Spice Island: Grenada

De dag van aankomst is altijd een beetje bijzonder. Aan de ene kant zijn we meestal nog moe van onze oversteek, maar aan de andere kant barsten we van onrust om alvast wat van het eiland te verkennen en zo snel mogelijk de formaliteiten af te ronden. Zeker dat laatste brengt wel wat spanning met zich mee, want dat zijn we nog niet erg gewend. Tot en met de Canarische eilanden werd al het papierwerk meestal geregeld door het havenkantoor, maar sinds Kaapverdië moeten we toch echt zelf langs de douane, immigratie en soms zelfs de havendienst. In onze boeken en kaarten stond beschreven dat er in Prickly Bay, de baai waar we wilden landen in Grenada, een klein kantoortje voor de douane en immigratie aanwezig zou zijn. Helaas bleek dat ze deze na covid nooit meer open hadden gedaan, en we genoodzaakt waren om naar de hoofdplaats St. George’s te gaan om daar de formaliteiten af te ronden. Per slot van rekening was het ook nog eens 3e kerstdag, waarbij iedereen blijkbaar nog vrij was. Andere zeilers adviseerden ons dat we beter de volgende dag aan wal konden gaan, maar ik was vastberaden om alles netjes volgens de regeltjes te doen en binnen de 24 uur in te klaren. Daar begon dus weer een nieuw avontuur.

We wisten nog niet helemaal hoe het openbaar vervoer werkt op het eiland, maar ik verwachtte niet dat ik met euro’s ver zou komen. Daarom was de benenwagen het vervoersmiddel van voorkeur om naar St. George’s te gaan. Een lekkere wandeling van zo’n zes kilometer. Onderweg keek ik mijn ogen uit. Vermoeid van de tocht, maar met frisse energie van de nieuwe wereld waar ik me in begaf leek het niet lang te duren voordat ik in het hoofdstadje was aangekomen. Wat me het meeste is bijgebleven is de Amerikaanse sfeer en de relatief decadente huizen afgewisseld met houten krotjes. Het douanekantoor zat vlak bij de jachthaven. De luxe jachten daar gaven een nog sterker gevoel van een ongelijke welvaartsverdeling. Maar ze zagen er natuurlijk wel indrukwekkend uit.

Uiteindelijk waren de formaliteiten vlot afgerond. Er stond een pinautomaat naast het kantoor dus ik heb gelijk maar de kans gepakt wat Oost Caribische dollars in te slaan. Inmiddels was het al bijna middag dus een licht hongertje begon op te komen. Daarom besloot ik maar verder het stadje in te wandelen op zoek naar een bakkertje of supermarktje, en de hoop dat ik er eentje kon vinden die op 3e kerstdag open was. Dit viel grappig genoeg nog niet mee, maar uiteindelijk trof ik de jackpot. Een goed gevuld supermarktje met een broodafdeling en redelijke prijzen. Ik nam gelijk maar wat verse proviand mee, waaronder een heerlijke kruidige cake. Vlak buiten de supermarkt werd ik aangesproken door Jimmy. Hij wilde weten of ik een Zweed was van de cruiseboot. Ik vertelde hem dat ik zelf hierheen gezeild was met mijn vrouw, waar hij duidelijk van onder de indruk was. Hij vertelde me een stukje interessante geschiedenis over het fort van St. George’s, waar hij als jonge man een slachtpartij had meegemaakt bij een machtswisseling. Best wel indrukwekkend. Tot slot vroeg ik hem of hij wist of er ergens een SIM-kaart verkrijgbaar was. Toevalligerwijs had hij er eentje over omdat hij net die week een nieuwe telefoon had gekregen. Waren wij weer mooi uit de brand geholpen! Als dank gaf ik hem één van de koeken die ik had gehaald in het supermarktje.

Gewapend met mijn dollars durfde ik mijn kans wel te wagen op het openbaar vervoer. Jimmy had me uitgelegd dat ik bus 1 kon pakken richting Saga voor 3 ECD (2.8 ECD = 1 euro). Het duurde niet lang voordat er een busje aankwam en ik vermaakte me kostelijk tijdens de rit. Het zit namelijk zo dat er geen centrale maatschappij een aantal busjes in bezit heeft, maar dat elke buschauffeur zijn eigen busje heeft, waar hij met een conducteur tot 16 mensen mee kan vervoeren. En vergis je niet, deze busjes zijn niet veel groter dan een standaard Volkswagen busje. Je zit dus bovenop elkaar. Daarnaast investeren ze niet in een goede ophanging, maar gaat al het budget naar het geluidsysteem. Meestal blaas je daarom met keiharde reggae of soca naar je bestemming. Connexxion kan hier nog wel wat van leren.

In de loop van de volgende dagen werden we echte pro’s in het gebruik van het openbaar vervoer. Om uit te stappen kan je op het metaal kloppen of roepen: “Drivah, gotta jump!” Op deze manier konden we het hele eiland rond zonder te diep in de buidel te hoeven tasten, en daar hebben we goed gebruik van gemaakt. Het eerste uitje was een bezoek aan een rumdistilleerderij waar ze nog op de klassieke agrarische manier rum maken van suikerriet. Onze gids was onder de indruk dat we na onze korte tijd op Grenada al helemaal met het openbaar vervoer tot aan de destilleerderij waren gekomen. Dat was namelijk twee keer overstappen, en hun gebruikelijke bezoekers komen met de taxi’s vanaf de cruiseschepen. Omdat wij blijkbaar een beetje een bijzondere indruk hadden gemaakt vroeg hij of ik een mes bij me had en of we suikerriet wilden proeven. Op beide vragen kon ik met genoegen ja antwoorden. We hadden namelijk beiden nog nooit suikerriet geproefd, en dat was echt lekker! Aan het einde van de tour mochten we ook nog wat van de rum proeven. De standaardrum zat tussen de 75 en 88 procent alcohol. Ze maakten daarnaast nog een slappere variant van 69% omdat je die wél mee mag nemen met het vliegtuig. Van beiden mochten we proeven, en tot onze verbazing was de sterkere variant eigenlijk zachter van smaak. Lichtjes aangeschoten begonnen we weer op onze terugreis. We besloten het laatste busje over te slaan en door de jungle terug te wandelen. Toen het pad erg modderig werd en de zon sneller zakte dan we gerealiseerd hadden kreeg ik de gebruikelijke verwijten naar mijn hoofd (en terecht, dit was natuurlijk mijn plan). Gelukkig hebben we er alleen maar vieze schoenen aan over gehouden.

Ondertussen was het al bijna nieuwjaar en wij hadden lichte paniek. We hadden namelijk nog geen plannen voor een feestje. Wel hadden we ‘s ochtends op het Cruiser’s Net gehoord dat er een feest zou zijn bij de Prickly Bay Marina. Nu, voordat we verder gaan moet ik eigenlijk eerst uitleggen wat het Cruiser’s Net is. Elke ochtend om 07:30u wordt er namelijk op kanaal 67 van de marifoon een uitgebreide radiodienst gehouden waarbij verschillende onderdelen aan bod komen, waaronder ‘new arrivals’, ‘treasures of the bilge (tweedehands markt)’ en ‘local business’. We waren echter een beetje terughoudend met het feestje bij Prickly Bay Marina omdat we niet tussen alleen maar andere zeilers oud & nieuw wilden vieren. Toen we echter in bus 1 een reclame hoorden op Boss FM van het feestje bij de Marina verwachtten we wel dat er ook wat locals aanwezig zouden zijn, dus de kaartjes werden gekocht.

Het feest omvatte een buffet, onbeperkt drank, verschillende bandjes en vuurwerk. Het enige wat dus eigenlijk misten was onze familie en vrienden. Dat compenseerde we dus maar met de cocktails. Al met al was het wel een succes en zijn we bovendien zonder een al te grote omweg weer terug aan boord gekomen met de rubberboot. Ik vraag me af of ze wel eens alcoholcontroles doen voor de bijbootjes. We zijn er namelijk inmiddels wel van overtuigd dat de favoriete hobby van zeilers het nuttigen van alcohol is.

Grenada heeft de bijnaam Spice Island. De volgende dagen hebben we een chocoladehuis en kruidentuin bezocht, en hebben we zelf ondervonden waarom Grenada het specerijeneiland is. Bij het chocoladehuis startte we in de tuin, waar de chocoladebomen tussen allerlei andere types fruitbomen groeien. Er werd ons uitgelegd dat de chocoladeboom via de wortels de smaken van de andere bomen op kan nemen. De gids plukte een chocoladevrucht uit de boom en gaf ons een boon met het vruchtvlees eromheen om op te zuigen en we konden echt de verschillende soorten fruit in het vruchtvlees proeven. Vervolgens werd uitgelegd dat ze hier nog de bonen echt fermenteren, een stap die op de grootschalige productie wordt overgeslagen. Vervolgens worden de bonen gedroogd, gepeld, gemalen en geperst. Na het persen blijft het poeder en de boter over. Dit wordt dan weer gebruikt als basis voor alle verschillende types chocoladerepen. De tour eindigde met een proeverijtje in het winkeltje. Daardoor konden wij het natuurlijk niet laten om wat voor latere consumptie in te slaan. En oh ja, de chocolade was echt verrukkelijk.

Tijdens de tour van de kruidtuin nam de gids ons mee langs alle verschillende soorten kruiden en specerijen die op het eiland groeien. Wat ons hier vooral fascineerde was dat wij vaak maar één soort type van een bepaalde plant kennen. We kregen bijvoorbeeld verschillende soorten tijm, munt en basilicum te proeven, en elke verschillende soort had weer een hele andere uitgesproken en lekkere smaak. Daarnaast blijft het fascinerend om te zien dat er zoveel verschillende soorten planten en bomen door elkaar heen kunnen groeien in het vruchtbare klimaat. Bovendien realiseerden we ons dat het toch ook wel bijzonder was dat we de meeste specerijen in Nederland gewoon in de supermarkt kunnen vinden.

Tot slot hebben we ook nog het onderwatersculpturenpark bezocht. We wisten dat daar vanuit het hoofdstadje een boot naartoe ging, maar daar gingen wij natuurlijk niet voor betalen. Dus na twee busjes waren we al ergens in de buurt. Een licht aangeschoten man met een grote machete benaderde ons. Hij wilde weten waar we moesten zijn. Vriendelijk vertelde hij ons de weg en uiteindelijk kwamen we aan bij een strandje. Uit een groepje mannen kwam er eentje naar ons toe en vroeg of we het onderwaterpark wilden bezoeken. Het zou 30 Amerikaanse dollars per persoon moeten kosten om met een bootje het hoekje om te varen en daar te gaan snorkelen. Wij vertelden die man dat we wel zouden proberen zelf die kant op te zwemmen, wat hij geen enkel probleem vond. Sterker nog, hij legde ons helemaal uit waar we precies moesten kijken om de beelden onder water te kunnen zien. Het was een redelijk eindje zwemmen, en op een gegeven moment was de stroming nog best een beetje spannend, maar met onze zwemvliezen kwamen we zonder problemen heen een terug. De beelden zagen er wel tof uit, maar we waren blij dat we geen 60 USD hadden gelapt om even een half uurtje daar te snorkelen.

Inmiddels begon de onrust alweer een beetje toe te nemen om verder te gaan naar het volgende eiland. Het enige waar we een beetje bang voor zijn is dat Grenada misschien wel het mooiste en vriendelijkste eiland van de hele Caraïben is! Ach, maar een manier om achter te komen…

No stress, Cabo Verde

De voorbereidingen voor de oversteek van El Hierro naar Kaapverdië waren vlot getroffen. We hadden nog wat groenten en fruit ingeslagen, maar de meeste proviand was al in La Palma gekocht. De grootste klus voor vertrek was nog voor de kotterstag repareren, waar we tot nu toe steeds wat probleempjes mee hadden gehad. Ik heb uiteindelijk met 6 M3 boutjes de twee profieldelen van de kotterstag netjes kunnen verbinden. Vervolgens heb ik de boutjes afgeslepen met de Dremel om een mooi glad oppervlak te creëren. Inmiddels zijn we al behoorlijk handig met het in-en uit de mast klimmen, dus de klus was in een ochtend geklaard. Bovendien kon Lianne daarbij gelijk de mast, verstaging en lijnen controleren op onrechtmatigheden, iets wat we doen voor elke grote oversteek.

De oversteek van El Hierro naar Kaapverdië zou de langste worden die we tot dan toe gemaakt hadden, met zo’n 765NM. We verwachtten dat we er zou vijf tot zes dagen over zouden doen. We vertrokken vlak na het ontbijt en een rustig windje bracht ons lekker op snelheid. Paul en Charlotte van de Quelinda vertrokken ietsje later en liepen rustig op ons in. Het is wel leuk om met twee boten op te varen. We hadden regelmatig contact via de marifoon om zeilstrategieën te bespreken en elkaar op de hoogte te stellen van het zeeleven om ons heen. Een aantal uur na ons vertrek kregen we namelijk bezoek van twee walvissen, een kleine en een grote! Welke soort weten we niet precies, maar groot waren ze wel. De ene was zo groot dat Lianne het even in haar broek deed van de angst. Een indrukwekkende ervaring, want je ziet een gigantische schaduw (15 meter) groter dan de boot met de golf meesurfen. Helaas konden we ze niet goed op beeld vastleggen; we waren te druk onze ogen uit te kijken.

Hoewel Saga prima de snelheid erin had, besloten we twee dagen voor aankomst om te proberen onze snelheid wat te verlagen, zodat we in de ochtend aan zouden komen in Mindelo. De boeken adviseerden ons namelijk om niet ‘s nachts aan te komen in verband met slecht verlichtte boeien en wrakken in het havengebied. Dit leek makkelijker gezegd dan gedaan, want het reduceren van de zeilen leidde niet direct tot de snelheidsvermindering die we voor ogen hadden. Daarom zijn we daarnaast nog maar een stukje oostelijker gaan varen om de afstand ietsje langer te maken. De berekeningen bleken te kloppen en we kwamen precies met zonsopkomst aan in de baai van Mindelo. Onze eerste keer in Afrika!

Vanuit de nette marina loop je gelijk het centrum van Mindelo in. We merkten wel dat we inmiddels in een armer land aangekomen waren. Er stond een groepje mannen bij de haveningang om onze aandacht te vragen voor een tour over het eiland of door de stad. Maar wij waren met onze vermoeide hoofden daar nog niet aan toe. We wilden vooral eventjes rustig rondkijken en ergens een kopje koffie scoren. Maar voordat dat ons gegund werd, werden we eerst meegenomen in het verhaal van een jongeman op zoek naar schriften en schrijfgerei. Hij zou namelijk volgend jaar in september naar Nederland gaan om te studeren aan de universiteit van Wageningen. Wij zouden hem kunnen helpen door mee te gaan naar de boekenwinkel en wat voor hem te kopen. Uiteindelijk bleek de boekenwinkel dicht te zijn op zondag (natuurlijk) dus gaven we hem maar een euro, waar hij ons vriendelijk voor bedankte. Mocht het allemaal een uitgebreid verzonnen verhaal zijn geweest heb ik alsnog wel respect voor de details die hij kende van Nederland en Wageningen. Maar vooralsnog hopen we dat hij met zijn toekomstige kennis de agricultuur van Kaapverdië zal gaan verbeteren.

De eerste dagen stonden vooral in het teken van wat klusjes doen. Zo moest, je raadt het al, het gas weer bijgevuld worden en moesten er wat kleine reparaties gedaan worden aan Saga. Gelukkig was butaan makkelijk te verkrijgen in Mindelo, en deden ze er niet moeilijk over om butaan in een propaanfles te stoppen. Dit kan ook makkelijk, gezien butaan een lagere dampdruk heeft dan propaan. Op zichzelf was dit al wel weer een avontuur, want met minimaal Engels wisten ze me duidelijk te maken dat ze de fles wel zouden kunnen vullen en waar ik dan moest gaan betalen. Ik kreeg een pasje om drie verschillende bewaakte deuren door te gaan voordat ik bij de man kwam die verantwoordelijk was voor het geld. Van hem kreeg ik dan weer een heel boekje met bonnetjes die ik op verschillende punten in moest leveren voordat ik mijn gevulde gasfles weer mee terug aan boord mocht nemen. Net als bij de douane en immigratie gaat het erom zo veel mogelijk papierwerk te produceren blijkbaar. En misschien ook wel om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen. Hoe dan ook gaat alles heerlijk rustig en leven de meeste mensen onder het motto: No stress, Cabo Verde. Ik was in ieder geval blij met de volle fles. Zo hadden we twee volle flessen om de oceaan mee over te steken.

De volgende dagen werden we geïntroduceerd bij de grote groep Nederlandse zeezeilers die het tot Kaapverdië hadden geschopt en aan het wachten waren op goede omstandigheden voor de Atlantische oversteek. De voetbalwedstrijden in Simpatico Sports Bar waren een leuke gelegenheid om de anderen wat beter te leren kennen en plannen te maken om de omgeving nog wat meer te verkennen, waaronder een uitstapje naar het eiland aan de overkant van Mindelo.

Mindelo ligt op Ilha de São Vincente, maar Ilha de Santo Antão aan de overkant is gezegend met een veel grotere natuurlijke schoonheid door de hoogte van het eiland. In de sportsbar werd het plan gesmeed om met de veerboot over te steken, een taxi te pakken naar de vulkaan, en vanaf daar een wandeling het mooie dal in te maken. Lianne zou helaas aan boord blijven om verder te werken aan haar thesis.

Eenmaal aan de overkant gingen we onderhandelen met wat taxi’s. En uiteindelijk hadden we een goede deal gevonden. De taxi was in feite een pick-up truck met een bankje achterin geschroefd, maar daarmee konden we wel voordelig met negen personen de tocht afleggen en het was nog eens een stuk leuker ook. De wandeling zelf was een steile klim naar beneden met fantastische uitzichten. Het blijft fascinerend hoe de vulkanische eilanden toch allemaal weer enorm van elkaar verschillen. De droge kust, indrukwekkende valleien en vegetatie op de top van het eiland geven onderling een schitterend contrast. We hadden met de chauffeur afgesproken dat hij ons aan de andere kant van de wandeling op zou komen halen, maar dat bleek een beetje optimistisch te zijn van onze kant. Desalniettemin streken we rustig neer om even te lunchen en weer op kracht te komen. In het ergste geval zouden we wel een andere taxi kunnen vinden om ons naar de kust te brengen. En gezien de chauffeur wist welke route we gingen lopen zou hij ons ook wel tegemoet kunnen rijden. De oplossing was uiteindelijk een combinatie van beiden! Vlak na de lunch hadden we onder lichte tijdsdruk toch een taxi genomen richting de kust, en halverwege kwamen we onze eerdere taxichauffeur tegen. Even later sprongen we van de ene taxi in de andere en waren we onderweg naar de veerboot terug. Deze tocht bracht ons weer langs een andere kant van het eiland en we keken onze ogen uit vanuit de achterbak van de pick-up truck. Interessante observatie: de meeste pick-ups waren Toyota HiLux en de busjes Toyota HiAce.

Een paar dagen later gingen we weer met een groepje Nederlands onderweg, deze keer naar Turtle Beach. Bij dit strand worden de schildpadden gevoed door de lokale bevolking om vervolgens toeristen met een bootje naar ze toe te varen. Maar je kunt ook gewoon vanaf het strand het water in duiken en met de schildpadden zwemmen. De eerste paar keer was het wel even spannend om zo dicht bij deze bijzondere dieren te komen. Maar zodra ze in de gaten hebben dat je geen eten hebt zijn ze eigenlijk niet zo in je geïnteresseerd. Met alle elegantie van de wereld zwemmen ze dan rustig bij je vandaan en moet je zelf met volle macht er achteraan zwemmen om ze in het oog te houden, ondanks dat we zwemvliezen aan hadden. Toch wel een hele mooie ervaring weer.

De volgende dag kwamen Jules en Femke ons opzoeken aan boord van Saga, maar daar kun je hier meer over lezen!

Inmiddels was het alweer bijna tijd voor Sinterklaas en zeker Paul en Charlotte wilden dat niet zomaar voorbij laten gaan. De hele Dutch Maffia, zoals onze Amerikaanse buurman Steward in de haven het goedschiks noemde, mocht daarom samenkomen voor een dobbelspel in een strandbar. De bedoeling was dat iedereen een cadeautje mee zou nemen ter waarde van zo’n drie euro waar dan om gestreden zou worden. Zelf gingen we aan boord op zoek naar leuke cadeaus. Omdat ik in Portugal een redelijk hoeveelheid Dyneema lijn had gekocht om allerlei handige touwtjes mee te maken besloot ik om twee soft-shackles te gaan splitsen. Dit zijn een soort van karabijnhaken, maar dan van touw, en heel sterk. Het andere cadeau was een grote pot pindakaas. Tot het grote plezier van Lianne en mij werd er fel gestreden voor de Dyneema lijntjes. Maar tot overmaat van ramp eindigden ze weer bij Lianne toen het spel voorbij was! Omdat we natuurlijk niet met onze eigen cadeaus naar de boot wilden gaan hadden we ze uiteindelijk weggegeven. Gezien de grote interesse werd voor de volgende ochtend een mini-cursus soft-shackles maken ingelast. Waar de dag ervoor de knopen vanzelf leken te gaan, bleek dat echter de volgende ochtend een onmogelijke opgave. Ook brachten de boeken als cadeau Lianne op het idee om de volgende ochtend een boekenruil te organiseren, welke een groter succes was dan de mini-cursus. Hoe dan ook was het een Sinterklaasfeest om nooit te vergeten!

Langzamerhand begon het weer steeds aantrekkelijker te worden om de oversteek te starten, en de onrust om te vertrekken begon flink te groeien, vooral bij mij. De knoop werd doorgehakt om op donderdag 8 december te vertrekken voor onze grote oversteek. De avond van tevoren gingen we nog eenmaal naar het chique restaurantje waar we met Jules en Femke gegeten hadden en keken we terug op een hele mooie tijd op Kaapverdië.

Het verhaal van La Palma (en El Hierro)

Het begon allemaal zo’n vier jaar geleden. Lianne was al een paar maandjes onderweg met haar PhD en ik was net afgestudeerd en begonnen met mijn baan in Brugge. Omdat we dat jaar onze zomervakantie maar heel beperkt hebben kunnen vieren vanwege de studies leek het ons een mooi plan om naar een warme bestemming te gaan tijdens de kerstvakantie. Lonneke kwam uiteindelijk met de gouden tip: een schattig appartementje in La Palma, inclusief huurauto en vlucht voor 8 dagen. Als Lonneke toch eens had geweten wat de gevolgen zouden zijn van haar tip…

Wij hadden het enorm naar onze zin op La Palma. Voor mij was het überhaupt voor het eerst dat ik op Spaans grondgebied was en de natuur, het eten en drinken en de cultuur bevielen enorm. We hadden twee dagen van te voren wandelschoenen gekocht bij de ANWB, en dat was blijkbaar niet voor niets. De wandelpaden waren goed onderhouden, maar het was wel eventjes wat anders dan een ochtendwandeling door de Soesterduinen. We keken onze ogen uit.

Één van de activiteiten was een bezoek aan de zoutpannen op het zuidelijkste punt van het eiland. De zoutpannen waren op zichzelf wel interessant, maar wat ons echt fascineerde was het grote zeilschip dat vlak onder de kust voorbij zeilde. We vroegen ons af: “Hoe vet zou het zijn om hier ooit zelf te zeilen?” En die vraag heeft ons niet los gelaten nadat we weer het vliegtuig uit waren gestapt in Nederland. De spreadsheets werden gevuld. De planningen werden gemaakt. Saga werd gekocht en juni dit jaar gooiden we de trossen los in Kampen.

De bewuste zeilboot vier jaar geleden.

Om gelijk maar de vraag te beantwoorden: het is super vet om hier zelf te zeilen! Toen we La Palma in zicht kregen gaf dat door onze vorige reis toch nog een specialer gevoel dan dat we kregen bij de andere Canarische Eilanden. Het is tenslotte niet elke dag dat een droom zo direct wordt verwezenlijkt.

Nadat Boris weer was vertrokken van boord, na een hele gezellige tijd, waren we weer op onszelf aangewezen. Of nou ja, Justin en Nicola van Zoe lagen ook in dezelfde haven. Lianne werkte meestal overdag aan haar thesis en ‘s avonds dronken we dan een biertje of aten we een pizzaatje met de crew van Zoe. Wanneer Lianne niet aan het werk was vergezelden we Justin, Nicola en hun tweejarige dochtertje Robin op tripjes door La Palma.

Maar ook daar kwam een einde aan toen Zoe vertrok richting La Gomera. Dus waren we weer op onszelf aangewezen. Of nou ja, Laura en Allen van de Ora Pai vroegen of we toevallig zin hadden om een hapje te eten in Santa Cruz de La Palma. Jullie weten allemaal vast dat Lianne en ik altijd zin hebben in lekker eten dus dat lieten we ons geen twee keer vragen. We gingen met z’n vieren voor een grote schaal paella en we konden weer een gezellige avond aan onze lijst toevoegen.

De slot hadden we dan echt even de tijd aan onszelf. Maar stilzitten is niet een van onze sterkste kanten dus we snelden naar de autoverhuur om voor een weekje een auto te huren. We waren niet ontevreden over de Fiat 500 die we aangeboden kregen en zijn gelijk het eiland rond gaan scheuren. De volgende dag zijn we gestart aan een mooie wandeling die we voor een deel vier jaar geleden ook hadden gemaakt. Deze wandeling brengt je naar één van de hoogste bergtoppen op het eiland waarbij je een schitterend uitzicht hebt over de Cumbre Vieja, de indrukwekkende vulkaanrug van La Palma. Maar in tegenstelling tot onze tocht van vier jaar geleden zijn we niet via dezelfde weg terug naar beneden gelopen, maar vervolgden we onze weg naar de Roque de los Muchachos, de hoogste piek van La Palma, in de hoop dat we daar een lift terug naar de parkeerplaats van onze Fiat zouden kunnen vinden. De wandeling liet niets te wensen over en het liften was ook eenvoudig. Onze lift werkte zelfs voor de observatoria van La Palma, dus wij waren een en al oor naar zijn verhalen. Zijn gehoest merkte we maar nauwelijks op.

Ook de volgende dagen waren we weer in touw om mooie wandelingen te maken en de natuurschoonheid van La Palma volledig in ons op te nemen. Maar er was wel iets geks aan de hand. Ik begon steeds minder energie te krijgen. En op een gegeven moment een kuchje. Toen Steve en Paul van zeilboot Tamboura uit de V.S. ons vroegen of we zin hadden om een klein biertje te komen drinken voordat ze aan hun oversteek naar Antigua begonnen heb ik toch maar de afstand bewaard en hebben we onze verhalen gedeeld vanaf de steiger. De volgende ochtend bleek dit een goede beslissing: ik testte positief voor corona.

Voor mij was corona een echte mannengriep. Ik kon niets meer en was heel zielig. Lianne moest maar voor mij zorgen. En ze deed niet alleen dat. Met de Fiat is ze drie dagen lang op en neer naar de Lidl, Hiperdino en Mercadona gereden om Saga af te toppen met proviand. Gelukkig mocht dat allemaal van de Spaanse coronaregels. De enige momenten dat ik buiten kwam was om Lianne te helpen met het sjouwen van de tassen. Na twee dagen koorts begon ik me alweer beter te voelen, en de laatste dag dat we de auto hadden zijn we nog eens de vulkaanrug opgereden om de sterren te bekijken. We hadden lichte twijfel of dat zou lukken omdat het volle maan was, maar de teleurstelling van het gebrek aan sterren werd overschaduwd door het magische licht dat de maan scheen op de Cumbre Vieja. We waren blij dat we er nog op uit waren gegaan.

En met het vertrek van mijn covid vertrokken we ook uit La Palma richting El Hierro. Een eiland waar we eigenlijk niet zoveel over hadden gehoord en ook geen hoge verwachtingen bij hadden. De zeiltocht was eindelijk weer eens plezierig en Saga deed het enorm goed. We voeren over een periode van vijf uur gemiddeld 7.1 knopen over de grond met zo’n 12-18 knopen wind. De haven was voor de verandering eens rustig en we mochten zelf een plekje uitzoeken. Diezelfde avond zijn we weer naar de autoverhuur gegaan om onszelf in staat te stellen het eiland te verkennen in drie dagen.

El Hierro is voor ons het laatste Canarische Eiland, maar zeker niet de minste. Sterker nog, we zouden het op een gedeelde tweede plaats zetten met La Gomera na La Palma. Het minimale toerisme, de groene hoogvlaktes en de piepkleine dorpjes maken het weer een compleet andere ervaring dan de andere eilanden. We hadden een toeristenpaspoort aangeschaft waarmee we alle 7 toeristische attracties van het eiland konden bezoeken. En op de eerste dag hadden we er al vier afgestreept, waaronder de heilige boom van het eiland, een openluchtmuseum met reuzenhagedissen, een geologisch museum en een geografisch museum. Binnen een dag kun je dus een behoorlijk idee krijgen van het ontstaan van El Hierro en de bijzondere eigenschappen van het eiland. We kunnen iedereen die eens tot rust wil komen op een bijzondere en afgelegen plek zeker El Hierro aanraden. Daarnaast hebben we Paul en Charlotte van zeilboot Quelinda ontmoet. Grappig genoeg zijn zij het eerste Nederlandse koppel bij wie we aan boord een biertje hebben gedronken. Zo ben je ver van huis eigenlijk nooit alleen. Er is altijd wel een boot te vinden waarmee je een gezellige avond kan beleven.

Tenerife & La Gomera

Helaas had Lonneke het goede weer meegenomen naar Nederland en zaten we de volgende dagen opgescheept met ongekend slecht weer voor september in Tenerife. Er werd gewaarschuwd voor zware regenbuien, overstromingen en windstoten. Gelukkig lag Saga goed in de haven van Santa Cruz en hebben we ons niet hoeven vervelen. Laura en Allen, onze zeilvrienden die we ontmoet hebben in Porto Santo, lagen namelijk ook in de haven. Toen Lonneke nog aan boord was waren we al een keertje uitgenodigd om bij hun aan boord een drankje te komen drinken. Allen toverde allerlei lekkere drankjes naar boven en ik liet me geen twee keer vragen of ik nog iets wilde proberen. Als tegenprestatie had Lianne een paar dagen later een lekkere zeevruchtenpasta gekookt, die zeer gewaardeerd werd. Uiteindelijk hebben we nog een laatste mooie wandeling gemaakt in Tenerife voordat we de trossen los gooiden om naar La Gomera te zeilen.

De zeiltocht naar La Gomera was niet echt vermakelijk. De weersvoorspelling gaf goed weer aan, maar met de ervaring van het zeilen tussen de eilanden tot nu toe wisten we dat we daar niet helemaal vanuit konden gaan. We begonnen met het tweede rif in het grootzeil en de genua op de boom aan een voordewindse koers. Net de haven uit was de wind zo’n 15 knopen. Maar hoe verder we naar het zuiden van Tenerife gingen, hoe sterker deze aantrok. Op een gegeven moment voeren we met 35 knopen wind en besloten we de genua in te rollen. De golven waren niet hoog, maar zorgden er wel voor dat Saga net vervelend aan het rollen was. Dit duurde echter niet lang. Toen we net de zuidelijke kaap bij Tenerife om waren viel de wind ineens weg. We kwamen achter de luwte van El Teide. En ondanks dat de voorspelling dit wel had aangegeven waren we alsnog verbaasd dat de wind langzaam uit de andere richting aan begon te trekken. Het laatste stuk naar La Gomera werd dus een aandewindse koers. En ook hier was de wind verre van stabiel. Eerst was het windstil, toen 10 knopen en uiteindelijk vlak voor La Gomera was het weer 25 knopen. Zo bleven we bezig met de zeilen aanpassen. Dat zeilen tussen de eilanden blijft nog wennen.

Toen we La Gomera binnen kwamen varen waren we gelijk onder de indruk van de schoonheid van het eiland. De steile bruine kliffen zijn bekleed met groen en langs de hoogste kliffen glijden de witte wolken naar beneden. Het stadje San Sebastián de La Gomera heeft een belangrijke rol gespeeld voor ontdekkingsreizigers en je merkt dat deze geschiedenis nog steeds een belangrijke rol speelt voor het plaatsje. Met tot slot de twee mooie stranden in de buurt van de haven maakt dat La Gomera een mooie eiland is om een tijdje te blijven.

Een Koopmans 40 met de naam Zeezot trok natuurlijk onze aandacht in de haven. Dit bleek de boot te zijn van Anne en Marcel, die al een jaartje langer dan ons op pad zijn. Waar zij ooit hetzelfde plan hadden als ons, zijn ze zo betoverd geraakt door La Gomera dat ze er zijn gebleven en momenteel zelfs een huis aan het kopen zijn. Via hun hebben we ook Herwig en Lut leren kennen, twee Belgen die zich uiteindelijk meer thuis voelden op La Gomera dan in België. Tijdens de cocktails bij Cuba Libre (hier kreeg je de goedkoopste cocktails van de stad, wist Herwig te vertellen), werd ons bijgebracht wat de mooiste plekjes van het eiland waren, waar je het mooist kon snorkelen, waar je het mooist kon wandelen en welke activiteiten op het schema stonden van het festival. Zo hebben we La Gomera echt een beetje kunnen leren kennen.

Van Porto Santo naar Madeira

Uiteindelijk zijn we maar liefst 18 dagen op Porto Santo gebleven. Toen we eenmaal het eiland naar wens verkend hadden, konden we het tempo een beetje terugschroeven en wat meer tijd besteden aan lezen, zwemmen en, helaas voor Lianne, werken. Het leuke van de steiger voor passanten was dat we veel aanspraak hadden. Eerst met onze Noorse buurman aan stuurboord, die typisch rond 11:00u al vrolijk aan de Heineken zat, daarna met de twee Britse Spanjaarden aan bakboord, die toch wel benieuwd waren hoe wij ons op onze jonge leeftijd al zo’n schitterende tocht kunnen veroorloven. Toen zij vertrokken, kregen we Laura en Allen met hun Amel 54 langszij, waarmee we inmiddels een leuke band hebben opgebouwd. Een paar dagen later kwamen de Vlamingen Lennert en Marieke de haven van Porto Santo binnen, welke ons direct uitnodigden voor een fruitsalade en later voor een pintje. De laatste dagen hebben we ook nog Justin en zijn vader Chris leren kennen uit Engeland met hun Hallberg-Rassy 36. Ons sociale schema zat op een gegeven moment zo vol dat we Laura en Allen moesten teleurstellen omdat we al naar Lennert en Marieke gingen om samen met Justin nog wat te drinken, de dag voor vertrek naar Madeira. Hier had Justin het plan gesmeed om een wedstrijd te zeilen. Saga tegen Zoë, de Rassy 36. Op papier zouden we aan elkaar gewaagd moeten zijn. Ongeveer hetzelfde gewicht en dezelfde lengte waterlijn. Lianne en ik hadden op dat moment voldoende Dutch courage, dus we zagen dat wel zitten.

Zes uur later ging de wekker en de start was om 09:00u. De weersvoorspelling werd nog een laatste keer gecheckt, de tactiek, en überhaupt hoe je moet wedstrijdzeilen, werd besproken en het ontbijt werd rustig naar binnen gewerkt. Zoë voer tegelijkertijd met ons uit en Lennert had de wedstrijdleiding op zich genomen en gaf ons via de marifoon het 5-minuten sein. Ik had wel een timer op mijn horloge gezet, maar wist eigenlijk niet zo goed hoe ik die moest aflezen. In de tussentijd was ik teveel bezig met het uitbomen van de genua om het oversteken van de start te perfectioneren. Het resultaat was dat we met uitstekende zeilvoering de start overkwamen, maar wel zo’n 100 meter achter de Hallberg-Rassy. Ik nam het niet persoonlijk op. Justin en zijn vader zijn fervente wedstrijdzeilers die ooit 5e zijn geworden bij de race rond de Solent, dus zeker geen koekenbakkers. Dat we gestaag op ze inliepen versterkte het zelfvertrouwen. Het was zeker niet boven me om ze de wind uit de zeilen te varen, dus dat is precies wat we deden met de ruime koers richting Madeira. Ik kan het niet anders verwoorden dan dat we over ze heen denderden met de 8 tot 10 knopen wind die we tot onze beschikking hadden. Nadat we zo’n vijf minuten aan de leiding lagen, zetten Justin en Chris letterlijk alle zeilen bij. Het grootzeil over stuurboord, de fok over bakboord en de gennaker over stuurboord. Een schitterend gezicht. Als ze niet op ons in waren gelopen had ik misschien niet de moeite genomen om ook de gennaker erbij te zetten, maar ingehaald worden konden we niet laten gebeuren. Het werd daarom al snel duidelijk dat wij ook onze gennaker moesten gaan hijsen. En wat een schitterend gezicht was dat. Saga vol zeil, vijf knopen snelheid met 8 knopen wind en in de leiding, we waren zeer content.

Helaas zakte de wind aan het einde van de oversteek zodanig af dat Zoë de motor erbij moest zetten, en wij volgden hun initiatief een half uurtje later. Toen we nog enkel het grootzeil hadden staan, zagen we vlak onder de noordkust van Madeira het water opgespoten worden door walvissen. Met de verrekijker konden we hun rug met korte vin en kop boven water zien. Achteraf denken we dat het brydevinvissen waren. Ook werden we begroet door een Atlantische gevlekte dolfijn.

Met de indrukwekkende kliffen van Madeira dichtbij op de achtergrond konden we ons er niet druk om maken dat we niet meer konden zeilen. We hadden een mooie plek in marina Quinta do Lorde en onze avonturen op Madeira stonden op het punt van beginnen. We hadden Justin en Chris uitgenodigd voor eten en Lianne’s signature dish spaghetti carbonara viel zeker in smaak.

Lonneke, de moeder van Lianne, zou vier dagen later aankomen om haar vakantie bij ons aan boord door te brengen. Tegen die tijd zouden we een auto huren om het eiland rond te reizen. Maar in de tussentijd moesten we het doen met de bus en de benenwagen. Eerst hebben we dus de bus genomen naar het stadje Machico, vanaf waar we een wandeling zijn gestart terug naar de marina via het vissersdorp Canical. Het bleek een iets pittigere wandeling dan gedacht, maar de uitzichten waren schitterend. In Canical hebben we onszelf getrakteerd op een etentje bij een visrestaurantje waar we heerlijke tapas hebben gegeten. Het was ook wel nodig om weer even op adem te komen, want het was nog wel een stukje wandelen richting de haven.

De volgende dag besloten we rustig aan te doen, maar die belofte werd rond lunchtijd alweer verbroken omdat het mij wel vet leek om een nachtwandeling te doen richting het meest oostelijke puntje van Madeira. Het plan was om de zonsondergang te bekijken, maar als ik wat beter mijn best had gedaan, had ik wel kunnen weten dat die vanaf daar alsnog achter het eiland onder de horizon zou zakken. Ach, ook dat maakte niet uit, de kleuren van de lucht, de rotsen en de zee waren nog steeds adembenemend. Op de terugweg observeerde Lianne tot haar ongenoegen dat de ogen van alle spinnen haar hoofdlamp reflecteerde. Even stilstaan en naar de sterrenhemel kijken was er daarom niet bij, maar een schitterende sterrenhemel was het desalniettemin.

De volgende ochtend konden we de auto ophalen bij het havenkantoor en de volgende wandeling stond alweer gepland. Onderweg naar de wandeling gingen we blindelings af op de navigatie met onze Volkswagen Up. Maar plots werden de weggetjes wel erg smal en bovendien stijl. Ik reed af op een T-splitsing waar ik niet vol gas in z’n eerste versnelling doorheen durfde te rijden. Toen ik stopte om te kijken of er geen ander verkeer aankwam, kwam de Up niet meer van zijn plek. Oeps… Een buurtbewoner kwam met een brede grijns zijn huisje uit en bood ons aan de splitsing vrij te houden van verkeer. Wij zouden dan een aanloopje moeten nemen en het opnieuw moeten proberen. Maar ondanks mijn behendige voetenwerk kreeg ik de Up niet van zijn plek en begon de koppeling te ruiken naar verbrande spek. Ik liet me daarom nog maar verder van de heuvel afzakken en gelukkig kon ik uiteindelijk voldoende snelheid krijgen om de bocht door te halen, waar de man nog netjes de uitkijk hield. Ik vond het allemaal wel vermakelijk, maar Lianne heeft er een licht trauma aan overgehouden. Spannende weggetjes rijden door de bergen zal voor haar nooit meer hetzelfde zijn.

Maargoed, terug naar de wandeling. De wandeling van de 25 fontes stond gepland. In onze onwetendheid namen we aan dat het een wandeling zou zijn langs 25 watervallen, maar in de realiteit was het een enkele poel waarin min of meer 25 kleine watervalletjes stroomden. Gelukkig beperkte onze wandeling zich niet tot dit enkele punt, maar hadden we een ruime omweg genomen langs andere interessante punten. Onder andere langs een poel waarin een enkele grote waterval eindigde. Ik pakte mijn kans om een douche onder de waterval te nemen. Het was koud, en deed een beetje pijn, maar het was ook heel vet. Op dit moment was het al duidelijk: Madeira is een adembenemend mooi eiland. Vermoeid kwamen we terug, onder de aanname dat we het wat rustiger aan zouden doen als Lonneke zou arriveren en we wel weer wat rust zouden kunnen pakken. We hadden ons niet minder kunnen vergissen.

Thuis ver van huis: Porto Santo

In alle eerlijkheid zagen we een klein beetje op tegen onze overtocht. De vorige keer dat we een overtocht van 4 dagen hadden gepland, kwamen we met flinke wind uit voor A Coruña. Ook nu was de weersverwachting niet exact perfect. Als we gemiddeld ietsje minder dan 5 knopen zouden halen, zouden we de laatste nacht en dag zo’n 25 knopen wind kunnen verwachten en wie weet zou het wel meer worden. Maar we durfden het wel aan en we gooiden de trossen los op zaterdag 13 augustus.

En wat bleek nou, we zaten ons om niets druk te maken. We vertrokken met een lekkere halfwindse bries van zo’n 15 tot 16 knopen. Net niet teveel om zeil te hoeven minderen, ruim voldoende om Saga op haar rompsnelheid (maximale snelheid) te krijgen. De snelheidsmeter zat dikwijls boven de 7 knopen, dus we maakten enorm goede voortgang. In de eerste 24 uur hadden we ongeveer 150 mijl afgelegd. En het kon bijna niet beter. De volgende dagen werd de wind ietsje minder, waardoor de snelheid iets omlaag ging, maar het comfort juist iets omhoog. Nog steeds kwam de snelheidsmeter zelden onder de 5 knopen, dus het begon erop te lijken dat we in Porto Santo aan zouden komen voordat de wind weer aan zou trekken.

Lianne kon lange nachtshifts maken waardoor ik goed kon slapen. Het koken ging probleemloos en het enige waar we over mochten klagen was dat we nog steeds geen tonijn hadden gevangen, ook al lag de lijn regelmatig uit – het wordt tijd dat we eens een ander aasvisje gaan proberen. De dolfijnen kwamen ons weer regelmatig bezoeken en voor we het wisten kwam Porto Santo in zicht. Land in zicht was een bijzonder gevoel. Eerst wisten we niet of we nou alle eilanden tegelijk zagen en of Porto Santo er nou maar een klein onderdeel van was, maar al snel werd het duidelijk dat alle zichtbare pieken tot Porto Santo behoorden. De eerste nacht moesten we even voor anker in de harde wind, maar dit was geen probleem. De volgende dag kregen we een mooi plekje toegewezen in de haven waar we de komende weken zullen blijven liggen.

In eerste instantie waren we helemaal niet van plan om lang in Porto Santo te blijven en zouden we vlot onze weg vervolgen naar Madeira Grande. Maar de relaxte eilandsfeer, de adembenemende natuur en de mogelijkheid voor Lianne om stappen te maken met haar thesis, maakt dit wel een hele aantrekkelijk plek om eventjes wat langer te blijven. Inmiddels hebben we alle hoge pieken van het eiland beklommen, hebben we voor een dag een motorscooter gehuurd waarmee we het eiland zijn rond gescheurd en hebben we elke dag toch wel een stuk gezwommen of gesnorkeld. Columbus heeft hier in de 15e eeuw een tijd gewoond en wij snappen wel waarom. Porto Santo is een paradijsje op aarde.

Nog even Algarve

Voordat we op reis vertrokken, hebben we vaak gefantaseerd over spullen die we graag wilden hebben voor aan boord. Sommige spullen noodzakelijk, zoals een rubberboot om aan wal te komen. Andere puur voor ons plezier, zoals een Stand Up Paddle board (SUP) of kajak. Omdat we onszelf nog niet helemaal hadden kunnen overtuigen dat we een van deze écht wilden, hadden we ook nog maar niets gekocht. Sterker nog, wat zou voor ons beter geschikt zijn? Een SUP of een kajak? De oplossing kwam snel door het varen in de Algarve. De indrukwekkende kliffen trokken massa’s toeristen met kajaks, SUPs en rondvaartboten. Dat leek ons ook wel wat. Tel daarbij op dat het opblazen van de rubberboot op dek nog wel een klusje is terwijl het opblazen van een SUP of kajak een stuk simpeler is. Het probleem van de keuze zou pas in de Decathlon beslecht worden, maar daarvoor moesten we eerst Albufeira verlaten en koers zetten richting Portimão.

Dit was een kort, maar heerlijk zeiltochtje. Eenmaal netjes aangemeerd in de haven, vertrokken we naar de andere kant van de stad, waar de Decathlon is. We zijn, ben ik bang, een beetje verwend geraakt en we waren niet echt meer onder de indruk van Portimão na Lagos, Albufeira en Faro. Dat de tocht door een verlaten havengebied en industriegebied liep zal ook niet echt meegeholpen hebben. Maar eenmaal aangekomen in de Decathlon waren we als kinderen in een snoepwinkel! Deze Decathlon had nota bene meerdere stellingen gericht op watersport, maar dan voor goede prijzen. Ik denk dat we wel een uur voor het schap met SUPs en kajaks hebben gestaan. En ter plekke hebben we maar de knoop doorgehakt dat de kajak toch een betere optie voor ons zou zijn, omdat we hier met z’n tweetjes in kunnen, wat langere tochten mee kunnen maken en wat bagage mee kunnen nemen.

Trots als twee apen liepen we dus met onze nieuwe boot terug naar het centrum van Portimão. We hadden maar bedacht dat we ergens wat sardines gingen scoren om onze trek te kalmeren. Lianne had een mooi restaurantje gevonden waar ze ons gelukkig niet wegstuurden met onze peddels en grote rugtas waar de kajak inzat. Het eten, zoals je mag verwachten van Portugal, was weer subliem.

Maar we hadden geen intenties om nog langer in Portimão te blijven. We wilden naar Lagos om onze nieuwe kajak uit te proberen onder de mooie kliffen. Dus hebben we de koers weer gezet en wederom hadden we een heerlijk, maar nog korter zeiltochtje dan van Albufeira naar Portimão. Om onze uitgaven een beetje te compenseren hadden we besloten voor anker te gaan voor het grote strand van Lagos om vanuit daar onze kajaktocht te starten. En in tegenstelling tot onze eerdere ankerplaatsen ging hier niet alles volgens plan. Ten eerste zagen we drie gele boeien in het water liggen, waarvan het ons niet helemaal duidelijk was waarvoor ze dienden. Een half uurtje nadat we het anker uit hadden gegooid en de kajak inmiddels opgeblazen was werd het duidelijk: het is een parcours voor de huur jet-ski’s. Ondanks dat we er een meter of twintig vanaf lagen, was het voor de onwennige bestuurders een opgave om niet dicht bij Saga in de buurt te komen. Maargoed, wij hadden onze zinnen gezet op onze kajaktocht, en er was ook niet veel meer ruimte in de ankerplaats om ergens anders te gaan liggen. Dus we hadden het ankeralarm gezet en begonnen onze tocht. Het kajakken was natuurlijk geniaal. Totdat het tweede probleem zich aandeed en het ankeralarm afging! Zonder twijfel maakten we rechtsomkeer naar Saga en kwamen er gelijk achter hoe hard we met z’n tweeën in de kajak konden varen. De wind was flink aangetrokken dus we waren rap terug. Tot overmaat van ramp was Saga nu middenin het parcours beland. De boot van de jet skiverhuur wuifde ons vriendelijk toe met het verzoek Saga weer uit het parcours te varen, wat wij natuurlijk zo snel mogelijk deden. Gelukkig waren er een aantal plekjes vrijgekomen verderop in de ankerplaats dus we zorgden voor zoveel mogelijk afstand tussen ons en de jet-ski’s. En hoewel de wind verder niet afnam hebben we de nacht wel muurvast gelegen op het anker, misschien was het gewoon een beetje pech.

De volgende dag zijn we wel weer naar de marina van Lagos gevaren om ons voor te bereiden op de oversteek naar ons eerste Atlantische eiland: Porto Santo. Lianne is de mast in geklommen voor een controle, we hebben boodschappen ingeslagen en de route bestudeerd. Het werd tijd om het vaste land achter ons te laten.

Alles regelen in Albufeira

Albufeira stond bij ons vooral bekend als vakantiebestemming voor jongerenvakanties, of liever gezegd: zuipvakanties. Het viel ons wat dat betreft alleszins mee dat de marina geen overlast ondervond van zwaar drinkende 16-jarigen. Ondanks het toeristische karakter van de haven en het komen en gaan van rondvaartboten vonden we het er toch redelijk vertoeven. Zelfs de twijfelachtige architectuur konden we ergens wel waarderen. Uiteindelijk zijn we een paar dagen in Albufeira blijven liggen. Niet per se omdat we het nou zo’n geweldige haven vonden, maar omdat Marja en Henk-Jan onderdelen mee hadden genomen vanuit Nederland en we hier gelijk maar mee aan de slag wilden.

Als je al wat meer berichten op deze site hebt gelezen ben je misschien wel bekend met ons grootste probleem: gas. In onze naïviteit hadden we wel gedacht dat we overal aan gas zouden kunnen komen. Maar waar we totaal niet op hadden gerekend is dat elk land zijn eigen systeem heeft en dat het helemaal niet eenvoudig, of zelfs legaal is om gasflessen te vullen. Het enige systeem waar je echt op kunt rekenen is Campigaz. Deze blauwe flessen zijn overal verkrijgbaar. Het nadeel is echter dat deze relatief duur zijn, en laten wij nou net van relatief goedkoop houden. Desalniettemin is regelmatig ‘s avonds buiten de boot eten relatief nog duurder, dus we hadden besloten om toch maar eens te zien of we niet over zouden kunnen stappen op een ander systeem, of desnoods het dure Campingaz. Vanuit Nederland hebben we dus een hele set aan verbindingsstukjes, bajonetkoppelingen en drukregelaars laten overvliegen om zo flexibel mogelijk te zijn voor lokale systemen, en desnoods Campigaz.

Dus de zoektocht naar gas kon weer beginnen in Albufeira.

Aan de overkant van de toeristische kade was een klein stukje jachtjesindustrie. Hier bevonden zich wat kleine scheepswinkels en reparatiecentra, en ik was op zoek naar een lokale ‘Cepsa’ gasfles. Van buitenaf was het niet echt duidelijk wat voor producten of diensten elk winkeltje aanbood, dus na een paar keer onverrichte zaken weer naar buiten te zijn gelopen, kwam ik op een gegeven moment bij een zaakje die wel wat ijzerwaren en touwwerk verkocht. Jammer genoeg had hij (natuurlijk) alleen maar Campingaz, maar ik was nog net even niet klaar om over te stappen op dit dure Franse gas. Na wat gepalaver kwam echter een nieuwe optie op tafel! Deze beste man wist namelijk wel ergens een adresje waar bijna alle types gasflessen beschikbaar waren! Dat is dan weer het voordeel van al dat toerisme uit Nederland. Het enige probleem was dat dit 20 km buiten Albufeira was. Maar zelfs daar had hij een oplossing voor. Een van zijn medewerkers zou de volgende ochtend wel met de auto daarheen kunnen rijden. Wat een service. Lang verhaal kort: de volgende dag hadden wij 10 kg verse propaan aan boord, eindelijk!

In de tussentijd had de motor alweer net ietsje meer dan 100 draaiuren gemaakt. Dus terwijl de gasflessen op safari waren hebben Lianne en ik de motor weer even opgefrist met verse olie en filters. Op dezelfde dag hebben we bovendien nog de blokken op de giek voor de reeflijnen vervangen om het kleiner maken van het zeil nog iets eenvoudiger te maken. Dat was dus een efficiënt dagje.

Zo blijf je bezig, maar als uiteindelijk alles is gelukt geeft dat wel een goed gevoel. We hoeven ons in ieder geval de komende weken niet meer te bekommeren over gas en de komende maanden niet over de motor. Maar wees niet bang dat we lui worden. Het volgende klusje zal zich ongetwijfeld spoedig weer aanmelden.

Tróia en Sines

Aanzienlijk aangedikt vertrokken we weer vanuit Lissabon. Het doel was om bij Tróia te gaan ankeren en maar eens te zien of die stranden inderdaad zo mooi zijn als dat we hadden gehoord. Eenmaal aangekomen waren we echter veel meer onder de indruk van de kliffen en bergen langs de zee dan van de lange witte stranden. Op de kaart dachten we een mooi plekje gevonden te hebben om te ankeren en daarmee maar eens wat te bezuinigen op onze havenkosten. De voorspelling was dat het rustig zou blijven en bovendien heeft ons anker tot nu toe nog altijd super gehouden, dus we zagen dat wel zitten. Ook al hadden we wel verwacht dat de wind wat meer zou opsteken dan dat de verwachting voorspelde, door de hoge kliffen en de noorderwind. Hoe dan ook was het alweer tijd voor een simpele salade (haha ja, het gasprobleem is nog steeds niet opgelost). Maar tijdens het eten begonnen we te merken dat de wind toch flink aan het aantrekken was. En bovendien kwam het getij niet helemaal overeen met onze informatie, wat hier specifiek wel vervelend was omdat er een situatie zou kunnen ontstaan waarbij we niet meer eenvoudig de ankerplaats uit zouden kunnen komen door zandbanken. Het was geen moeilijke beslissing om de knoop door te hakken en we zijn snel na het eten naar de marina van Tróia gevaren. En ook hier zorgden de kliffen voor pittige vlagen. Motorsailend op de kotterfok baande we ons een weg tegen de stroom in. Gelukkig was de marina nog bereikbaar via de telefoon en kregen we een plekje aangewezen.

Maar de ellende eindigt hier nog niet. Tróia bleek de duurste haven te zijn waar we tot nu toe zijn geweest! Toen de vriendelijke havenmeester vertelde dat we 69 euro moesten betalen vroeg ik verrast of dit niet per ongeluk voor twee nachten was. Helaas bevestigde ze dat het om een enkele nacht ging, maar ze erkende ook dat het een erg dure jachthaven is. De beslissing was snel genomen om onze weg maar verder te vervolgen richting Sines en niet nog een nachtje te spenderen in Tròia om de witte stranden te aanschouwen. En toen kregen we pas echt pech. We hadden het afvaren, zoals gewoonlijk, netjes voorbereid en lagen nog op een spring en een voorlijn. Ik gooide de spring los en Lianne controleerde de voorlijn. Alles leek te gaan volgens plan, totdat de punt opeens compleet oncontroleerbaar werd en we plots schuin lagen tussen de steiger en de motorboot aan stuurboord naast ons. Lianne probeerde met alle macht de motorboot af te houden maar de situatie verergerde alleen maar. Ik snapte niet wat er gebeurde. Zaten we nog vast aan de wal met een lijn? Een Portugees snelde ons te hulp terwijl de situatie aan het verergeren was. Op een gegeven moment zaten we zelfs met een zonnepaneel vast aan het anker van de motorboot aan bakboord! Met wat duw- en trekwerk zijn we toch de ligplaats uitgekomen. Wonder boven wonder zonder schade aan Saga of de motorboten, maar zeker wel schade aan ons ego. En toen werd het duidelijk. Omdat deze haven op geen enkele manier was afgeschermd voor de stroming, stond er een flinke onderstroom in de haven. Ondanks dat we rond dood tij zijn afgevaren is het wel deze stroming geweest die ons het leven zuur heeft gemaakt. Volgende keer nog beter opletten dus!

Dus wij voeren met onze chagrijnige hoofden de haven uit. De zeilen werden gehesen. De motor ging uit. De zee was kalm en met een halve wind van 9 knopen haalden we toch 5 knopen snelheid. En dit zeilde zo heerlijk dat het toch niet lang duurde voordat we ons goede humeur weer terug hadden. Met de kliffen achter ons en het eindeloze witte strand naast ons vervolgden we onze weg richting Sines.

De baai van Sines bleek een heerlijke ankerplaats te zijn. Ideaal om even wat geld aan marina’s te besparen en we konden bovendien mooi meegenieten van het Festival Músicas do Mondo. Het festival kwam onze slaap niet ten goede, maar het was wel gezellig om dit van een afstandje te volgen. Onze oordopjes kwamen desalniettemin goed van pas. Vanuit Sines zijn we naar de Algarve gevaren. Daar stond weer een leuke afspraak op de agenda: mijn moeder en broertje komen ons opzoeken!

Weer eventjes op onszelf

Sommige dagen proberen we alles uit de dag te halen en met Emmy en Axel was dat zeker het geval. Maar de boog kan niet altijd gespannen staan. De volgende dagen hebben we nog rustig doorgebracht in Póvoa de Varzim. Ondanks dat dit geen hele chique jachthaven is, waren we erg tevreden over de faciliteiten. Zo hadden we een soort van ruimte met leenboeken en bureaus ter beschikking, waar Lianne kon werken aan haar thesis en buiten stond een barbecue. Omdat we nog steeds geen goede oplossing voor ons gas hebben kunnen vinden, konden we dus mooi gebruik maken van de barbecue voor onze avondmaaltijden. Toen we op de eerste avond bijna klaar waren met onze maaltijd kwam een groepje Portugezen hun spulletjes klaarzetten. En eerlijk gezegd lieten ze ons wel een beetje zien hoe dat nou echt moet: paprika’s rechtstreeks op de kolen, verse vis van de markt en een koelbox met koude biertjes. Ach, wij waren al lang blij met ons warme braadworstje in plaats van de salades van de afgelopen dagen. Bovendien raadde een van de Portugese mannen ons aan om naar Tróia te varen. Ze zouden daar de mooiste stranden van Portugal moeten hebben, ondanks dat het ten zuiden van Porto lag. Nota bene, het eerste wat de havenmeester ons duidelijk wilde maken toen we net de haven ingevaren waren is dat Porto eigenlijk de hoofdstad van Portugal is en dat alles ten zuiden van Porto eigenlijk al Marokko is. De Spanjaarden vond hij overigens wel vriendelijke mensen, zolang ze maar aan hun kant van de grens zaten. Kortom, er is dus wel zoiets als Noord- en Zuid Portugal.

Enfin, terug naar de barbecue, want ook de tweede avond resulteerde weer in een leuk etentje. We hadden namelijk afgesproken met twee andere Nederlanders die vlak naast ons in de haven kwamen liggen om weer te gaan barbecueën. Tot onze verbazing waren deze twee nog jonger dan ons en zijn ze tussen hun Bachelor- en Masteropleiding naar Galicië en Portugal komen varen.

We hadden wel wat langer in Póvoa de Varzim kunnen blijven liggen, maar er stond ook alweer iets anders leuks op ons te wachten. Jurre en Julia (het broetje van Lianne en zijn vriendin) kwamen namelijk naar Lisabon toe! We zijn daarom in één keer door naar Lisabon gevaren. Het grootste deel van de tocht was heerlijk zeilen en Lianne heeft tijdens haar nachtshift weer schitterende dingen gezien. Maar het laatste stukje was plots nog vrij heftig. Dit kwam om dat we als het ware een hoekje om moesten, van een koers naar het zuiden richting het oosten om bij Lisabon te komen. De noordenwind kan hier echter aan het einde van de dag flink aantrekken over de kliffen. Dit effect zorgde voor een vlagerige wind tussen de 10 en 35 knopen! Niet echt comfortabel dus. Gelukkig was het nog maar een klein stukje naar Oeiras, een haventje op 20 minuten met de trein naar het centrum van Lisabon.

De volgende dag kwamen Jurre en Julia ook naar Lisabon en troffen we elkaar bij het Park van Eduardo VII om de komende dagen samen de stad cultureel en culinair te verkennen.