest.

Even later kwamen de park rangers langs, die de boeien beheren, en mochten we 60 EC$ per nacht aftikken. Het was wel jammer om weer voor onze ligplaats te moeten betalen na een lange tijd ankeren, maar het gebruiksgemak maakt het wel de moeite waard omdat de ankerplaats anders erg krap was. De ankerbal bestaat trouwens uit een groot betonblok op de bodem waar een touw aan verbonden is die met de boei drijvende wordt gehouden. Aan het einde van dat touw zit een lus waar je de boot aan vast maakt. Het grootste voordeel hiervan is dat de betonblokken niet bewegen en daardoor het koraal niet beschadigd wordt in vergelijking tot het ankeren, waar typisch veel schade mee wordt aangebracht aan het koraal.

Vanaf Saga hadden we een mooi uitzicht op het koraalrif waar volop gekitesurft en gewingfoild werd. Kijkend naar het schouwspel op het water begonnen we aan een plakje bananenbrood, omdat we inmiddels toch best trek hadden. En dat werden al gauw twee plakken. Toch niet gek, dat bananenbrood. Tot onze verbazing kwam de bananabreadman even later toch nog opdagen met het wisselgeld. Gezien de enorme joint waar hij blijkbaar veel plezier van had, hadden we hem achteraf gezien toch niet verkeerd begrepen. Het was wel een grappige gewaarwording.

De volgende dag bliezen we weer de kajak op om aan wal in te klaren en een wandeling te maken richting Ashton, het andere plaatsje op het eiland. Omdat we gelijk weer meerdere malen drugs aangeboden kregen, kregen we toch wel een ander gevoel van de sfeer op dit eiland ten opzichte van Grenada en Carriacou. Ashton bleek niet super interessant, dus besloten we maar een pad in te wandelen wat we onderweg tegenkwamen. Deze liep tot aan Frigatte Island en bood erg mooie uitzichten op de baai en bood bovendien nog een inzicht in de mangroves dankzij bordjes langs het pad. Ook de krakkemikkige, maar sfeervolle bruggetjes droegen bij aan de ervaring. Aan het einde van het pad kwamen we eigenlijk bij de andere ankerbaai waar een aantal bootjes idyllisch geankerd lagen. Een doorn in ons oog was wel dat de zeilers vuilniszakken achter lieten naast een vuilnisbak die daar duidelijk niet voor bedoeld was. Jammer genoeg drukte dit mijn plezier meer dan ik graag toe zou geven.

Op de terugweg besloten we om eens bij de surfschool langs te lopen om te horen hoeveel een lesje kiten mocht kosten. Van tevoren hadden we bedacht dat we voor zo’n 100 euro per persoon wel interesse hadden. Het is nota bene één van de beste plekken ter wereld om te leren kiten. Een vriendelijke vrouw liep ons tegemoet en vertelde ons dat 2,5 uur les met z’n tweetjes 195 USD per persoon zou kosten. Toen wij aangaven dat dit boven ons budget was bleek er nog wat onderhandelingsruimte te zijn, maar tot een deal zijn we niet gekomen. Daarom vertrokken we de volgende dag maar op tijd naar de Tobago Cays na twee nachtjes op Union Island.

Het was wederom een winderige dag en de windmeter zakte niet tot onder de 20 knopen. Tot overmaat van ramp was de koers precies tegen de wind in. Gelukkig was het aan de andere kant maar een uurtje varen, dus we zagen het wel zitten. Van Britse cruisevrienden hadden we gehoord dat de ankerballen tussen de twee eilandjes het mooiste waren. Toen de boat boy van de Tobago Cays ons tegemoet kwam, lieten we hem daarom weten dat we daar graag aan wilden liggen. Wederom werden we goed geholpen en op de vraag hoeveel hij van ons wilde hebben voor zijn diensten antwoordde hij dat we nu niets zouden hoeven betalen als we bij zijn restaurant zouden komen eten. In reactie daarop wilde ik dan wel eens weten hoeveel hij rekende voor zijn strandbarbecue. De kreeft mocht 130 EC$ kosten en kip met vis 80. Omdat we erg lage verwachtingen hadden dat hij onze vorige ervaring met de kreeft zou kunnen overtreffen, en omdat we enigszins gierige Hollanders zijn, besloten we onze winst te pakken door nu niets te hoeven betalen en voor de kip met vis te gaan. Daarbij zou hij ons nota bene op komen halen vanaf de boot, zodat wij niet met een nat pak door de kajak bij de kant aan zouden komen. Grappig hoe je jezelf rijk kunt rekenen terwijl je aan het einde verhaal gewoon wel geld uitgeeft, niet?

In de tussentijd gingen we naast de boot snorkelen. Het schijnt namelijk meestal wel een goed idee te zijn om het ankerbalgerei te inspecteren. Tot mijn verbazing lag er een enorme pijlstaartrog half ingegraven naast het grote blok beton waar Saga aan vast lag. Dat was wel even een indrukwekkend momentje. De enorme variëteit aan visjes die hier rond zwommen was ook schitterend. Terug aan onze kant van de Oceaan konden Lianne en ik op een gegeven moment de verschillende soorten rifvissen wel herkennen. Hier kunnen we dat denk ik wel vergeten.

De avond viel en Lianne en ik waren ons rustig aan het voorbereiden op de strandbarbecue. Natuurlijk zaten we al helemaal klaar toen we opgehaald werden. Maar voordat we naar de kant gingen moesten we nog twee andere mensen ophalen. Dit bleken twee Amerikanen te zijn op een grote motorcatamaran. Ze kregen het niet helemaal voor elkaar om hun lijnen door de ankerbal te krijgen en door de vlagerige wind had de boat boy ook moeite om de boot netjes op zijn plek te houden. Ik bood aan een handje te helpen en toen was alles natuurlijk zo gepiept. Aan boord raakten we al een beetje met elkaar aan de praat en we besloten gezamenlijk aan een tafeltje te gaan zitten om het gesprek voort te zetten. Tot onze verbazing hadden ze hun eigen wijn meegenomen naar de barbecue, iets wat blijkbaar wel vaker gebeurt maar wat wij niet zo gewend zijn. We kregen een glaasje wijn aangeboden voor onze hulp en bestelden daarnaast nog een rum punch. We spraken over New York, politiek en bootjes. Ik vertelde dat mijn broertje mij na zijn tijd in New York had geleerd hoe je daar pizza moet eten, wat ze volledig goedkeurden. Zij vertelden dat hun eerste boot een 60 voet powerboat was, maar dat ze daar eigenlijk helemaal niet mee konden varen. Nu huurden ze maar gewoon een boot als ze daar zin in hadden. Een week later hadden ze al weer plannen om naar Fiji te gaan voor een strandvakantie. Toen de rekening eenmaal kwam hadden ze van de barbecue allemaal dingen erbij verzonnen, want dat was een stuk duurder dan twee keer vis met kip en twee rum punch, maar we hadden geen zin om daar een punt van te maken. Het was een gezellige avond.

De volgende dagen stonden in het teken van snorkelen en, voor Lianne, een beetje werken. Het snorkelen op de Cays was echt fantastisch. De schildpadden zijn er namelijk behoorlijk tam en laten mensen dichtbij komen terwijl ze rustig aan het grazen zijn. Op sommige momenten hadden we meerdere schildpadden om ons heen die in volledige rust lekker aan het eten waren. Met fascinatie keken wij naar hun sierlijke zwemkunsten. Af en toe zagen we een pijlstaartrog langszwemmen, de bodem was bezaaid met enorme zeesterren en we zagen ontelbare andere kleine visjes. Op een van de laatste dagen maakte ik nog een kleine wandeling op één van de onbewoonde eilandjes. Hier kon ik nog een glimp opvangen van de zeldzame Tobago Cay Iguana. Deze grote hagedis wordt meer dan een meter lang, en ik weet zeker dat degene die ik heb gezien nog een stuk groter was dan dat!

Uiteindelijk zijn we vier nachtjes gebleven op de Tobago Cays. Dit was wel echt een paradijsje op aarde.

Carriacou: voor anker in Tyrell Bay

Het werd tijd om het anker op te halen in Prickly Bay en koers te zetten naar Carriacou. Het was een rustige, zonnige dag. Los van het feit dat de wind niet in ons voordeel was, wilden we niet met veel zeil aan de mast varen omdat onze verstaging nog niet in orde was. Het beloofde dus een rustig tochtje te worden op het motortje. Het enige spannende aspect was de onderwatervulkaan, Kick ‘em Jenny, die op onze route lag. Op de kaarten staan twee zones aangegeven waar je in verband met vulkaan activiteit niet mag varen bij code rood en code oranje. In mijn zoektocht naar wat de huidige vulkaan activiteit was, vond ik alleen maar verhalen over gasbellen waar je boot in kan zinken en andere doemscenario’s. Uiteindelijk besloten we maar niet te dicht in de buurt te komen, maar er zal vast niet teveel aan de hand zijn geweest.

Eenmaal aangekomen op Carriacou lieten we ons anker weer zakken in Tyrell Bay. Het leuke van het ankeren hier is dat het water zo helder is dat je precies je anker en ketting kan volgen. Dit leek me wel een mooie kans om eens te zien hoe het anker nou eigenlijk aangrijpt, en daarmee onze ankervaardigheden te verbeteren. We zochten een mooi stukje zand uit tussen de koraalvelden, lieten het anker zakken met voldoende ketting, en met Lianne nog achter de helmstok sprong ik het water in met de snorkel. Ik instrueerde Lianne om de motor in z’n achteruit te zetten en zag het anker een stukje over het zand slepen voordat deze zich in begon te graven. Nadat Lianne Saga snel op had geruimd na het tochtje sprong ze ook het water in om ook even te snorkelen. We konden met eigen ogen zien dat de ketting eigenlijk niet aan het anker trekt, maar voor een groot deel simpel op de bodem ligt door zijn eigen gewicht. Hoe harder het waait, hoe meer de ketting omhoog wordt getild. En pas als het echt hard begint te waaien wordt er aan het anker getrokken. De volgende dagen doken we dikwijls nog eens naar het anker toe om tot ons genoegen te zien dat deze nog netjes op dezelfde plek lag.

Het leek ons leuk om eens de kajak te gebruiken om naar de wal te gaan in plaats van de rubberboot. Het voordeel is ook nog eens dat de kajak een stuk sneller is opgeblazen en makkelijker het strand op te trekken is, geen benzine gebruikt en we er zelf nog fitter van worden ook! We lagen redelijk ver achterin het ankerveld dus het was nog wel zo’n tien minuutjes kajakken tot het aanlegsteigertje. Vanuit hier startte we onze verkenningstocht van Carriacou. Tyrell Bay bestaat eigenlijk uit een langgerekt strand met een parallelle weg met verscheidene eetgelegenheden en winkeltjes. Op ons lijstje stond om bij de bootjeswinkel te informeren naar een vervanging van onze wantputting, die tijdens onze Atlantische oversteek was gesneuveld. Helaas konden ze ons hier niet direct mee helpen, maar we werden wel verwezen naar Mani, een metaalbewerker aan de andere kant van de baai. Toen we hem uiteindelijk vonden legden we ons probleem voor en het was maar de vraag of hij ons kon helpen. Uiteindelijk stuurde hij me weg met de onmogelijke opdracht om zelf het staal te vinden voor het onderdeel. Als dat lukte, dan kon hij ons wel helpen…

De volgende dag besloten we een blik te werpen op Sandy Island. We waren namelijk aan het overwegen hier een nachtje door te brengen vanwege goede verhalen over snorkelen met schildpadden en mooi koraal. Vanaf Tyrell Bay was het een klein eindje wandelen naar Paradise Beach, vanwaar we een schitterend uitzicht hadden op Sandy Island en in de verte Union Island. Sandy Island zag er heel cool uit, maar er lagen ook wel veel boten voor. Paradise Beach maakte overigensl zijn naam waar. Dit is echt een paradijselijk strand met mooie verstopte barretjes tussen de palmbomen. We besloten de lokale economie maar wat te stimuleren en bestelden een cocktail bij een van deze barretjes. Daar zaten we dan. Op een paradijselijk strand met een koude cocktail voor onze neus en onze blote voeten in het zand. Op dat moment drong het wel even tot ons door dat we toch wel met een hele speciale reis bezig zijn en we voelden ons gezegend. En een beetje aangeschoten.

Op de terugweg besloten we dat we geen zin hadden om aan boord te koken en het hoog tijd werd dat we weer eens aan de wal gingen eten. Het werd de Lambi Queen. We hadden hier goede verhalen over gelezen en ik was eigenlijk ook wel benieuwd naar de lambi, beter bekend als conch, wat een soort grote zeeslak is. We waren echter wat aan de vroege kant, want om zes uur ging de keuken pas open. We zagen het echter prima zitten om met een biertje erbij te wachten tot het etenstijd werd. Vanaf een andere tafel begon een Aziatisch Amerikaanse man een praatje met ons aan te gaan. Lianne gebaarde dat hij maar gewoon bij ons aan tafel moest komen zitten en hij stelde zich voor als Hung So. En dat was een goede zet, want dit was wel een interessant figuur! Voor zijn rust was hij maar eventjes verhuisd naar Carriacou want hij was iets te druk geweest met z’n carrière de afgelopen jaren. Tegelijkertijd had hij wel een boot gekocht in Grenada waarvoor hij een kapitein in dienst had die charterdiensten verzorgde met dat schip. Hij leek iedereen op het eiland te kennen, maar we kwamen er even later achter dat hij pas anderhalve week op het eiland woonde. Hij vertelde dat hij een tijd dienst had gedaan op Antarctica en af en toe met David Attenborough sprak bij de koffieautomaat. Normaal had ik dit wel een erg sterk verhaal gevonden, maar Hung had de foto’s als bewijs! Hij adviseerde ons nog om bij Tim’s Sunset Bar op Carriacou kreeft te gaan eten maar kon helaas niet blijven hangen bij de Lambi Queen omdat hij alweer andere plannen had. De lambi was overigens heerlijk. En toen we om de rekening vroegen kwam de klap op de vuurpijl: Hung had alles al voor ons betaald! Zoiets hebben we nog nooit meegemaakt.

De komende dagen bestonden uit wandelen, snorkelen en kajakken. In de bootjeswinkel had ik een onderdeel gevonden wat misschien wel dienst zou kunnen doen als wantputting als Mani deze zou kunnen bewerken. Voor 20 euro durfde ik het risico wel te nemen en nam het onderdeel mee. Mani dacht wel dat het zou lukken. Hij had alleen wat tijd nodig. Ik probeerde een duidelijke afspraak te maken over kosten en deadline, maar zo gaan dingen hier natuurlijk niet. In de tussentijd had ik mijn oom ook al ingeschakeld en die liet er geen gras over groeien: op maandag waren ze al af. Super fijn natuurlijk, want nu hadden we de optie om ze op te laten sturen naar Sint Lucia, zodat we vanaf daar in ieder geval weer verder konden zeilen. Met Mani moesten we maar zien of dat ergens terecht zou komen…

We hadden gepland om op vrijdag te vertrekken naar Union Island. Omdat dit onderdeel is van Sint Vincent & Grenadines moesten we daarvoor uitchecken in Carriacou, wat nog onderdeel is van Grenada. Maar hiervoor moesten we natuurlijk nog een bezoekje brengen aan Tim’s Sunset Bar. Lianne regelde dat we met een bootje opgehaald zouden worden vanuit Hillsborough, want het kleine strandje waar de bar zich aan bevind is anders moeilijk te bereiken. We gingen voor het volledige pakket: kreeft en cocktails. En wat was dit ook weer een mooie ervaring. De omgeving was adembenemend mooi, de cocktails smaakten goed en de kreeft van de barbecue was enorm lekker. We werden weer afgezet met de boot in Hillsborough, maar ik stond erop dat het niet de moeite waard was om een taxi te bestellen om ons terug te brengen naar Tyrell Bay. We hadden bovendien nog maar weinig cash over. Toch was 6km in het holst van de nacht nog wel een uitdaging, want door de cocktails waren onze navigatiecapaciteiten niet meer helemaal uitmuntend. Toen er een local al fluitend met een machete achter ons aan begon te lopen, en voor zijn lol in elektriciteitspalen begon te hakken, voelden we ons toch wel iets minder op ons gemak. Gelukkig had hij het niet op ons gemunt en sloeg hij ergens anders af. Toen we eenmaal bij de kajak aankwamen waren we al weer een stuk helderder en peddelden we met een kleine omweg terug naar Saga (komt dit bekend voor?)

Op vrijdagochtend liepen we naar de werkplaats van Mani toe met lichte hoop dat hij het onderdeeltje afgemaakt zou hebben en dat we die dag zouden kunnen vertrekken. Helaas kreeg ik geen duidelijke ja of nee te horen. Hij zei dat er iets tussen was gekomen maar dat hij er misschien zaterdagochtend wel tijd voor zou hebben. Wij hadden al alle documenten mee om uit te klaren, maar zaten nu met het dilemma om toch nog een dagje te blijven wachten. Uiteindelijk besloten we het er toch maar op te gokken dat Mani ergens tijd zou vinden, want het is toch een stuk leuker om te zeilen dan om te motoren. Toen we de volgende ochtend voor poging twee gingen lag tot ons genoegen een bijna voltooid onderdeel klaar! Hij hoefde alleen nog maar een plaatje op maat te slijpen. In de tussentijd maakte wij mooi van de gelegenheid gebruik om uit te klaren bij de Douane. We installeerden gelijk het onderdeel en alles paste gelukkig perfect. Vlak hierna haalden we het anker op en zette we koers naar Union Island.