Saint Lucia en PhD verdediging deel 1

Bij zonsopgang verlieten we het cruisersparadijs Bequia voor onze tocht richting St Lucia, waar we eerst een stop zouden maken bij de Pitons, 2 prachtige uitstekende bergen, voordat we ons gereserveerde plek zouden opvullen in Rodney Bay Marina. Als snel werd duidelijk dat ook weer deze tocht ons niet in de koude kleren ging zitten. Het is mij duidelijk geworden dat ik een ‘’vooropper’’ ben in zeilersjargon, wat betekent dat ik zeeziek word als ik golven op de boeg krijg met vaak ook hoog aan de wind zeilen. Nu, zeeziek is misschien wat overdreven, maar ik word erg moe, beetje misselijk, begin boertjes te laten en soms komt er ook wat hoofdpijn bij, kortom algehele malaise, maar goed het kan natuurlijk altijd erger. Onze tocht werd al snel flink pittig toen we achter de luwte van het eiland kwamen en gedurende de verdere tocht werd het helaas niet beter. Saga sneed nog redelijk door de golven heen, in vergelijking met de andere boten die flink aan het stampen waren, maar de golven deden goed hun best de snelheid uit het schip te halen. Met als gevolg dat vele golven over ons dek kabbelden en ook werd de buiskap goed op de proef gesteld. Naarmate we verder kwamen doemde St Lucia met de Pitons op, waarbij we hoopte dat de wind en de golven snel zouden afnemen. Gelukkig kalmeerde de zee inderdaad wat, maar toen we koers zetten richting de Pitons nam de wind juist toe. Met de regen en 40 knopen wind die tussen de Pitons raasden, voeren we richting de Pitons.

Eenmaal in de baai nam de wind wat af en werden we al tegemoet gevaren door een van de bootboys. Helaas miste deze vriendelijkheid en kundigheid, waardoor zowel ons ego als de boot wat schade hebben opgelopen. Blij met ons plekje voor de nacht in een prachtige omgeving sliepen we redelijk goed, ondanks de beruchte verhalen die deze, maar voornamelijk de baai verderop hebben. Helaas kan het soms zijn dat zeilers hier (soms gewapend) worden overvallen, wat een gek contrast is aangezien er enorme grote superjachten lagen bij ons in de baai. Gelukkig werden we met rust gelaten en gewekt met het geluid van vogeltjes waarbij we enorm genoten van de stilte, rust en pracht en praal van natuur om ons heen. We hebben even wat onderzoek gedaan naar de superjachten die achter ons lagen: een 180 ft jacht van de baas van de kledingketen Mango van een kleine 35 miljoen (onderhoud 1-3 mil/jaar) en de Sea Eagle II van 250 ft een van de grootste jachten ter wereld en gemaakt in NL die een luttele 100 miljoen (onderhoud 10 mil/jaar) kost. Toch wel grappig dat wij met ons scheepje van 37 ft van hetzelfde uitzicht genieten.

Na deze bizarre schepen te hebben onderzocht, voeren we verder richting Rodney Bay, wat in het teken zou staan van mijn interne PhD verdediging waarbij ik online zou moeten presenteren en vragen zou moeten beantwoorden van professoren die in de jury zitten. Eenmaal in Rodney Bay aangekomen hadden we ons plekje gauw gevonden en schoven wij Saga er soepel in, tot verbazing van de havenmeester die pas 10 minuten later kwam en verbaast was dat we er al lagen en geen hulp nodig hadden gehad. Later die week kwamen we erachter dat inderdaad veel mensen hier niet weten hoe ze een plek moeten aanvaren, invaren en uitvaren wat tot veel geroep, gebonk en gekras leidt op de schepen en bij ons de tenen deed krommen. Later die week was een boot zo hard tegen een andere boot (een Swan, zegmaar de ferrari onder de schepen) in een andere box aangevaren, dat de spinakerboom krom was en de achterbolder was afgebroken Dit maakte ons af en toe wel wat zenuwachtig, als we Saga onbeheerd in de haven achterlieten.

Naast dat ik druk bezig was met de laatste voorbereidingen voor de PhD verdediging probeerden we ook wat van het eiland te zien. Helaas moest je voor veel wandelroutes enorme entreeprijzen betalen, dus besloten we een klein wandelingetje te maken dat wat meer achteraf lag. Aangezien St Lucia redelijk bergachtig is, kostte het ons al 3 uur met de lokale busjes om bij de bestemming aan te komen, maar voordat we er goed en wel aankwamen vroeg een lokale dorpeling in het busje waar we naartoe gingen. Waarop wij antwoordden dat we de ‘En Bas Saut’ wandeling gingen doen. Daarop vroeg hij wie we als gids hadden en waar die op ons wachtte, waarop wij antwoordden dat we geen gids hadden. Plotseling draaide het hele busje met locals, we zaten achterin, hun hoofden om en begon allemaal wild te discussiëren met elkaar. We kwamen erachter dat ze erg ongerust waren dat we zelf de wandeling gingen doen. Volgens hun konden we makkelijk de weg kwijtraken of nog erger, we konden de wilde beesten van de jungle tegenkomen waarvan de meest gevaarlijke de boa constrictor is, of andere giftige slangen. Ondertussen begon ik het al een beetje in mijn broek te doen want Benno kan soms avontuurlijke wandelingen uitzoeken… Blijkbaar kon je het van mijn gezicht aflezen want een ander oud mannetje naast mij zei dat ik mij niet ongerust hoefde te maken en schreeuwde door de bus dat hij ervoor zou zorgen en voor ons een gids ging zoeken zodat we weer veilig terug zouden keren, waarop de hele bus bedaarde. Zoals gezegd stapte hij samen met ons uit en regelde Felix als gids. Terwijl we omhoog liepen probeerden we een prijsafspraak met Felix te maken, maar hij ontweek onze vraag. We konden dat na de wandeling wel bespreken zei hij. Aangezien we niet voor onaangename verassingen wilden komen te staan onderhandelden we uiteindelijk de prijs bij het begin van het echte pad de jungle in. Zowel op de weg ernaartoe als op het junglepad liet Felix ons verschillende soorten flora en fauna zien, maar babbelden we ook met hem over lokale en wereldpolitiek, klimaatverandering, corruptie en het enorme verschil tussen arm en rijk wat soms pijnlijk te zien was op St Lucia.

Met op de achtergrond het gekraai van papegaaien die we alleen in de verte hebben kunnen zien vliegen, daalden we verder af de jungle in. Het pad krioelde van de gele landkrabben die hun holletjes waren uitgekropen en dreigden gevaarlijk met hun scharen terwijl ze zo snel mogelijk probeerden weg te trippelen. Het pad was modderig, maar prima begaanbaar en zeker niet moeilijk te vinden. Aan het eind werden we beloond met een prachtige waterval in een oase van groene planten. Felix gaf ons de tijd voor foto’s, die we snel hadden gemaakt, want zo erg zijn wij daar niet van maar hij bleef maar zitten op een steen. Na een aantal minuten hadden we eindelijk door wat hij aan het doen was. Hij was een gigantische joint aan het draaien met zelf gekweekte wiet. Nadat we hadden aangegeven dat we het wel prima vonden om te vertrekken en hij de eerste teugen van de joint had gerookt, zetten we onze terugtocht in. Eenmaal boven was Felix verbaasd over onze klimtempo. You are very fast, zei hij. Dat compliment namen we natuurlijk graag aan! Na flink wat regenbuien te hebben afgewacht gingen we weer op weg naar het dorp, bedankten we Felix voor de leuke tocht en gingen we weer op huis aan.

Althans dat dachten we. Nadat we bij een groter dorp waren aanbeland, waar we onze bus naar de hoofdstad moesten nemen, bleek die na meerdere telefoontjes en teleurstelling van zowel ons als andere locals niet meer te gaan. Uiteindelijk hebben we een route moeten nemen over het hele eiland heen om alleen al bij de hoofdstad aan te komen, laat staan de haven. Eenmaal in de hoofdstad moesten we onze bus terugvinden naar Rodney Bay. Terwijl we op onze mobiels keken, werden we al bijna gelijk aangesproken of we hulp nodig hadden. We vertelden waar we naartoe moesten en vroegen even bevestiging of we via de route die we hadden uitgekozen inderdaad goed gingen. Dit bleek zo te zijn en we raakte met de jongen kort aan de praat die even met ons op liep. Daarna wees hij nog even waar we naartoe moesten. Bij een stoplicht aangekomen wachten we netjes en begonnen te discussiëren of we in de buurt nog wat zouden eten. De omgeving voelde een beetje louche zoals de Belgen dat zo mooi zeggen, maar voordat we wat hadden kunnen besluiten begon gelijk iemand anders te vragen of we hulp nodig hadden. We kregen ook het idee dat we nogal uit de toon vielen, in onze zoektocht door de stad waren we de enige toeristen en werden wel een beetje nagekeken. De ene helft leek bezorgd, de andere helft misschien niet op de juiste manier geïnteresseerd, dus we besloten maar snel het busje richting de haven te pakken.

Eenmaal veilig aangekomen en de modder van onze benen te hebben gedouched, hebben we onszelf maar getrakteerd met een pizza na zo’n avontuur. Een paar dagen later besloten we een avondje te ontspannen bij redelijk bekende ‘’Streetparty’’ een dorp verderop. Waar we helaas al bang voor waren was dit lokale eind van de werkweek feestje meer bezocht door de toeristen (60%) dan door de lokale bevolking (40%) zelf, maar toch was het wel leuk om het sfeertje mee te pakken. Tussen de kleine houten woninkjes liep er een weg richting het strand waarop allerlei cafe’s hun deuren hadden openstaan met luide muziek, afgewisseld door eettentjes waar de BBQ’s vol kip, vis en gekruide niertjes op een stokje rookten en smeulden met aan hun zijde een koelbox vol bier en rum-punch. De rook van de BBQ’s mengde zich met de rook van de ontelbare joints die werden opgestoken door zowel de locals als de toeristen. Op het kruispunt waar de twee feeststraten zich met elkaar verbonden, stond een muur aan boxen met een bas die je al op 20 meter in je maag voelde. Na ons te hebben voldaan aan de BBQ sloten we ons aan bij de mensen die stonden te dansen op het kruispunt. Nadat we samen met iedereen hadden zitten meezingen op een heel scala van Bob Marley nummers, met iemand die letterlijk met een enorme wietplant met toppen, waarvan elke koffieshop blij wordt, zich constant door de dansende mensen bevond, vonden we het ook wel weer prima om naar huis te gaan. Met een ervaring rijker sloten we dan ook weer onze ogen voor die nacht, die toch even een paar uur later onderbroken werd door wat we dachten geweerschoten te horen in de buurt. We hoorden later van anderen dat er een schietpartij was geweest bij een discotheek, even verderop, dus het zou kunnen zijn dat we dit inderdaad hebben vernomen die nacht.

Die maandag moest het gebeuren, de interne verdediging van mijn PhD. Ik had een conferentiezaal gehuurd zodat ik over goed internet en locatie beschikte, wat we de vrijdag ervoor hadden getest en goed leek te zijn. Om 9 uur ‘s ochtend plaatselijke tijd en 14 uur Nederlandse tijd was het zover. Gelukkig was de verbinding goed, ging de presentatie soepel en ook al waren de vragen lastig, wist ik ze naar tevredenheid van de jury te beantwoorden, met andere woorden, ik mocht mijn publieke verdediging doen op 14 maart in België!

Al een eerste last ging van mijn schouders af die dag. Om het te vieren gingen we naar onze favoriete foodtruck om te kunnen smikkelen van wat ze aanboden op de BBQ, waaronder Jerk Chicken/Pork of Goat Curry met de bijgerechten van de dag. Met een volle maag besloten we om nog een wandeling te maken naar de top van de heuvel in de buurt van de haven waar we een prachtig uitzicht hadden op St Lucia en de 2 baaien in de buurt. Op de terugweg sloten we af met een biertje op het strand en keken we terug op een geslaagde dag.

Om helemaal te ontspannen en het nog meer te vieren gingen we een van mijn oude hobby’s doen, paardrijden! Bij Sandy hoofs, een manege van twee super leuke jonge mensen uit Tobago, gingen we met onze gids Tevin op pad! We reden door het bos en gras richting de twee stranden die we zouden bezoeken, waarbij we met de paarden het water ingingen en waarna we eventjes konden genieten van het strand drinkend uit een kokosnoot. Aangezien Benno ooit in NL wat lessen had gevolgd en Tevin zag dat we wel wat meer aan konden, galoppeerden we over het strand terug. Wat wel even wennen was, want de paarden gaven flink gas en hadden flink het tempo erin, helemaal die van Benno die even daarvoor niet vooruit te branden was. Gelukkig bleef Benno nog net op zijn paard zitten, zodat we onze weg weer rustig verder konden vervolgen richting, helaas, het einde van de rit. Na deze spannende en leuke dagen was alweer het einde in zicht en gingen we richting Martinique om daar het carnaval mee te maken.

Bequia

Na vier dagen op de Tobago Cays was de wind wat gaan liggen en leken de omstandigheden bijna perfect om koers te zetten richting Bequia (zeg: bek-wee). En ondanks het feit dat de koers nog net iets tegen de wind in was, vonden we het eigenlijk helemaal niet erg om een klein beetje te moeten laveren. Dit was sinds lange tijd weer een echt leuke zeiltocht. Wat de tocht nog mooier maakte was dat er continue mooie eilanden in het zicht waren. Zo waan je je eigenlijk helemaal niet op de grote zee en is het bijna alsof je op het IJsselmeer vaart, maar dan met prachtige bergachtige eilanden. En bij Bequia hield de natuurschoonheid niet op. We voeren hier de schitterende baai binnen, omringd door hoge, groen begroeide bergwanden. Door de mooie zandbodem ging het ankeren vlot, en voor we het wisten lagen we weer op een heerlijk plekje.

De volgende dag gingen we met de rubberboot naar het hoofdplaatsje van het eiland toe om wat boodschapjes te doen. Bequia maakte een vriendelijke indruk en we konden merken dat het een favoriete bestemming is van veel zeilers. Lianne had van tevoren online gelezen dat de seafood chowder, een soort vissoep, bij Coco’s restaurant een aanrader was. En we werden niet teleurgesteld. Voor een hele schappelijke prijs kregen we een kom vol met heerlijke bouillon, maar vooral grote brokken tonijn en lambi.

De plannen om het eiland wat meer te verkennen kwamen samen tot een grote wandeling met als hoogtepunt Mount Peggy. Mijn wandelkaarten (apps) waren niet helemaal compleet voor Bequia, dus het was een beetje gokken of de wandeling precies zo uit zou pakken als voorzien. Het eerste stuk langs de baai waar ook Saga voor anker lag sprak voor zich en was al een schitterende start van de wandeling. Langs dit wandelpand bevinden zich verschillende restaurants en duikscholen, afgewisseld met rotsachtige kliffen en mooie stranden. Toen we langs het restaurant genaamd de ‘Fig Tree’ liepen, werden we vriendelijk begroet door een aantal honden die er wel zin in hadden om even uitgelaten te worden. En voor we het wisten hadden we een hele roedel achter ons aanlopen, wat natuurlijk best gezellig was.

Het duurde niet lang voordat we al een heel eind van de Fig Tree waren verwijderd, maar de roedel liep nog vrolijk met ons mee. We raakten aan de praat met een bewoner die de honden herkende. We vroegen of ze dat wel vaker deden. Hij vertelde dat Miss Johnson’s honden regelmatig met vreemden meeliepen, en dat ze altijd de weg terug wisten te vinden. Met een gerust hart lieten we dus aan de voet van Mt. Peggy de honden achter en begonnen we onze beklimming. Het duurde eventjes voordat we het juiste pad hadden gevonden en hadden daarbij wat onnodige hoogtemeters gemaakt, maar uiteindelijk vonden we de opgedroogde beek/waterval die we tot vrijwel de top konden volgen. Het uitzicht was schitterend. We konden ten zuiden van ons alle eilandjes zien, tot en met Grenada, waar we tot dan toe waren geweest. En ten noorden zagen we St. Vincent liggen. Het was een buitengewoon mooi gezicht.

Na een korte snack begonnen we aan de afdaling richting Friendship Bay. Hier konden we via het strand naar de voet van Mount Pleasant wandelen om via daar terug te gaan richting Port Elizabeth. Langs dit strand besloten we om even te stoppen voor twee glaasjes ginger ale, wat inmiddels onze favoriete frisdrank is geworden in de Caraïben. De bar waar we waren gestopt was onderdeel van een groot, luxe resort. En wat ons opviel was de hoge leeftijd van de gasten. Nu hadden we al wel begrepen dat Bequia in trek was bij welvarende Britse en Amerikaanse ouderen, maar de sfeer die het hier met zich mee bracht werkte een beetje deprimerend op mij in. Het was een beetje alsof we in de bar van een decadent bejaardentehuis terecht waren gekomen. En op zich was dat allemaal wel prima, was het niet voor het feit dat we (helaas) probleemloos mee konden luisteren met de gesprekken die gevoerd werden. En een bepaald gesprek raakte bij mij een beetje een gevoelige snaar. Een vrouw vroeg namelijk de vriendelijke barman waar hij was op een voorgaande avond. De barman vertelde dat hij naar een begrafenis op St. Vincent was. In plaats van hem te condoleren reageerde de vrouw echter met haar beklag dat de bar niet optimaal functioneerde zonder zijn aanwezigheid, en dat hij gemist was. En opeens kon ik me niet meer anders inbeelden dan dat al die bejaarden op deze mooie plek zelfingenomen gevoelloze alcoholisten waren. Ik wilde hier zo snel mogelijk weg.

Het pad dat ons over Mt. Pleasant terug zou leiden bleek helaas niet te bestaan. De geasfalteerde weg hield abrupt op, waarschijnlijk net als het geld waar dat project mee was betaald. Dat betekende dat we ergens een enorm steile helling op moesten gaan wandelen, waar mijn kaarten in ieder geval aangaven dat er géén weg zou zijn, in tegenstelling tot onze eerste optie. Tegen beter weten in ben ik vooruit gegaan en vond ik een overgroeid pad wat ons wel eens uit de brand zou kunnen helpen. Ik liep terug om Lianne op te halen, en ze vond het wel de moeite waard. Een goed alternatief was er dan ook niet echt. Gelukkig bleek het pad effectief ergens heen te gaan en kwamen we aan de andere kant van Mt. Pleasant uit, tussen de villa’s. Vanaf daar was het alleen nog afdalen richting Port Elizabeth, en inmiddels hadden we besloten om maar bij de Fig Tree te gaan lunchen om te zien of de honden hun weg terug naar huis hadden gevonden.

Bij de Fig Tree bestelden we, naast heel veel water en ginger ale, twee roti’s met kip, zoals we ze in Nederland ook wel kennen van de Surinaamse restaurants. Omdat de kip op was, maar ze ons niet wilden teleurstellen, duurde het zo’n drie uur voordat we eindelijk onze lunch hadden. We konden ons hier echter niet zo druk om maken. We zaten lekker in de schaduw en er speelde een man op steel drums heerlijke achtergrondmuziek. Er was een cruiseschip aangekomen in Port Elizabeth dus het restaurant zat vol met dikke Amerikaanse toeristen die zich tegoed deden aan de Caraïbische cocktails. Toen de muzikant was gestopt met spelen, de Amerikaanse toeristen alweer met hun tenders naar het schip waren gebracht en ons vochtbalans weer helemaal op orde was, kregen we eindelijk onze roti’s. Men zegt wel eens dat honger het beste kruid is, maar deze waren echt wel het wachten waard!

Terwijl wij net wilden beginnen met eten kwam de eigenares bij ons aan tafel zetten om uit te leggen dat we met kiproti’s net een wat ongelukkige keuze hadden gemaakt, omdat geit, vis en vegetarisch vlot beschikbaar waren, maar dat de kip nog ergens gehaald moest worden. We legden uit dat we het allemaal geen probleem vonden en begonnen te praten over de hot sauce. Het was ons namelijk opgevallen dat ze het eten soms minder pittig maken voor de toeristen. De eigenares probeerde dat wat te nuanceren, maar uiteindelijk moest ze ons gelijk geven en vertelde ze ons dat we daarom altijd maar moesten vragen naar hot sauce. Ze legde zelfs uit hoe ze de hot sauce zelf maakte voor de Fig Tree. Toen Lianne een flinke scheut bij haar roti deed merkte ze op dat het een royale hoeveelheid was, maar één scheut werden er drie, en voor mij misschien wel meer. Wij lusten ons eten namelijk wel behoorlijk pittig!

We kwamen er achter dat de eigenares Miss Johnson was en vertelde het verhaal van de honden. Ze moest er wel om lachen dat we ons een beetje zorgen maakte over het richtingsgevoel van de hond, dat vond ze echt iets voor mensen uit de grote stad. Ze vertelde dat ze ooit een boekenwinkel had, maar dat hier geen toekomst meer in zat en ze daarna het restaurant had geopend. Ze had het echter nooit echt los kunnen laten dat ouders maar net genoeg geld hadden om de lesboeken te kopen, en dat leesboeken voor kinderen alleen werden gekocht door de ouders van kinderen op de zeilboten. Daarom was ze zo’n tien jaar geleden een leesclub gestart in de Fig Tree waar kinderen op zaterdagmiddag konden komen lezen, met hulp van vrijwilligers op het eiland. Wij werden zelfs uitgenodigd om de komende zaterdag ook te komen helpen, mochten we daar zin in hebben. Zonder een belofte te maken lieten we weten dat we daar wel interesse in hadden.

Iets minder leuk waren de golven die op een vreemde manier de baai in kwamen. Af en toe konden ze Saga zo laten rollen dat we alles vast moesten zetten alsof we op de Oceaan waren. Dat kwam natuurlijk onze nachtrust ook niet ten goede. Daarom besloten we om ons tweede anker in te schakelen als hekanker. Daarmee trokken we de boot 90 graden om, zodat de wind op de zijkant stond, en de golven op de punt. Dit scheelde enorm! Toch werden we ‘s nachts weer wakker omdat alles tekeer ging. Toen de slaapdronkenheid overging in slaapbrakheid waren we helder genoeg om te realiseren dat de wind was gedraaid en we bijna over ons hekanker heen waren gedraaid. Als laatste reddingsmiddel gooide ik het parapluankertje uit die we normaal gesproken gebruiken voor de rubberboot en kajak, om toch achterkant van de boot maar de goeie kant op te trekken. Wonder boven wonder was dit succesvol ondanks het lichte briesje wat uit de verkeerde richting in de baai stond. Met drie ankers uit lagen we eindelijk goed terwijl alle andere boten in de baai nog tekeer gingen. Ik was best wel een beetje trots en viel zo weer in slaap.

Natuurlijk moest er ook nog gesnorkeld worden in Bequia. De eerste spot was vlak naast de boot en voor de andere moesten we een klein stukje varen. Zeker de tweede spot was weer echt spectaculair. Deze keer niet zozeer vanwege de mooie visjes maar vooral door het koraal en de grillige rotsachtige bodem. Daarnaast moesten we vlak langs de Amsterdam varen om er de komen. Deze klassieke Nederlandse driemaster wordt tegenwoordig gebruikt voor cruisetochten. De passagiers mogen zoveel helpen met het zeilen als ze willen. We probeerden een praatje te maken met de bemanning, maar tot onze verbazing sprak niemand Nederlands, en ze vonden ons maar een beetje raar.

Inmiddels was het alweer zaterdag en wij waren op weg naar de Fig Tree om bij de boekenclub te gaan helpen met het lezen. Miss Johnson was erg enthousiast om ons daar te zien en gaf ons een korte instructie voor het helpen van de kinderen. Lianne en ik kregen beiden twee kinderen tussen de 9 en 10 jaar aangewezen om te helpen. En dit was een stuk moeilijker dan we hadden gedacht! Het niveauverschil tussen de kinderen was namelijk best groot en het was moeilijk te achterhalen of ze alleen maar de woorden aan het oplezen waren of dat ze echt de tekst begrepen. Toch was het erg gezellig en hing er een hele goede sfeer. De kinderen vonden het echt leuk om daar te zijn en je merkte dat ze de hulp waardeerden. Het was in ieder geval een hele mooie afsluiting voor onze tijd op Bequia.

Union Island en de Tobago Cays

Het waaide windkracht vijf, af en toe zes, toen we vertrokken vanuit Carriacou richting Union Island, onderdeel van Saint Vincent and the Grenadines. Gelukkig was het maar een kort tochtje, dus we voeren met relatief weinig zeil die kant op. Als het meer dan 20 knopen waait gaat er voor mij eerlijk gezegd het zeilplezier er wel vanaf. De finetuning van de zeilen komt dan niet meer zo nauw en de golfopbouw zorgt meestal voor een afname in snelheid. Zeker als de wind vlagerig is, wat rond eilanden vaak het geval is, is het soms frustrerend zeilen. Wij hebben namelijk liever minder dan meer zeil aan de mast, waardoor de snelheid er soms helemaal uitgaat als er wat minder wind staat. Wat de tocht nog wel aangenaam maakte was het uitzicht. Union zag er super indrukwekkend uit door de restanten van de oude vulkanen: het wordt ook wel het Tahiti van de Caraïben genoemd.

Om te bepalen waar we gaan aanleggen of ankeren gebruiken we verschillende informatiebronnen. Navily is een app waar ankerplaatsen en havens door gebruikers beoordeeld worden. Omdat deze app het meest gebruikt lijkt te worden, staat hier meestal de meest recente en relevante informatie in. Ook in onze navigatieapp Navionics zit een vergelijkbare functionaliteit, maar deze is vaak iets minder up-to-date. Daarnaast hebben we een pilot guide van de Caraïben. In dit boek staat nog uitgebreidere informatie over navigatie, immigratieprocedures en toeristische attracties, maar deze informatie lijkt typisch nog minder recent dan Navionics. Uiteindelijk gaan we het liefst af op tips van mensen die we tegen zijn gekomen, maar helaas hadden we nog geen gouden tip gekregen voor Union. Daarom besloten we maar om een ankerbal op te pakken in het plaatsje Clifton omdat hier de douane van het eiland zit en we toch niet zo lang zouden blijven. Achteraf gezien hadden we mooier ten westen van Frigate Island kunnen gaan liggen, maar zoals mijn vriend Wouter altijd zegt: “Achteraf is mooi wonen.”

Het zou de eerste keer worden dat we een ankerbal op zouden pakken. Het zou ook de eerste keer worden dat we in aanraking zouden komen met de zogenaamde boat boys. De boat boys varen je in houten boten met zware buitenboordmotoren tegemoet om je te helpen met ankeren of aanmeren en verwachten daarvoor een vergoeding. Daarnaast bieden ze je van alles aan, van vis, groente en fruit tot wiet en andere drugs. Als ze het niet aan boord hebben, kunnen ze het voor je regelen. Over het algemeen hebben ze geen goede reputatie door hun aandringende gedrag en hun relatie tot lichte misdaad. Onze boat boy in Union was daarentegen zeer vriendelijk, wachtte rustig af tot we op ons eigen houtje een mooie boei gevonden hadden en hielp ons goed, zonder met zijn boot tegen Saga aan te botsen. We gaven hem 20 EC$ (ongeveer 7 euro) waar hij tevreden mee was.

Vlak nadat we lagen kwam de bananabreadman langs om, je raadt het al, bananenbrood te verkopen. Omdat we op Navily super goede reviews van het bananenbrood hadden gelezen besloten we er maar om er eentje te kopen. “Hoe duur is dat?” vroegen we. 35 EC$ mocht het stukje bananenbrood maar liefst kosten. Tegen beter weten in gingen we akkoord en gaven hem 40 EC$. Hij had echter niet voldoende wisselgeld, dus dat zou hij wel gaan halen aan de wal. Hij legde uit dat hij toch sigaretten moest gaan halen. Wij hadden ons verlies eigenlijk al genomen, dus gingen maar akkoord met de verwachting dat hij niet meer terug zou komen. Vlak voordat hij vertrok vroeg hij tussen neus en lippen door of wij nog wat behoefte aan wiet hadden. Eerst wist ik niet helemaal zeker wat hij bedoelde, maar ik had geen zin meer om nog meer geld uit te geven dus gaf negatief op zijn rekwest.

Even later kwamen de park rangers langs, die de boeien beheren, en mochten we 60 EC$ per nacht aftikken. Het was wel jammer om weer voor onze ligplaats te moeten betalen na een lange tijd ankeren, maar het gebruiksgemak maakt het wel de moeite waard omdat de ankerplaats anders erg krap was. De ankerbal bestaat trouwens uit een groot betonblok op de bodem waar een touw aan verbonden is die met de boei drijvende wordt gehouden. Aan het einde van dat touw zit een lus waar je de boot aan vast maakt. Het grootste voordeel hiervan is dat de betonblokken niet bewegen en daardoor het koraal niet beschadigd wordt in vergelijking tot het ankeren, waar typisch veel schade mee wordt aangebracht aan het koraal.

Vanaf Saga hadden we een mooi uitzicht op het koraalrif waar volop gekitesurft en gewingfoild werd. Kijkend naar het schouwspel op het water begonnen we aan een plakje bananenbrood, omdat we inmiddels toch best trek hadden. En dat werden al gauw twee plakken. Toch niet gek, dat bananenbrood. Tot onze verbazing kwam de bananabreadman even later toch nog opdagen met het wisselgeld. Gezien de enorme joint waar hij blijkbaar veel plezier van had, hadden we hem achteraf gezien toch niet verkeerd begrepen. Het was wel een grappige gewaarwording.

De volgende dag bliezen we weer de kajak op om aan wal in te klaren en een wandeling te maken richting Ashton, het andere plaatsje op het eiland. Omdat we gelijk weer meerdere malen drugs aangeboden kregen, kregen we toch wel een ander gevoel van de sfeer op dit eiland ten opzichte van Grenada en Carriacou. Ashton bleek niet super interessant, dus besloten we maar een pad in te wandelen wat we onderweg tegenkwamen. Deze liep tot aan Frigatte Island en bood erg mooie uitzichten op de baai en bood bovendien nog een inzicht in de mangroves dankzij bordjes langs het pad. Ook de krakkemikkige, maar sfeervolle bruggetjes droegen bij aan de ervaring. Aan het einde van het pad kwamen we eigenlijk bij de andere ankerbaai waar een aantal bootjes idyllisch geankerd lagen. Een doorn in ons oog was wel dat de zeilers vuilniszakken achter lieten naast een vuilnisbak die daar duidelijk niet voor bedoeld was. Jammer genoeg drukte dit mijn plezier meer dan ik graag toe zou geven.

Op de terugweg besloten we om eens bij de surfschool langs te lopen om te horen hoeveel een lesje kiten mocht kosten. Van tevoren hadden we bedacht dat we voor zo’n 100 euro per persoon wel interesse hadden. Het is nota bene één van de beste plekken ter wereld om te leren kiten. Een vriendelijke vrouw liep ons tegemoet en vertelde ons dat 2,5 uur les met z’n tweetjes 195 USD per persoon zou kosten. Toen wij aangaven dat dit boven ons budget was bleek er nog wat onderhandelingsruimte te zijn, maar tot een deal zijn we niet gekomen. Daarom vertrokken we de volgende dag maar op tijd naar de Tobago Cays na twee nachtjes op Union Island.

Het was wederom een winderige dag en de windmeter zakte niet tot onder de 20 knopen. Tot overmaat van ramp was de koers precies tegen de wind in. Gelukkig was het aan de andere kant maar een uurtje varen, dus we zagen het wel zitten. Van Britse cruisevrienden hadden we gehoord dat de ankerballen tussen de twee eilandjes het mooiste waren. Toen de boat boy van de Tobago Cays ons tegemoet kwam, lieten we hem daarom weten dat we daar graag aan wilden liggen. Wederom werden we goed geholpen en op de vraag hoeveel hij van ons wilde hebben voor zijn diensten antwoordde hij dat we nu niets zouden hoeven betalen als we bij zijn restaurant zouden komen eten. In reactie daarop wilde ik dan wel eens weten hoeveel hij rekende voor zijn strandbarbecue. De kreeft mocht 130 EC$ kosten en kip met vis 80. Omdat we erg lage verwachtingen hadden dat hij onze vorige ervaring met de kreeft zou kunnen overtreffen, en omdat we enigszins gierige Hollanders zijn, besloten we onze winst te pakken door nu niets te hoeven betalen en voor de kip met vis te gaan. Daarbij zou hij ons nota bene op komen halen vanaf de boot, zodat wij niet met een nat pak door de kajak bij de kant aan zouden komen. Grappig hoe je jezelf rijk kunt rekenen terwijl je aan het einde verhaal gewoon wel geld uitgeeft, niet?

In de tussentijd gingen we naast de boot snorkelen. Het schijnt namelijk meestal wel een goed idee te zijn om het ankerbalgerei te inspecteren. Tot mijn verbazing lag er een enorme pijlstaartrog half ingegraven naast het grote blok beton waar Saga aan vast lag. Dat was wel even een indrukwekkend momentje. De enorme variëteit aan visjes die hier rond zwommen was ook schitterend. Terug aan onze kant van de Oceaan konden Lianne en ik op een gegeven moment de verschillende soorten rifvissen wel herkennen. Hier kunnen we dat denk ik wel vergeten.

De avond viel en Lianne en ik waren ons rustig aan het voorbereiden op de strandbarbecue. Natuurlijk zaten we al helemaal klaar toen we opgehaald werden. Maar voordat we naar de kant gingen moesten we nog twee andere mensen ophalen. Dit bleken twee Amerikanen te zijn op een grote motorcatamaran. Ze kregen het niet helemaal voor elkaar om hun lijnen door de ankerbal te krijgen en door de vlagerige wind had de boat boy ook moeite om de boot netjes op zijn plek te houden. Ik bood aan een handje te helpen en toen was alles natuurlijk zo gepiept. Aan boord raakten we al een beetje met elkaar aan de praat en we besloten gezamenlijk aan een tafeltje te gaan zitten om het gesprek voort te zetten. Tot onze verbazing hadden ze hun eigen wijn meegenomen naar de barbecue, iets wat blijkbaar wel vaker gebeurt maar wat wij niet zo gewend zijn. We kregen een glaasje wijn aangeboden voor onze hulp en bestelden daarnaast nog een rum punch. We spraken over New York, politiek en bootjes. Ik vertelde dat mijn broertje mij na zijn tijd in New York had geleerd hoe je daar pizza moet eten, wat ze volledig goedkeurden. Zij vertelden dat hun eerste boot een 60 voet powerboat was, maar dat ze daar eigenlijk helemaal niet mee konden varen. Nu huurden ze maar gewoon een boot als ze daar zin in hadden. Een week later hadden ze al weer plannen om naar Fiji te gaan voor een strandvakantie. Toen de rekening eenmaal kwam hadden ze van de barbecue allemaal dingen erbij verzonnen, want dat was een stuk duurder dan twee keer vis met kip en twee rum punch, maar we hadden geen zin om daar een punt van te maken. Het was een gezellige avond.

De volgende dagen stonden in het teken van snorkelen en, voor Lianne, een beetje werken. Het snorkelen op de Cays was echt fantastisch. De schildpadden zijn er namelijk behoorlijk tam en laten mensen dichtbij komen terwijl ze rustig aan het grazen zijn. Op sommige momenten hadden we meerdere schildpadden om ons heen die in volledige rust lekker aan het eten waren. Met fascinatie keken wij naar hun sierlijke zwemkunsten. Af en toe zagen we een pijlstaartrog langszwemmen, de bodem was bezaaid met enorme zeesterren en we zagen ontelbare andere kleine visjes. Op een van de laatste dagen maakte ik nog een kleine wandeling op één van de onbewoonde eilandjes. Hier kon ik nog een glimp opvangen van de zeldzame Tobago Cay Iguana. Deze grote hagedis wordt meer dan een meter lang, en ik weet zeker dat degene die ik heb gezien nog een stuk groter was dan dat!

Uiteindelijk zijn we vier nachtjes gebleven op de Tobago Cays. Dit was wel echt een paradijsje op aarde.

Carriacou: voor anker in Tyrell Bay

Het werd tijd om het anker op te halen in Prickly Bay en koers te zetten naar Carriacou. Het was een rustige, zonnige dag. Los van het feit dat de wind niet in ons voordeel was, wilden we niet met veel zeil aan de mast varen omdat onze verstaging nog niet in orde was. Het beloofde dus een rustig tochtje te worden op het motortje. Het enige spannende aspect was de onderwatervulkaan, Kick ‘em Jenny, die op onze route lag. Op de kaarten staan twee zones aangegeven waar je in verband met vulkaan activiteit niet mag varen bij code rood en code oranje. In mijn zoektocht naar wat de huidige vulkaan activiteit was, vond ik alleen maar verhalen over gasbellen waar je boot in kan zinken en andere doemscenario’s. Uiteindelijk besloten we maar niet te dicht in de buurt te komen, maar er zal vast niet teveel aan de hand zijn geweest.

Eenmaal aangekomen op Carriacou lieten we ons anker weer zakken in Tyrell Bay. Het leuke van het ankeren hier is dat het water zo helder is dat je precies je anker en ketting kan volgen. Dit leek me wel een mooie kans om eens te zien hoe het anker nou eigenlijk aangrijpt, en daarmee onze ankervaardigheden te verbeteren. We zochten een mooi stukje zand uit tussen de koraalvelden, lieten het anker zakken met voldoende ketting, en met Lianne nog achter de helmstok sprong ik het water in met de snorkel. Ik instrueerde Lianne om de motor in z’n achteruit te zetten en zag het anker een stukje over het zand slepen voordat deze zich in begon te graven. Nadat Lianne Saga snel op had geruimd na het tochtje sprong ze ook het water in om ook even te snorkelen. We konden met eigen ogen zien dat de ketting eigenlijk niet aan het anker trekt, maar voor een groot deel simpel op de bodem ligt door zijn eigen gewicht. Hoe harder het waait, hoe meer de ketting omhoog wordt getild. En pas als het echt hard begint te waaien wordt er aan het anker getrokken. De volgende dagen doken we dikwijls nog eens naar het anker toe om tot ons genoegen te zien dat deze nog netjes op dezelfde plek lag.

Het leek ons leuk om eens de kajak te gebruiken om naar de wal te gaan in plaats van de rubberboot. Het voordeel is ook nog eens dat de kajak een stuk sneller is opgeblazen en makkelijker het strand op te trekken is, geen benzine gebruikt en we er zelf nog fitter van worden ook! We lagen redelijk ver achterin het ankerveld dus het was nog wel zo’n tien minuutjes kajakken tot het aanlegsteigertje. Vanuit hier startte we onze verkenningstocht van Carriacou. Tyrell Bay bestaat eigenlijk uit een langgerekt strand met een parallelle weg met verscheidene eetgelegenheden en winkeltjes. Op ons lijstje stond om bij de bootjeswinkel te informeren naar een vervanging van onze wantputting, die tijdens onze Atlantische oversteek was gesneuveld. Helaas konden ze ons hier niet direct mee helpen, maar we werden wel verwezen naar Mani, een metaalbewerker aan de andere kant van de baai. Toen we hem uiteindelijk vonden legden we ons probleem voor en het was maar de vraag of hij ons kon helpen. Uiteindelijk stuurde hij me weg met de onmogelijke opdracht om zelf het staal te vinden voor het onderdeel. Als dat lukte, dan kon hij ons wel helpen…

De volgende dag besloten we een blik te werpen op Sandy Island. We waren namelijk aan het overwegen hier een nachtje door te brengen vanwege goede verhalen over snorkelen met schildpadden en mooi koraal. Vanaf Tyrell Bay was het een klein eindje wandelen naar Paradise Beach, vanwaar we een schitterend uitzicht hadden op Sandy Island en in de verte Union Island. Sandy Island zag er heel cool uit, maar er lagen ook wel veel boten voor. Paradise Beach maakte overigensl zijn naam waar. Dit is echt een paradijselijk strand met mooie verstopte barretjes tussen de palmbomen. We besloten de lokale economie maar wat te stimuleren en bestelden een cocktail bij een van deze barretjes. Daar zaten we dan. Op een paradijselijk strand met een koude cocktail voor onze neus en onze blote voeten in het zand. Op dat moment drong het wel even tot ons door dat we toch wel met een hele speciale reis bezig zijn en we voelden ons gezegend. En een beetje aangeschoten.

Op de terugweg besloten we dat we geen zin hadden om aan boord te koken en het hoog tijd werd dat we weer eens aan de wal gingen eten. Het werd de Lambi Queen. We hadden hier goede verhalen over gelezen en ik was eigenlijk ook wel benieuwd naar de lambi, beter bekend als conch, wat een soort grote zeeslak is. We waren echter wat aan de vroege kant, want om zes uur ging de keuken pas open. We zagen het echter prima zitten om met een biertje erbij te wachten tot het etenstijd werd. Vanaf een andere tafel begon een Aziatisch Amerikaanse man een praatje met ons aan te gaan. Lianne gebaarde dat hij maar gewoon bij ons aan tafel moest komen zitten en hij stelde zich voor als Hung So. En dat was een goede zet, want dit was wel een interessant figuur! Voor zijn rust was hij maar eventjes verhuisd naar Carriacou want hij was iets te druk geweest met z’n carrière de afgelopen jaren. Tegelijkertijd had hij wel een boot gekocht in Grenada waarvoor hij een kapitein in dienst had die charterdiensten verzorgde met dat schip. Hij leek iedereen op het eiland te kennen, maar we kwamen er even later achter dat hij pas anderhalve week op het eiland woonde. Hij vertelde dat hij een tijd dienst had gedaan op Antarctica en af en toe met David Attenborough sprak bij de koffieautomaat. Normaal had ik dit wel een erg sterk verhaal gevonden, maar Hung had de foto’s als bewijs! Hij adviseerde ons nog om bij Tim’s Sunset Bar op Carriacou kreeft te gaan eten maar kon helaas niet blijven hangen bij de Lambi Queen omdat hij alweer andere plannen had. De lambi was overigens heerlijk. En toen we om de rekening vroegen kwam de klap op de vuurpijl: Hung had alles al voor ons betaald! Zoiets hebben we nog nooit meegemaakt.

De komende dagen bestonden uit wandelen, snorkelen en kajakken. In de bootjeswinkel had ik een onderdeel gevonden wat misschien wel dienst zou kunnen doen als wantputting als Mani deze zou kunnen bewerken. Voor 20 euro durfde ik het risico wel te nemen en nam het onderdeel mee. Mani dacht wel dat het zou lukken. Hij had alleen wat tijd nodig. Ik probeerde een duidelijke afspraak te maken over kosten en deadline, maar zo gaan dingen hier natuurlijk niet. In de tussentijd had ik mijn oom ook al ingeschakeld en die liet er geen gras over groeien: op maandag waren ze al af. Super fijn natuurlijk, want nu hadden we de optie om ze op te laten sturen naar Sint Lucia, zodat we vanaf daar in ieder geval weer verder konden zeilen. Met Mani moesten we maar zien of dat ergens terecht zou komen…

We hadden gepland om op vrijdag te vertrekken naar Union Island. Omdat dit onderdeel is van Sint Vincent & Grenadines moesten we daarvoor uitchecken in Carriacou, wat nog onderdeel is van Grenada. Maar hiervoor moesten we natuurlijk nog een bezoekje brengen aan Tim’s Sunset Bar. Lianne regelde dat we met een bootje opgehaald zouden worden vanuit Hillsborough, want het kleine strandje waar de bar zich aan bevind is anders moeilijk te bereiken. We gingen voor het volledige pakket: kreeft en cocktails. En wat was dit ook weer een mooie ervaring. De omgeving was adembenemend mooi, de cocktails smaakten goed en de kreeft van de barbecue was enorm lekker. We werden weer afgezet met de boot in Hillsborough, maar ik stond erop dat het niet de moeite waard was om een taxi te bestellen om ons terug te brengen naar Tyrell Bay. We hadden bovendien nog maar weinig cash over. Toch was 6km in het holst van de nacht nog wel een uitdaging, want door de cocktails waren onze navigatiecapaciteiten niet meer helemaal uitmuntend. Toen er een local al fluitend met een machete achter ons aan begon te lopen, en voor zijn lol in elektriciteitspalen begon te hakken, voelden we ons toch wel iets minder op ons gemak. Gelukkig had hij het niet op ons gemunt en sloeg hij ergens anders af. Toen we eenmaal bij de kajak aankwamen waren we al weer een stuk helderder en peddelden we met een kleine omweg terug naar Saga (komt dit bekend voor?)

Op vrijdagochtend liepen we naar de werkplaats van Mani toe met lichte hoop dat hij het onderdeeltje afgemaakt zou hebben en dat we die dag zouden kunnen vertrekken. Helaas kreeg ik geen duidelijke ja of nee te horen. Hij zei dat er iets tussen was gekomen maar dat hij er misschien zaterdagochtend wel tijd voor zou hebben. Wij hadden al alle documenten mee om uit te klaren, maar zaten nu met het dilemma om toch nog een dagje te blijven wachten. Uiteindelijk besloten we het er toch maar op te gokken dat Mani ergens tijd zou vinden, want het is toch een stuk leuker om te zeilen dan om te motoren. Toen we de volgende ochtend voor poging twee gingen lag tot ons genoegen een bijna voltooid onderdeel klaar! Hij hoefde alleen nog maar een plaatje op maat te slijpen. In de tussentijd maakte wij mooi van de gelegenheid gebruik om uit te klaren bij de Douane. We installeerden gelijk het onderdeel en alles paste gelukkig perfect. Vlak hierna haalden we het anker op en zette we koers naar Union Island.

Spice Island: Grenada

De dag van aankomst is altijd een beetje bijzonder. Aan de ene kant zijn we meestal nog moe van onze oversteek, maar aan de andere kant barsten we van onrust om alvast wat van het eiland te verkennen en zo snel mogelijk de formaliteiten af te ronden. Zeker dat laatste brengt wel wat spanning met zich mee, want dat zijn we nog niet erg gewend. Tot en met de Canarische eilanden werd al het papierwerk meestal geregeld door het havenkantoor, maar sinds Kaapverdië moeten we toch echt zelf langs de douane, immigratie en soms zelfs de havendienst. In onze boeken en kaarten stond beschreven dat er in Prickly Bay, de baai waar we wilden landen in Grenada, een klein kantoortje voor de douane en immigratie aanwezig zou zijn. Helaas bleek dat ze deze na covid nooit meer open hadden gedaan, en we genoodzaakt waren om naar de hoofdplaats St. George’s te gaan om daar de formaliteiten af te ronden. Per slot van rekening was het ook nog eens 3e kerstdag, waarbij iedereen blijkbaar nog vrij was. Andere zeilers adviseerden ons dat we beter de volgende dag aan wal konden gaan, maar ik was vastberaden om alles netjes volgens de regeltjes te doen en binnen de 24 uur in te klaren. Daar begon dus weer een nieuw avontuur.

We wisten nog niet helemaal hoe het openbaar vervoer werkt op het eiland, maar ik verwachtte niet dat ik met euro’s ver zou komen. Daarom was de benenwagen het vervoersmiddel van voorkeur om naar St. George’s te gaan. Een lekkere wandeling van zo’n zes kilometer. Onderweg keek ik mijn ogen uit. Vermoeid van de tocht, maar met frisse energie van de nieuwe wereld waar ik me in begaf leek het niet lang te duren voordat ik in het hoofdstadje was aangekomen. Wat me het meeste is bijgebleven is de Amerikaanse sfeer en de relatief decadente huizen afgewisseld met houten krotjes. Het douanekantoor zat vlak bij de jachthaven. De luxe jachten daar gaven een nog sterker gevoel van een ongelijke welvaartsverdeling. Maar ze zagen er natuurlijk wel indrukwekkend uit.

Uiteindelijk waren de formaliteiten vlot afgerond. Er stond een pinautomaat naast het kantoor dus ik heb gelijk maar de kans gepakt wat Oost Caribische dollars in te slaan. Inmiddels was het al bijna middag dus een licht hongertje begon op te komen. Daarom besloot ik maar verder het stadje in te wandelen op zoek naar een bakkertje of supermarktje, en de hoop dat ik er eentje kon vinden die op 3e kerstdag open was. Dit viel grappig genoeg nog niet mee, maar uiteindelijk trof ik de jackpot. Een goed gevuld supermarktje met een broodafdeling en redelijke prijzen. Ik nam gelijk maar wat verse proviand mee, waaronder een heerlijke kruidige cake. Vlak buiten de supermarkt werd ik aangesproken door Jimmy. Hij wilde weten of ik een Zweed was van de cruiseboot. Ik vertelde hem dat ik zelf hierheen gezeild was met mijn vrouw, waar hij duidelijk van onder de indruk was. Hij vertelde me een stukje interessante geschiedenis over het fort van St. George’s, waar hij als jonge man een slachtpartij had meegemaakt bij een machtswisseling. Best wel indrukwekkend. Tot slot vroeg ik hem of hij wist of er ergens een SIM-kaart verkrijgbaar was. Toevalligerwijs had hij er eentje over omdat hij net die week een nieuwe telefoon had gekregen. Waren wij weer mooi uit de brand geholpen! Als dank gaf ik hem één van de koeken die ik had gehaald in het supermarktje.

Gewapend met mijn dollars durfde ik mijn kans wel te wagen op het openbaar vervoer. Jimmy had me uitgelegd dat ik bus 1 kon pakken richting Saga voor 3 ECD (2.8 ECD = 1 euro). Het duurde niet lang voordat er een busje aankwam en ik vermaakte me kostelijk tijdens de rit. Het zit namelijk zo dat er geen centrale maatschappij een aantal busjes in bezit heeft, maar dat elke buschauffeur zijn eigen busje heeft, waar hij met een conducteur tot 16 mensen mee kan vervoeren. En vergis je niet, deze busjes zijn niet veel groter dan een standaard Volkswagen busje. Je zit dus bovenop elkaar. Daarnaast investeren ze niet in een goede ophanging, maar gaat al het budget naar het geluidsysteem. Meestal blaas je daarom met keiharde reggae of soca naar je bestemming. Connexxion kan hier nog wel wat van leren.

In de loop van de volgende dagen werden we echte pro’s in het gebruik van het openbaar vervoer. Om uit te stappen kan je op het metaal kloppen of roepen: “Drivah, gotta jump!” Op deze manier konden we het hele eiland rond zonder te diep in de buidel te hoeven tasten, en daar hebben we goed gebruik van gemaakt. Het eerste uitje was een bezoek aan een rumdistilleerderij waar ze nog op de klassieke agrarische manier rum maken van suikerriet. Onze gids was onder de indruk dat we na onze korte tijd op Grenada al helemaal met het openbaar vervoer tot aan de destilleerderij waren gekomen. Dat was namelijk twee keer overstappen, en hun gebruikelijke bezoekers komen met de taxi’s vanaf de cruiseschepen. Omdat wij blijkbaar een beetje een bijzondere indruk hadden gemaakt vroeg hij of ik een mes bij me had en of we suikerriet wilden proeven. Op beide vragen kon ik met genoegen ja antwoorden. We hadden namelijk beiden nog nooit suikerriet geproefd, en dat was echt lekker! Aan het einde van de tour mochten we ook nog wat van de rum proeven. De standaardrum zat tussen de 75 en 88 procent alcohol. Ze maakten daarnaast nog een slappere variant van 69% omdat je die wél mee mag nemen met het vliegtuig. Van beiden mochten we proeven, en tot onze verbazing was de sterkere variant eigenlijk zachter van smaak. Lichtjes aangeschoten begonnen we weer op onze terugreis. We besloten het laatste busje over te slaan en door de jungle terug te wandelen. Toen het pad erg modderig werd en de zon sneller zakte dan we gerealiseerd hadden kreeg ik de gebruikelijke verwijten naar mijn hoofd (en terecht, dit was natuurlijk mijn plan). Gelukkig hebben we er alleen maar vieze schoenen aan over gehouden.

Ondertussen was het al bijna nieuwjaar en wij hadden lichte paniek. We hadden namelijk nog geen plannen voor een feestje. Wel hadden we ‘s ochtends op het Cruiser’s Net gehoord dat er een feest zou zijn bij de Prickly Bay Marina. Nu, voordat we verder gaan moet ik eigenlijk eerst uitleggen wat het Cruiser’s Net is. Elke ochtend om 07:30u wordt er namelijk op kanaal 67 van de marifoon een uitgebreide radiodienst gehouden waarbij verschillende onderdelen aan bod komen, waaronder ‘new arrivals’, ‘treasures of the bilge (tweedehands markt)’ en ‘local business’. We waren echter een beetje terughoudend met het feestje bij Prickly Bay Marina omdat we niet tussen alleen maar andere zeilers oud & nieuw wilden vieren. Toen we echter in bus 1 een reclame hoorden op Boss FM van het feestje bij de Marina verwachtten we wel dat er ook wat locals aanwezig zouden zijn, dus de kaartjes werden gekocht.

Het feest omvatte een buffet, onbeperkt drank, verschillende bandjes en vuurwerk. Het enige wat dus eigenlijk misten was onze familie en vrienden. Dat compenseerde we dus maar met de cocktails. Al met al was het wel een succes en zijn we bovendien zonder een al te grote omweg weer terug aan boord gekomen met de rubberboot. Ik vraag me af of ze wel eens alcoholcontroles doen voor de bijbootjes. We zijn er namelijk inmiddels wel van overtuigd dat de favoriete hobby van zeilers het nuttigen van alcohol is.

Grenada heeft de bijnaam Spice Island. De volgende dagen hebben we een chocoladehuis en kruidentuin bezocht, en hebben we zelf ondervonden waarom Grenada het specerijeneiland is. Bij het chocoladehuis startte we in de tuin, waar de chocoladebomen tussen allerlei andere types fruitbomen groeien. Er werd ons uitgelegd dat de chocoladeboom via de wortels de smaken van de andere bomen op kan nemen. De gids plukte een chocoladevrucht uit de boom en gaf ons een boon met het vruchtvlees eromheen om op te zuigen en we konden echt de verschillende soorten fruit in het vruchtvlees proeven. Vervolgens werd uitgelegd dat ze hier nog de bonen echt fermenteren, een stap die op de grootschalige productie wordt overgeslagen. Vervolgens worden de bonen gedroogd, gepeld, gemalen en geperst. Na het persen blijft het poeder en de boter over. Dit wordt dan weer gebruikt als basis voor alle verschillende types chocoladerepen. De tour eindigde met een proeverijtje in het winkeltje. Daardoor konden wij het natuurlijk niet laten om wat voor latere consumptie in te slaan. En oh ja, de chocolade was echt verrukkelijk.

Tijdens de tour van de kruidtuin nam de gids ons mee langs alle verschillende soorten kruiden en specerijen die op het eiland groeien. Wat ons hier vooral fascineerde was dat wij vaak maar één soort type van een bepaalde plant kennen. We kregen bijvoorbeeld verschillende soorten tijm, munt en basilicum te proeven, en elke verschillende soort had weer een hele andere uitgesproken en lekkere smaak. Daarnaast blijft het fascinerend om te zien dat er zoveel verschillende soorten planten en bomen door elkaar heen kunnen groeien in het vruchtbare klimaat. Bovendien realiseerden we ons dat het toch ook wel bijzonder was dat we de meeste specerijen in Nederland gewoon in de supermarkt kunnen vinden.

Tot slot hebben we ook nog het onderwatersculpturenpark bezocht. We wisten dat daar vanuit het hoofdstadje een boot naartoe ging, maar daar gingen wij natuurlijk niet voor betalen. Dus na twee busjes waren we al ergens in de buurt. Een licht aangeschoten man met een grote machete benaderde ons. Hij wilde weten waar we moesten zijn. Vriendelijk vertelde hij ons de weg en uiteindelijk kwamen we aan bij een strandje. Uit een groepje mannen kwam er eentje naar ons toe en vroeg of we het onderwaterpark wilden bezoeken. Het zou 30 Amerikaanse dollars per persoon moeten kosten om met een bootje het hoekje om te varen en daar te gaan snorkelen. Wij vertelden die man dat we wel zouden proberen zelf die kant op te zwemmen, wat hij geen enkel probleem vond. Sterker nog, hij legde ons helemaal uit waar we precies moesten kijken om de beelden onder water te kunnen zien. Het was een redelijk eindje zwemmen, en op een gegeven moment was de stroming nog best een beetje spannend, maar met onze zwemvliezen kwamen we zonder problemen heen een terug. De beelden zagen er wel tof uit, maar we waren blij dat we geen 60 USD hadden gelapt om even een half uurtje daar te snorkelen.

Inmiddels begon de onrust alweer een beetje toe te nemen om verder te gaan naar het volgende eiland. Het enige waar we een beetje bang voor zijn is dat Grenada misschien wel het mooiste en vriendelijkste eiland van de hele Caraïben is! Ach, maar een manier om achter te komen…

Benno & Lianne uitzwaaien

Na de bruiloft van Bernhard (!) en Lianne leek het ons heel leuk om de boot waar ze de wereld mee over gingen zeilen nog een keer te zien. Zoals daarvoor al vele keren was gebeurd, kwam het er niet van. Maar gelukkig had Benno als een echte #boatlifer een blog gemaakt met live tracking dus dan maar vanaf de bank de reis volgen. Dachten we…

Een vriend van mij was al een tijdje op zoek naar een appartement op Kaapverdië en in oktober was de deal rond. Het feit dat hij daar ging wonen en dat TUI vluchten aanbiedt vanaf verschillende Nederlandse luchthavens maakte dat wij op zoek gingen naar tickets voor een redelijke prijs. Ik kende Kaapverdië alleen van de gemeenschap in Rotterdam en dus van die vriend die er al een paar keer was geweest. Het bleken verschillende eilanden, die meer of minder bereikbaar zijn per vliegtuig en daarna per boot. Sommige heel groot en alsnog onbewoond, sommige heel groen, anderen weer dor en zanderig. Een paar eilanden zijn heel erg vlak en geen één eiland heeft echt een super hoge bergtop. Allemaal ontstaan uit Vulkanische activiteit op de breuklijn van de continenten, net als de Canarische eilanden.

Onze bestemming was het eiland Sal, dat zich economisch erg op toerisme richt met hotels, appartementen, resorts en stranden want het is er zanderig en vlak. Dit was het eiland waar mijn vriend zijn appartement had gekocht en dus gingen we daar sowieso naartoe. Echter twee weken strand, eten, zuipen vonden we een beetje te veel van het goede. Dus konden we niet naar andere eilanden?! Ja dat kan gewoon met de nationale luchtvaartmaatschappij die tussen de verschillende eilanden vliegt. Snel opgezocht dat Santo Antão het mooiste eiland was, hoe je daar moest komen en wat je daar allemaal kon doen. We hadden onze reisplannen gemaakt.

Toen herinnerde ik me opeens de reisplannen van B&L! Stond daar ook niet Kaapverdië op? Of gingen ze nou direct vanaf de Canarische eilanden naar de Cariben? Benno had internet en met de Signals belden we even met elkaar. Ja! Hun plan was nog steeds om daarheen te gaan, maar zeker niet alle eilanden want logistiek kostte dat teveel tijd en moeite. Ze gingen eigenlijk alleen naar São Vicente, het eiland naast Santo Antão. Wij vlogen juist naar São Vicente om daarna met de veerboot naar Santo Antão te gaan. Dit was natuurlijk te mooi om waar te zijn en we zorgden dat we elkaar konden zien.

Na bijna een week Sal vlogen wij naar São Vicente. B&L lagen al een paar dagen met Saga in de haven van Mindelo. Na onze aankomst en korte ontmoeting konden we al snel de kroeg in voor de wedstrijd Nederland – Verenigde Staten. Na een luxe diner verderop in de haven mochten we in de avond op Saga slapen, wat natuurlijk de eerder gemiste bezoeken aan de boot meer dan goed maakte. Door slecht weer op de route naar de Cariben was het onzeker wanneer er uitgevaren kon worden maar de komende dagen sowieso nog niet. Dit betekende dat we samen wat konden doen: Op naar Santo Antão! Benno was er al geweest en wilde niets prijsgeven. Toch wilde hij super graag weer daarheen dus dat was een goed teken. De volgende dag vroeg hadden we de veerboot gepakt en bij aankomst een taxi busje naar de top van het eiland: de oude krater van een vulkaan waar nu een soort micro-klimaat heerst met wat akkers. Het doel was om vanaf deze top helemaal af te dalen naar de kust aan de andere kant van de berg. In tegenstelling tot de vorige keer dat Benno hier was (zie bericht van 29 december) was er geen taxi terug geregeld.

São Vicente met zicht op de haven van Mindelo.

Het eerste stuk vanaf de top is een stijl geplaveid wandelpad zonder autowegen en geeft toegang tot een vallei waar het minder stijl is en wel een autoweg loopt. Wij waren van plan op dit eiland 5 dagen rond te trekken met onze bagage en dan pas met de veerboot terug te keren naar São Vicente. Lianne kon de dagen eigenlijk niet missen om aan haar thesis te werken en had zelfs een vergadering de volgende dag. Benno wilde hier wel een soort van rekening mee houden maar ik merkte dat hij het ook niet heel erg vond om hier nog een paar dagen rond te wandelen, het was immers adembenemend mooi! Door binnenkomende wolken aan de noordkant van het eiland is hier genoeg zoetwater voor plantages en andere groene planten. En door de zeewind vanaf het noorden is er altijd wel een verkoelend briesje om de 30 graden in volle zon te doorstaan. Vanaf de top zie je de vallei echt veranderen, waarbij steeds meer beekjes samen de grote beek vormen die door de hele vallei loopt naar zee. Het meeste dat we zagen waren de lange suikerrieten met hun mooie pluimen, maar er werden ook koffiebonen, bananen, bonen en papaja’s verbouwd.

Na een paar uur wandelen bereikten we de autoweg en iets verderop het restaurantje waar we wilden lunchen. Alle gerechten leken ons lekker en met vier personen bestelden we vijf gerechten! Allemaal gerechten met lokale ingrediënten en zeer goed op smaak gebracht. Alles wat je nodig had voor een wandeling op zo’n warme dag. Door het levensmotto “No Stress, Cabo Verde” op de Kaapverdische eilanden, was onze lunch uitgelopen tot bijna 14.00 uur. Na de lunch moest er toch de beslissing worden gemaakt door B&L om terug te keren naar de stad, waar de veerboot om 16.00 weer vertrok naar São Vicente. B&L namen ter plekke het besluit een taxi terug te nemen richting de veerboot en buiten het restaurant werd er gevraagd aan iemand wat er allemaal reed, en of hij iets kon regelen. Want met “Cabo Verde, No Stress” in het achterhoofd zou het nog krap worden om de veerboot te halen.

Moedergeit met babygeitjes.

Toen reed er opeens een klein wit Jeepje langs en Benno herkende de bestuurder. Het was een Nederlands stel dat zij blijkbaar van hun #boatlife reizen kenden. Ze konden sowieso tot het dorpje aan zee een lift krijgen en vanaf daar was er een grotere kans op een taxi verder. Ze stapten in en weg waren ze. Achteraf hoorden we dat ze een lift hadden gekregen direct naar de veerboot terminal. Ik kon het eigenlijk niet geloven dat dit gebeurde maar later die week werd me duidelijk dat Santo Antão eigenlijk één groot dorp was. Elke vallei of kustplaats had zijn eigen sfeer en iedereen wist wat er op het eiland speelde. Omdat wij veel wandelingen maakten met hoogteverschil leek alles natuurlijk enorm groot.

Het afscheid was dus abrupt maar volledig te begrijpen. Wij hoopten na onze paar dagen wandelen B&L nog één dag te zien op São Vicente. Er stond immers ook nog Nederland – Argentinië op het programma! Het weer op de oceaan werd beter en Benno stuurde dat ze waarschijnlijk in de komende dagen gingen uitvaren. Wij zouden op vrijdag de veerboot terug pakken naar de haven waar Saga lag en hoopten op zijn minst het bruidspaar uit te kunnen zwaaien voor de oversteek. Benno had ons al ten strengste verteld dat je niet op vrijdag uit kon varen, want dat brengt ongeluk. En aangezien hij een man van principes is hadden we kunnen verwachten dat ze voor vrijdag al weg waren…

4 Zeilboten die op vrijdag vertrokken. Nooit meer iets van vernomen…

Op donderdagavond sliepen wij in een hotelletje met dakterras met uitzicht op São Vicente. Ik zocht op de live tracker hun locatie. Ze zouden in mijn zicht moeten zijn op kilometers afstand, ik beeldde me in dat ik ze zag, maar het kan ook een cruiseschip zijn geweest. Die vrijdagochtend namen we de veerboot terug en terwijl we de haven van Mindelo binnen vaarden zag ik de ene na de andere zeilboot die uitvaren. Er waren er meer die op goed weer zaten te wachten! Maar B&L liepen voor op de negen Nederlandse boten die na hun waren vertrokken. Ook dat is #boatlife.

De grote oversteek

Het vertrek

Het begint nu echt werkelijkheid te worden. We gaan beginnen aan de grote oversteek. 2200 mijl blauwe zee en golven liggen letterlijk voor de boeg. Na een gezellige reünie met meerdere boten waarvan we sommige al in Porto Santo (Madeira) zijn tegengekomen en mijn thesis die eindelijk is ingeleverd kunnen we gaan! Nou ja, gaan… Er moeten altijd een aantal taakjes tot het laatste overblijven zoals, water bijvullen, alles op de boot stootvast maken, douchen, uitklaren bij douane, waterpolitie en haven, afscheid nemen van de Dutch Maffia en ga zo maar door.

In tegenstelling tot de rest van de Nederlandse (en Vlaamse) vloot besluiten wij om een dag eerder te vertrekken. Benno kan namelijk niet meer wachten en staat te trippelen op de kade. De dag ervoor hebben we allemaal groente en fruit ingeslagen. We wassen die eerst twee keer gronding voordat het een plekje krijgt in de netjes die uiteindelijk propvol hangen. Niet onlogisch natuurlijk want we willen zo lang mogelijk verse groenten en fruit eten als dat kan. Scheurbuik zullen we dan ook niet krijgen met de hoeveelheid die we hebben ingeslagen, alhoewel, hoelang het goed zal blijven in de netjes blijft natuurlijk de vraag. Na de laatste klusjes te hebben gedaan en onze Kaapverdische SIM kaart aan onze Amerikaanse buurman Stuart te hebben gegeven, waarvoor we een mooi flesje Grog (Kaapverdiaanse rum) terugkrijgen, kunnen we echt vertrekken. Stuart helpt onze even met de lijnen en zwaait ons uit, daar gaan we dus echt.

Na onze zeilen gehesen te hebben varen we met gemengde gevoelens en een lekker tempootje tussen de twee eilanden door. Benno is voornamelijk erg enthousiast en heeft er veel zin in, ikzelf ben wat gereserveerder. Aan de ene kant heb ik zin in het avontuur en de uitdaging die naar verwachting 17 dagen op zee zal duren, maar aan de andere kant zie ik ook de mindere aspecten zoals weinig contact met familie, verveling, slecht slapen, koken onder een hoek van 30°, noem maar op. Gelukkig overheerst ook mijn enthousiasme en we gaan zien hoelang het duurt voordat zwaarmoedigheid de overhand gaat krijgen, want dat zal ongetwijfeld ook komen. Dit is waarom het dit zo’n uitdaging maakt!

De 1e dag is het weer erg rustig en we kabbelen weg van Kaapverdië. Na 24h zijn we 120 mijl verder en weten we dat de NL vloot hoogstwaarschijnlijk ook is vertrokken. Waarachtig kunnen wij ze dan ook na 48h ontvangen op de VHF met een uitzonderlijk bereik van wel 80 mijl (blijkbaar waren de omstandigheden uitzonderlijk goed). Er is weinig wind en er wordt dan ook goed over geklaagd op de marifoon, veel rollen en weinig slaap zijn toch wel de dingen die iedereen bezighouden op de boot. Wijzelf vinden het wat minder erg, we vinden het eigenlijk wel fijn om even rustig in het ritme te komen dat we dagenlang zullen hebben.

Een dag in het leven van een zeezeiler

Als we het over een ritme hebben, wat betekent dit nou eigenlijk precies? Ten eerste proberen we een vast schema aan te houden voor de nachtshifts die we draaien. Ons nachtprogramma begint eigenlijk na het eten en de afwas. Ik duik dan van ongeveer half 8 tot half 10 erin om even te rusten of een dutje te doen als dat lukt. Dan zetten we om half tien tot half 11 de motor aan voor wat extra stroom want helaas kunnen de zonnepanelen de accu’s niet zo goed laden omdat de boot toch wel veel heen en weer deint. Benno duikt erin zodra de motor is gestart en dan begint mijn nachtshift die tot 4 uur ’s nachts loopt. Wij kiezen ervoor om lange shifts van 6 uur te doen in tegenstelling tot de meeste die een 4-4-4-4/4-3-3-4 schema doen, waarbij je dus 2x naar bed gaat en opstaat. Om 4 uur maak ik Benno wakker die dan zijn shift begint tot ongeveer 10 uur. De ene keer word ik eerder wakker en de andere keer wat later. We ontbijten vaak samen, nemen de nachtshifts door en bekijken de route die we hebben gevaren en de koers die we op dat moment varen. Benno probeert daarna nog even wat te slapen wat helaas niet altijd lukt door de warmte aan boord. Overdag passen we de zeilvoering wat aan indien nodig, wordt er lange tijd gefantaseerd over de lunch en avondeten van de dag, we lezen wat, doen een dutje, soms kijken we een serie of luisteren gedownloade muziek. In de namiddag halen we wat weerberichten binnen (of vragen naar het weer bij een schip in de buurt indien aanwezig) en bediscussiëren de zeilvoering voor de nacht. We proberen de zeilvoering zo te doen dat we deze niets of nauwelijks hoeven aan te passen zodat degene die slaapt niet gestoord wordt door krakende lieren of klapperende zeilen of hoeft te worden gewekt i.v.m. het grootzeil reven. De afspraak is, je mag de kuip ’s nachts niet uit i.v.m. veiligheid als de ander er niet is, dit betekent dat het grootzeil verminderen alleen gebeurt met zijn tweeën. Rond 5 uur beginnen we met koken wat natuurlijk wat langer duurt aangezien je door de golven op en neer wordt geslingerd. Ons kookstel in cardanisch, dus het kan overhellen van bakboord naar stuurboord, wat zeker nodig is anders schuiven de pannen direct van het fornuis. Na het eten met vaak een zonsondergang erbij, doen we de afwas, wat ook niet zonder uitdaging is natuurlijk. Dan beginnen onze nachtshift weer waarbij we om de 15/20 min een keer goed 360° om ons heen kijken, de koers checken en zien of er schepen in de buurt zijn op onze kaartplotter. Dit schema en ritme proberen we dan zo goed mogelijk aan te houden, totdat we weer ergens land in zicht hebben.

De eerste week

De eerste week verliep rustig, we hadden lichte wind, relatief lage en lange golven wat het leven aan boord wat prettiger maakt. De eerste dagen werden we een aantal keer positief opgeschrikt door af en toe een pppfffff (spuitgeluid) van dolfijnen die dan even enthousiast komen meezwemmen en soms het water uitspringen voor de boeg. Dit blijft een geweldig gezicht en vrolijkt je gigantisch op! Ook hebben we grienden langs de boot gehad. Dit zijn kleine walvissen (5-6 meter) met een bol hoofd en een afgeronde rugvin op 1/3e van het lichaam. Helaas hebben we geen andere zoogdieren de rest van de tocht gehad die ons met hun aanwezigheid verblijdden. Gelukkig hadden we wel de NL vloot, waar we nog met een paar schepen in VHF bereik waren. Voornamelijk met de Qeulinda hadden we veel contact, er wordt dan gesproken over zeilvoering, snelheid, koers, het weer, maar ook wat er op het menu staat die dag, of er nog wat vis gevangen is of wat voor lekkers er in de oven staat/stond. Helaas verloren we het bereik aan het einde van de 1e week en waren we echt op onszelf aangewezen. Aan de ene kant jammer maar aan de andere kant ook wel weer een uitdaging.

De tweede week, doodsangst

Na een aantal dagen beginnen de dagen in elkaar over te lopen en lijken ze erg op elkaar. Je probeert je te verheugen op bepaalde dagen zoals douchedag (we kunnen niet onbeperkt douchen met ‘’maar’’ 300 L water in de tank) of wanneer we een mooi getal hebben bereikt zoals 750 mijl (1/3), 1000 mijl, op de helft, 1500 mijl etc. Als we op de helft zijn haal in een amandeltaart tevoorschijn die ik al op La Palma heb gehaald en waar ik Benno meerdere keren van af heb moeten houden. We vieren deze mijlpaal dus met taart en een bakkie koffie.

In de 2e week begint ook de wind flink toe te nemen met 18-20 knopen en ook de zee begint onrustig te worden met hogere golven. We varen met een gereefd grootzeil en een strakke kotterfok om zo wat stabiliteit te krijgen, want de boot schudt van 120° naar 240° en weer terug, non stop, 24h lang en wat blijkt tot zo ongeveer de rest van de trip. Het voelt letterlijk als het liedje van voor naar achter van links naar rechts. Na een aantal dagen wen je er wel aan maar prettig is het niet, voornamelijk als je probeert te slapen is het lastig want je schudt alle kanten op. Als de wind wat begint te liggen proberen we toch de Genua uit te bomen om wat meer snelheid en hopelijk iets meer stabiliteit te genereren. Alles lijkt goed te gaan en we maken goede snelheid totdat we een gigantische knal horen. We zitten op dat moment nog zo’n 700 mijl uit de kust, zonder een schip in de buurt. Benno gilt dat ik omhoog moet komen zodat we gelijk de Genua kunnen inrollen. Terwijl ik naar boven kom zie ik door het luik een stag (roestvrijstalen kabel die onze mast op zijn plek houdt) slap hangen en ook Benno komt tot deze ontdekking, f*ck er de f*ck!!! Zo snel als we kunnen rollen we de Genua in en kijken wat er in hemelsnaam is gebeurd. Als we het dek op lopen zien we al gauw dat de wantputting, waar de stuurboordbabystag vastzat aan de boot verdwenen is. Benno rent gauw naar binnen voor een hele sterke Dyneema lijn en we zetten de babystag aan de rails van de boot. We zetten samen de stag opnieuw op spanning en dat lijkt te werken. Ook de kotterstag trekken we nog eens goed aan, waardoor de mast in ieder geval weer met 3 bevestigingspunten vast zit aan de boot. Langzaamaan begint de adrenaline wat minder te worden en krijg ik toch wel tranen in mijn ogen. Dit zou niet en nooit mogen gebeuren, hoe is het mogelijk? We hebben net nieuwe verstaging (maart) erop laten zetten en alles laten checken. Onze rigger heeft nog naar de wantputtingen gekeken en grapte nog dat bij andere boten die nog wel eens afbreken, maar dat wij daar niet bang voor hoefden te zijn, deze zijn dus niet vervangen. We hebben er niet veel aan om hier te veel bij stil te staan. In plaats daarvan hebben we het eerste uur onze giga kniptang in de kuip voor als de verstaging het toch begeeft en we de mast verliezen. Dan moet je de rest van de verstaging doorknippen anders kan de mast een gat in de boot beuken. Daarnaast zorgen we ervoor dat onze ‘’grab bags’’ (2 tassen met de paspoorten, handmarifoon, telefoons, klein zonnepaneel, powerbank, noodvuurwerk, etc) helemaal in orde zijn in het geval dat we ons schip moeten verlaten en in ons reddingsvlot moeten. Er wordt een lijstje gemaakt met de spullen die we last minute moeten meenemen in geval dat we van boord moeten. Gelukkig komt het niet zo ver. De eerste 24h zit de angst er goed in. We kiezen ervoor om wel ons schema aan te houden, ook al slapen we natuurlijk amper. De dagen erna krijgen we steeds meer vertrouwen in onze quickfix, maar we durven niet veel zeil aan de mast te hebben. Dit betekent dat we de rest van de tocht met alleen het grootzeil met een 2e rif hebben gevaren. Dit heeft natuurlijk veel invloed op onze snelheid die dus minder is. Het lijkt dat de wandputting is gebroken door metaalmoeheid. Dat betekent dat dit ook zo zou kunnen zijn bij de rest, geen prettig idee maar het is even zo. Gelukkig lijkt alles goed te gaan en kunnen we door (niet dat we een andere optie hebben maar goed..) en verwachten we er nog 5/6 dagen erover te doen. De laatste dagen wiegen we door richting Grenada. De laatste groenten beginnen minder goed te worden dus maak ik hiervan een wokschotel met nog wat extra groente uit pot. We hebben zoveel dat we de er lekker 2 dagen van kunnen eten. De 2e dag zitten we dan ook net onze eerste hapjes te eten totdat er onverwachts een grote golf zo de kuip in rolt. We zijn zeiknat van kin tot teen, de kuip is een voetbadje geworden, maar het vervelendste is dat de golf ook voor een deel naar binnen is gerold en de vloer met een deel van de bekleding heeft nat gemaakt, kak! Terwijl Benno naar binnen gaat om alles droog te maken, probeer ik ons eten te redden en er nog wat van te eten. Wat mij betreft was het iets te veel umami/zee water bij de noedels naar mijn smaak maar ik kon er nog genoeg langs eten. Gelukkig hebben we nog wat in de pan dus dat is voor Benno. Daarna ruilen we zodat ik mij ook kan verkleden en de rest kan droogmaken. Tja vervelend, maar het hoort erbij zeggen we tegen elkaar, morgen maar een extra douchedag inlassen!!

Land in zicht

Traag gaan we de laatste dagen tegemoed, die we maar al te graag aftellen. De laatste nacht krijgen we toch nog 30 knopen te verduren, maar het lijkt gelukkig geen probleem te geven. Dan maakt Benno mij om 5 uur wakker omdat we al dicht bij de kust komen. Als ik boven kom zie en ruik ik (ja dit is echt sensatie na 18 dagen) land! Toch wel een enorme opluchting! Langzaam varen we Prickly Bay in en zoeken een ankerplek. Het is relatief druk dus een plekje vinden in wat ondieper water is wat lastig maar uiteindelijk vinden we een spot, alleen iets of wat in de vaargeul, dus we verkassen nog een keer nadat er wat plek voor ons vrijkomt. Rick van de Ohana verderop komt even gedag zeggen en laat ons weten dat helaas inklaren bij Prickly Bay niet meer kan, het kantoor is sinds covid gesloten en niet meer opengegaan. Daarom gaat Benno naar de hoofdstad, helaas te voet, aangezien we nog geen East Caribean dollars hebben, en ik ga de boot eens even goed opruimen, ontzouten en schoonmaken zodat we fris voor anker kunnen liggen. Na een enorm goede nachtrust kunnen we de volgende dag volop genieten van het mooie weer met als hoogtepunt wingfoiling lessen in Prickly voor ons beiden van Rick! Als dat geen goed begin is van een mooie tijd in Grenada!

No stress, Cabo Verde

De voorbereidingen voor de oversteek van El Hierro naar Kaapverdië waren vlot getroffen. We hadden nog wat groenten en fruit ingeslagen, maar de meeste proviand was al in La Palma gekocht. De grootste klus voor vertrek was nog voor de kotterstag repareren, waar we tot nu toe steeds wat probleempjes mee hadden gehad. Ik heb uiteindelijk met 6 M3 boutjes de twee profieldelen van de kotterstag netjes kunnen verbinden. Vervolgens heb ik de boutjes afgeslepen met de Dremel om een mooi glad oppervlak te creëren. Inmiddels zijn we al behoorlijk handig met het in-en uit de mast klimmen, dus de klus was in een ochtend geklaard. Bovendien kon Lianne daarbij gelijk de mast, verstaging en lijnen controleren op onrechtmatigheden, iets wat we doen voor elke grote oversteek.

De oversteek van El Hierro naar Kaapverdië zou de langste worden die we tot dan toe gemaakt hadden, met zo’n 765NM. We verwachtten dat we er zou vijf tot zes dagen over zouden doen. We vertrokken vlak na het ontbijt en een rustig windje bracht ons lekker op snelheid. Paul en Charlotte van de Quelinda vertrokken ietsje later en liepen rustig op ons in. Het is wel leuk om met twee boten op te varen. We hadden regelmatig contact via de marifoon om zeilstrategieën te bespreken en elkaar op de hoogte te stellen van het zeeleven om ons heen. Een aantal uur na ons vertrek kregen we namelijk bezoek van twee walvissen, een kleine en een grote! Welke soort weten we niet precies, maar groot waren ze wel. De ene was zo groot dat Lianne het even in haar broek deed van de angst. Een indrukwekkende ervaring, want je ziet een gigantische schaduw (15 meter) groter dan de boot met de golf meesurfen. Helaas konden we ze niet goed op beeld vastleggen; we waren te druk onze ogen uit te kijken.

Hoewel Saga prima de snelheid erin had, besloten we twee dagen voor aankomst om te proberen onze snelheid wat te verlagen, zodat we in de ochtend aan zouden komen in Mindelo. De boeken adviseerden ons namelijk om niet ‘s nachts aan te komen in verband met slecht verlichtte boeien en wrakken in het havengebied. Dit leek makkelijker gezegd dan gedaan, want het reduceren van de zeilen leidde niet direct tot de snelheidsvermindering die we voor ogen hadden. Daarom zijn we daarnaast nog maar een stukje oostelijker gaan varen om de afstand ietsje langer te maken. De berekeningen bleken te kloppen en we kwamen precies met zonsopkomst aan in de baai van Mindelo. Onze eerste keer in Afrika!

Vanuit de nette marina loop je gelijk het centrum van Mindelo in. We merkten wel dat we inmiddels in een armer land aangekomen waren. Er stond een groepje mannen bij de haveningang om onze aandacht te vragen voor een tour over het eiland of door de stad. Maar wij waren met onze vermoeide hoofden daar nog niet aan toe. We wilden vooral eventjes rustig rondkijken en ergens een kopje koffie scoren. Maar voordat dat ons gegund werd, werden we eerst meegenomen in het verhaal van een jongeman op zoek naar schriften en schrijfgerei. Hij zou namelijk volgend jaar in september naar Nederland gaan om te studeren aan de universiteit van Wageningen. Wij zouden hem kunnen helpen door mee te gaan naar de boekenwinkel en wat voor hem te kopen. Uiteindelijk bleek de boekenwinkel dicht te zijn op zondag (natuurlijk) dus gaven we hem maar een euro, waar hij ons vriendelijk voor bedankte. Mocht het allemaal een uitgebreid verzonnen verhaal zijn geweest heb ik alsnog wel respect voor de details die hij kende van Nederland en Wageningen. Maar vooralsnog hopen we dat hij met zijn toekomstige kennis de agricultuur van Kaapverdië zal gaan verbeteren.

De eerste dagen stonden vooral in het teken van wat klusjes doen. Zo moest, je raadt het al, het gas weer bijgevuld worden en moesten er wat kleine reparaties gedaan worden aan Saga. Gelukkig was butaan makkelijk te verkrijgen in Mindelo, en deden ze er niet moeilijk over om butaan in een propaanfles te stoppen. Dit kan ook makkelijk, gezien butaan een lagere dampdruk heeft dan propaan. Op zichzelf was dit al wel weer een avontuur, want met minimaal Engels wisten ze me duidelijk te maken dat ze de fles wel zouden kunnen vullen en waar ik dan moest gaan betalen. Ik kreeg een pasje om drie verschillende bewaakte deuren door te gaan voordat ik bij de man kwam die verantwoordelijk was voor het geld. Van hem kreeg ik dan weer een heel boekje met bonnetjes die ik op verschillende punten in moest leveren voordat ik mijn gevulde gasfles weer mee terug aan boord mocht nemen. Net als bij de douane en immigratie gaat het erom zo veel mogelijk papierwerk te produceren blijkbaar. En misschien ook wel om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen. Hoe dan ook gaat alles heerlijk rustig en leven de meeste mensen onder het motto: No stress, Cabo Verde. Ik was in ieder geval blij met de volle fles. Zo hadden we twee volle flessen om de oceaan mee over te steken.

De volgende dagen werden we geïntroduceerd bij de grote groep Nederlandse zeezeilers die het tot Kaapverdië hadden geschopt en aan het wachten waren op goede omstandigheden voor de Atlantische oversteek. De voetbalwedstrijden in Simpatico Sports Bar waren een leuke gelegenheid om de anderen wat beter te leren kennen en plannen te maken om de omgeving nog wat meer te verkennen, waaronder een uitstapje naar het eiland aan de overkant van Mindelo.

Mindelo ligt op Ilha de São Vincente, maar Ilha de Santo Antão aan de overkant is gezegend met een veel grotere natuurlijke schoonheid door de hoogte van het eiland. In de sportsbar werd het plan gesmeed om met de veerboot over te steken, een taxi te pakken naar de vulkaan, en vanaf daar een wandeling het mooie dal in te maken. Lianne zou helaas aan boord blijven om verder te werken aan haar thesis.

Eenmaal aan de overkant gingen we onderhandelen met wat taxi’s. En uiteindelijk hadden we een goede deal gevonden. De taxi was in feite een pick-up truck met een bankje achterin geschroefd, maar daarmee konden we wel voordelig met negen personen de tocht afleggen en het was nog eens een stuk leuker ook. De wandeling zelf was een steile klim naar beneden met fantastische uitzichten. Het blijft fascinerend hoe de vulkanische eilanden toch allemaal weer enorm van elkaar verschillen. De droge kust, indrukwekkende valleien en vegetatie op de top van het eiland geven onderling een schitterend contrast. We hadden met de chauffeur afgesproken dat hij ons aan de andere kant van de wandeling op zou komen halen, maar dat bleek een beetje optimistisch te zijn van onze kant. Desalniettemin streken we rustig neer om even te lunchen en weer op kracht te komen. In het ergste geval zouden we wel een andere taxi kunnen vinden om ons naar de kust te brengen. En gezien de chauffeur wist welke route we gingen lopen zou hij ons ook wel tegemoet kunnen rijden. De oplossing was uiteindelijk een combinatie van beiden! Vlak na de lunch hadden we onder lichte tijdsdruk toch een taxi genomen richting de kust, en halverwege kwamen we onze eerdere taxichauffeur tegen. Even later sprongen we van de ene taxi in de andere en waren we onderweg naar de veerboot terug. Deze tocht bracht ons weer langs een andere kant van het eiland en we keken onze ogen uit vanuit de achterbak van de pick-up truck. Interessante observatie: de meeste pick-ups waren Toyota HiLux en de busjes Toyota HiAce.

Een paar dagen later gingen we weer met een groepje Nederlands onderweg, deze keer naar Turtle Beach. Bij dit strand worden de schildpadden gevoed door de lokale bevolking om vervolgens toeristen met een bootje naar ze toe te varen. Maar je kunt ook gewoon vanaf het strand het water in duiken en met de schildpadden zwemmen. De eerste paar keer was het wel even spannend om zo dicht bij deze bijzondere dieren te komen. Maar zodra ze in de gaten hebben dat je geen eten hebt zijn ze eigenlijk niet zo in je geïnteresseerd. Met alle elegantie van de wereld zwemmen ze dan rustig bij je vandaan en moet je zelf met volle macht er achteraan zwemmen om ze in het oog te houden, ondanks dat we zwemvliezen aan hadden. Toch wel een hele mooie ervaring weer.

De volgende dag kwamen Jules en Femke ons opzoeken aan boord van Saga, maar daar kun je hier meer over lezen!

Inmiddels was het alweer bijna tijd voor Sinterklaas en zeker Paul en Charlotte wilden dat niet zomaar voorbij laten gaan. De hele Dutch Maffia, zoals onze Amerikaanse buurman Steward in de haven het goedschiks noemde, mocht daarom samenkomen voor een dobbelspel in een strandbar. De bedoeling was dat iedereen een cadeautje mee zou nemen ter waarde van zo’n drie euro waar dan om gestreden zou worden. Zelf gingen we aan boord op zoek naar leuke cadeaus. Omdat ik in Portugal een redelijk hoeveelheid Dyneema lijn had gekocht om allerlei handige touwtjes mee te maken besloot ik om twee soft-shackles te gaan splitsen. Dit zijn een soort van karabijnhaken, maar dan van touw, en heel sterk. Het andere cadeau was een grote pot pindakaas. Tot het grote plezier van Lianne en mij werd er fel gestreden voor de Dyneema lijntjes. Maar tot overmaat van ramp eindigden ze weer bij Lianne toen het spel voorbij was! Omdat we natuurlijk niet met onze eigen cadeaus naar de boot wilden gaan hadden we ze uiteindelijk weggegeven. Gezien de grote interesse werd voor de volgende ochtend een mini-cursus soft-shackles maken ingelast. Waar de dag ervoor de knopen vanzelf leken te gaan, bleek dat echter de volgende ochtend een onmogelijke opgave. Ook brachten de boeken als cadeau Lianne op het idee om de volgende ochtend een boekenruil te organiseren, welke een groter succes was dan de mini-cursus. Hoe dan ook was het een Sinterklaasfeest om nooit te vergeten!

Langzamerhand begon het weer steeds aantrekkelijker te worden om de oversteek te starten, en de onrust om te vertrekken begon flink te groeien, vooral bij mij. De knoop werd doorgehakt om op donderdag 8 december te vertrekken voor onze grote oversteek. De avond van tevoren gingen we nog eenmaal naar het chique restaurantje waar we met Jules en Femke gegeten hadden en keken we terug op een hele mooie tijd op Kaapverdië.

Het verhaal van La Palma (en El Hierro)

Het begon allemaal zo’n vier jaar geleden. Lianne was al een paar maandjes onderweg met haar PhD en ik was net afgestudeerd en begonnen met mijn baan in Brugge. Omdat we dat jaar onze zomervakantie maar heel beperkt hebben kunnen vieren vanwege de studies leek het ons een mooi plan om naar een warme bestemming te gaan tijdens de kerstvakantie. Lonneke kwam uiteindelijk met de gouden tip: een schattig appartementje in La Palma, inclusief huurauto en vlucht voor 8 dagen. Als Lonneke toch eens had geweten wat de gevolgen zouden zijn van haar tip…

Wij hadden het enorm naar onze zin op La Palma. Voor mij was het überhaupt voor het eerst dat ik op Spaans grondgebied was en de natuur, het eten en drinken en de cultuur bevielen enorm. We hadden twee dagen van te voren wandelschoenen gekocht bij de ANWB, en dat was blijkbaar niet voor niets. De wandelpaden waren goed onderhouden, maar het was wel eventjes wat anders dan een ochtendwandeling door de Soesterduinen. We keken onze ogen uit.

Één van de activiteiten was een bezoek aan de zoutpannen op het zuidelijkste punt van het eiland. De zoutpannen waren op zichzelf wel interessant, maar wat ons echt fascineerde was het grote zeilschip dat vlak onder de kust voorbij zeilde. We vroegen ons af: “Hoe vet zou het zijn om hier ooit zelf te zeilen?” En die vraag heeft ons niet los gelaten nadat we weer het vliegtuig uit waren gestapt in Nederland. De spreadsheets werden gevuld. De planningen werden gemaakt. Saga werd gekocht en juni dit jaar gooiden we de trossen los in Kampen.

De bewuste zeilboot vier jaar geleden.

Om gelijk maar de vraag te beantwoorden: het is super vet om hier zelf te zeilen! Toen we La Palma in zicht kregen gaf dat door onze vorige reis toch nog een specialer gevoel dan dat we kregen bij de andere Canarische Eilanden. Het is tenslotte niet elke dag dat een droom zo direct wordt verwezenlijkt.

Nadat Boris weer was vertrokken van boord, na een hele gezellige tijd, waren we weer op onszelf aangewezen. Of nou ja, Justin en Nicola van Zoe lagen ook in dezelfde haven. Lianne werkte meestal overdag aan haar thesis en ‘s avonds dronken we dan een biertje of aten we een pizzaatje met de crew van Zoe. Wanneer Lianne niet aan het werk was vergezelden we Justin, Nicola en hun tweejarige dochtertje Robin op tripjes door La Palma.

Maar ook daar kwam een einde aan toen Zoe vertrok richting La Gomera. Dus waren we weer op onszelf aangewezen. Of nou ja, Laura en Allen van de Ora Pai vroegen of we toevallig zin hadden om een hapje te eten in Santa Cruz de La Palma. Jullie weten allemaal vast dat Lianne en ik altijd zin hebben in lekker eten dus dat lieten we ons geen twee keer vragen. We gingen met z’n vieren voor een grote schaal paella en we konden weer een gezellige avond aan onze lijst toevoegen.

De slot hadden we dan echt even de tijd aan onszelf. Maar stilzitten is niet een van onze sterkste kanten dus we snelden naar de autoverhuur om voor een weekje een auto te huren. We waren niet ontevreden over de Fiat 500 die we aangeboden kregen en zijn gelijk het eiland rond gaan scheuren. De volgende dag zijn we gestart aan een mooie wandeling die we voor een deel vier jaar geleden ook hadden gemaakt. Deze wandeling brengt je naar één van de hoogste bergtoppen op het eiland waarbij je een schitterend uitzicht hebt over de Cumbre Vieja, de indrukwekkende vulkaanrug van La Palma. Maar in tegenstelling tot onze tocht van vier jaar geleden zijn we niet via dezelfde weg terug naar beneden gelopen, maar vervolgden we onze weg naar de Roque de los Muchachos, de hoogste piek van La Palma, in de hoop dat we daar een lift terug naar de parkeerplaats van onze Fiat zouden kunnen vinden. De wandeling liet niets te wensen over en het liften was ook eenvoudig. Onze lift werkte zelfs voor de observatoria van La Palma, dus wij waren een en al oor naar zijn verhalen. Zijn gehoest merkte we maar nauwelijks op.

Ook de volgende dagen waren we weer in touw om mooie wandelingen te maken en de natuurschoonheid van La Palma volledig in ons op te nemen. Maar er was wel iets geks aan de hand. Ik begon steeds minder energie te krijgen. En op een gegeven moment een kuchje. Toen Steve en Paul van zeilboot Tamboura uit de V.S. ons vroegen of we zin hadden om een klein biertje te komen drinken voordat ze aan hun oversteek naar Antigua begonnen heb ik toch maar de afstand bewaard en hebben we onze verhalen gedeeld vanaf de steiger. De volgende ochtend bleek dit een goede beslissing: ik testte positief voor corona.

Voor mij was corona een echte mannengriep. Ik kon niets meer en was heel zielig. Lianne moest maar voor mij zorgen. En ze deed niet alleen dat. Met de Fiat is ze drie dagen lang op en neer naar de Lidl, Hiperdino en Mercadona gereden om Saga af te toppen met proviand. Gelukkig mocht dat allemaal van de Spaanse coronaregels. De enige momenten dat ik buiten kwam was om Lianne te helpen met het sjouwen van de tassen. Na twee dagen koorts begon ik me alweer beter te voelen, en de laatste dag dat we de auto hadden zijn we nog eens de vulkaanrug opgereden om de sterren te bekijken. We hadden lichte twijfel of dat zou lukken omdat het volle maan was, maar de teleurstelling van het gebrek aan sterren werd overschaduwd door het magische licht dat de maan scheen op de Cumbre Vieja. We waren blij dat we er nog op uit waren gegaan.

En met het vertrek van mijn covid vertrokken we ook uit La Palma richting El Hierro. Een eiland waar we eigenlijk niet zoveel over hadden gehoord en ook geen hoge verwachtingen bij hadden. De zeiltocht was eindelijk weer eens plezierig en Saga deed het enorm goed. We voeren over een periode van vijf uur gemiddeld 7.1 knopen over de grond met zo’n 12-18 knopen wind. De haven was voor de verandering eens rustig en we mochten zelf een plekje uitzoeken. Diezelfde avond zijn we weer naar de autoverhuur gegaan om onszelf in staat te stellen het eiland te verkennen in drie dagen.

El Hierro is voor ons het laatste Canarische Eiland, maar zeker niet de minste. Sterker nog, we zouden het op een gedeelde tweede plaats zetten met La Gomera na La Palma. Het minimale toerisme, de groene hoogvlaktes en de piepkleine dorpjes maken het weer een compleet andere ervaring dan de andere eilanden. We hadden een toeristenpaspoort aangeschaft waarmee we alle 7 toeristische attracties van het eiland konden bezoeken. En op de eerste dag hadden we er al vier afgestreept, waaronder de heilige boom van het eiland, een openluchtmuseum met reuzenhagedissen, een geologisch museum en een geografisch museum. Binnen een dag kun je dus een behoorlijk idee krijgen van het ontstaan van El Hierro en de bijzondere eigenschappen van het eiland. We kunnen iedereen die eens tot rust wil komen op een bijzondere en afgelegen plek zeker El Hierro aanraden. Daarnaast hebben we Paul en Charlotte van zeilboot Quelinda ontmoet. Grappig genoeg zijn zij het eerste Nederlandse koppel bij wie we aan boord een biertje hebben gedronken. Zo ben je ver van huis eigenlijk nooit alleen. Er is altijd wel een boot te vinden waarmee je een gezellige avond kan beleven.

Bezoek in La Gomera en La Palma

Na vaker contact te hebben gehad met Bernhard en Lianne om langs te komen tijdens hun wereldreis, hadden we relatief last minute de knoop door gehakt dat ik van 8 tot 16 oktober 2022 zou langskomen in La Gomera en La Palma. Ik had er veel zin in en het was uiteindelijk ook een erg mooie reis. Hieronder een verhaaltje over de dagen die we samen hebben doorgebracht.

8 oktober – Aankomst en cocktails

Na een erg lange reis en weinig slaap kwam ik rond einde middag aan op het vliegveld in La Gomera. Daar stonden Ben en Lianne enthousiast te zwaaien – ze kwamen me ophalen van het airport met de huurauto. Na dit warme welkom zijn we nog een stukje over het eiland gaan rijden, hebben we lekker gegeten (tapas met o.a. ‘pulpo’), een zogenaamde ‘barraquito’ gedronken (erg lekker) en gingen we later cocktails drinken op een blijkbaar al goed bekende plek vlakbij Marina La Gomera. Hierna hebben Ben en ik nog een kleine uitstap gemaakt naar de latinobar bij de Marina waar de muziek op ongeveer 140 decibel stond. Gelukkig kwam er op een gegeven moment een einde aan; de muziek ging plots uit en alle lichten aan en braaf ging iedereen naar huis.

9 oktober – Auto

Licht geradbraakt van de avond ervoor stonden we op. We hadden de auto nóg een dag, dus we moesten wel goed gebruik daarvan gaan maken en weer op pad. We hebben vrij uitgebreid over het eiland gereden. Hierbij hebben we af een toe een korte wandeling gemaakt en hebben we de prachtige natuur van La Gomera mogen aanschouwen. Van een toevalligerwijs eerder La Gomera-bezoek kende ik nog een soort verlaten natuurzwembad waar we ook heen zijn geweest, hier heb ik een duik genomen.

10 oktober – Wahoo

Voor wat ik me herinner was 10 oktober een wat rustigere dag waarbij we voorbereidingen troffen voor de oversteek naar La Palma. Nog wat gesnorkeld en later op de dag kwamen Lianne en ik mensen tegen in de haven die net terugkwamen van ‘big game’ fishing met een aantal grote ‘wahoos’. Toevallig kende ik de soort vis, want de baseball club in Pensacola waar ik gestudeerd heb heette de ‘Blue Wahoos’. Ze boden ons gelijk een homp vis aan van zo’n 2kg – volgens de vissers een van de lekkerste vissen die er bestaat. En dit hebben we geweten. We hadden ceviche gemaakt als voorgerecht en daarna een enorm grote moot in boter gebakken. Ik denk een van de lekkerste vismaaltijden die ik ooit heb gehad.

11 oktober – Zeilen

Na de goede maaltijd de dag ervoor waren we helemaal op krachten gekomen om ’s ochtends vroeg uit de veren te gaan om naar La Palma te zeilen. Het was nog een overweging om naar Puerto Tazacorte te gaan of Marina La Palma, maar doordat Tazacorte vol zat moest de marina het wel worden. We werden goed Marina La Gomera uit begeleid door de erg behulpzame port control. Vervolgens hebben we een redelijk stuk gemotord onder La Gomera door. Door de hoogtes van de Canarische Eilanden zijn er bepaalde plekken waar het bijna helemaal windstil is, terwijl het aan de andere kant van het eiland keihard kan waaien. Wij zaten eerst in de luwte, waarna de wind nog redelijk aantrok. Vervolgens hebben we vrij hoog aan de wind met prima snelheid naar La Palma gevaren. Daar aangekomen nog even wat gegeten en op tijd gaan slapen.

12 oktober – Santa Cruz de la Palma en hike

De eerste echte dag in La Palma gingen we ’s ochends de stad verkennen. Uiteraard nog even een lekkere barraquito gedronken en genoten van de erg betaalbare broodjes. ’s Middags hebben Ben en ik op prima tempo een hike gedaan waarna we na een paar uurtjes weer thuis waren.

13 oktober – Werken

Door de last minute geplande vakantie gecombineerd met de drukte op werk moest ik een dagje werken tijdens de reis. Lianne heeft deze dag ook nog aan haar PhD gewerkt, een ook nog openstaande taak tijdens de trip.

14 oktober – Scooters dag 1 en Roque de los Muchachos

Op vrijdag gingen we ‘s ochtends met de bus naar El Paso (aan de andere kant van het eiland) om daar scooters te huren voor 2 dagen voor 20 euro per dag. Na de start, de berg op met een prachtig uitzicht, begon de scooter waar Ben en Lianne op zaten kuren te vertonen. Ik probeerde daarna nog even met de scooter door te rijden maar hij viel toen helemaal stil. Gelukkig waren we gestrand bij een goede bocadillo en barraquito tent (erg veel goede gezien tijdens de week). Na een broodje was de scooterverhuurder gelijk ter plaatse met een nieuwe scooter – vrij goed geregeld. Hierna waren we zonder panne Roque de los Muchachos opgereden (hoogste berg in La Palma). Het was er prachtig, maar ook heel erg koud en nat (later beneden kostte het nog even tijd om weer op temperatuur te komen). Op de Roque stonden veel bijzondere telescopen – een van de grootste observatoria in Europa.

15 oktober – Scooters dag 2 en vulkaan

De laatste echte dag (16 oktober zou ik ’s ochtends vroeg vertrekken). We zijn naar het zuiden van het eiland gereden met erg mooie uitzichten onderweg. Eenmaal op de zuiderlijke punt aangekomen hebben we gesnorkeld bij een prachtige plek met veel onderwater rotsen. Vervolgens zijn we gaan lunchen bij een heel goede tapas bar. Hierna kwam het bijzondere moment van de dag. Achteraf bleek het niet helemaal de bedoeling te zijn, maar we waren tijdens een hike vrij (te) dicht bij de actieve vulkaan te komen en hiervoor ook op onze vingers getikt door een beveiliger die in Almere had gewoond. Onderweg terug naar de verhuur zijn we door een gebied gereden dat nog vol lag met vulkanisch as. Hierna nog even hamburgers gegeten en naar huis gegaan.

16 oktober – Terugreis

Na een erg goede week ’s ochtends weer terug naar Nederland! Erg bedankt voor de leuke tijd en veel succes tijdens het verdere verloop van dit bijzondere avontuur!