Bij zonsopgang verlieten we het cruisersparadijs Bequia voor onze tocht richting St Lucia, waar we eerst een stop zouden maken bij de Pitons, 2 prachtige uitstekende bergen, voordat we ons gereserveerde plek zouden opvullen in Rodney Bay Marina. Als snel werd duidelijk dat ook weer deze tocht ons niet in de koude kleren ging zitten. Het is mij duidelijk geworden dat ik een ‘’vooropper’’ ben in zeilersjargon, wat betekent dat ik zeeziek word als ik golven op de boeg krijg met vaak ook hoog aan de wind zeilen. Nu, zeeziek is misschien wat overdreven, maar ik word erg moe, beetje misselijk, begin boertjes te laten en soms komt er ook wat hoofdpijn bij, kortom algehele malaise, maar goed het kan natuurlijk altijd erger. Onze tocht werd al snel flink pittig toen we achter de luwte van het eiland kwamen en gedurende de verdere tocht werd het helaas niet beter. Saga sneed nog redelijk door de golven heen, in vergelijking met de andere boten die flink aan het stampen waren, maar de golven deden goed hun best de snelheid uit het schip te halen. Met als gevolg dat vele golven over ons dek kabbelden en ook werd de buiskap goed op de proef gesteld. Naarmate we verder kwamen doemde St Lucia met de Pitons op, waarbij we hoopte dat de wind en de golven snel zouden afnemen. Gelukkig kalmeerde de zee inderdaad wat, maar toen we koers zetten richting de Pitons nam de wind juist toe. Met de regen en 40 knopen wind die tussen de Pitons raasden, voeren we richting de Pitons.
Eenmaal in de baai nam de wind wat af en werden we al tegemoet gevaren door een van de bootboys. Helaas miste deze vriendelijkheid en kundigheid, waardoor zowel ons ego als de boot wat schade hebben opgelopen. Blij met ons plekje voor de nacht in een prachtige omgeving sliepen we redelijk goed, ondanks de beruchte verhalen die deze, maar voornamelijk de baai verderop hebben. Helaas kan het soms zijn dat zeilers hier (soms gewapend) worden overvallen, wat een gek contrast is aangezien er enorme grote superjachten lagen bij ons in de baai. Gelukkig werden we met rust gelaten en gewekt met het geluid van vogeltjes waarbij we enorm genoten van de stilte, rust en pracht en praal van natuur om ons heen. We hebben even wat onderzoek gedaan naar de superjachten die achter ons lagen: een 180 ft jacht van de baas van de kledingketen Mango van een kleine 35 miljoen (onderhoud 1-3 mil/jaar) en de Sea Eagle II van 250 ft een van de grootste jachten ter wereld en gemaakt in NL die een luttele 100 miljoen (onderhoud 10 mil/jaar) kost. Toch wel grappig dat wij met ons scheepje van 37 ft van hetzelfde uitzicht genieten.
Na deze bizarre schepen te hebben onderzocht, voeren we verder richting Rodney Bay, wat in het teken zou staan van mijn interne PhD verdediging waarbij ik online zou moeten presenteren en vragen zou moeten beantwoorden van professoren die in de jury zitten. Eenmaal in Rodney Bay aangekomen hadden we ons plekje gauw gevonden en schoven wij Saga er soepel in, tot verbazing van de havenmeester die pas 10 minuten later kwam en verbaast was dat we er al lagen en geen hulp nodig hadden gehad. Later die week kwamen we erachter dat inderdaad veel mensen hier niet weten hoe ze een plek moeten aanvaren, invaren en uitvaren wat tot veel geroep, gebonk en gekras leidt op de schepen en bij ons de tenen deed krommen. Later die week was een boot zo hard tegen een andere boot (een Swan, zegmaar de ferrari onder de schepen) in een andere box aangevaren, dat de spinakerboom krom was en de achterbolder was afgebroken Dit maakte ons af en toe wel wat zenuwachtig, als we Saga onbeheerd in de haven achterlieten.
Naast dat ik druk bezig was met de laatste voorbereidingen voor de PhD verdediging probeerden we ook wat van het eiland te zien. Helaas moest je voor veel wandelroutes enorme entreeprijzen betalen, dus besloten we een klein wandelingetje te maken dat wat meer achteraf lag. Aangezien St Lucia redelijk bergachtig is, kostte het ons al 3 uur met de lokale busjes om bij de bestemming aan te komen, maar voordat we er goed en wel aankwamen vroeg een lokale dorpeling in het busje waar we naartoe gingen. Waarop wij antwoordden dat we de ‘En Bas Saut’ wandeling gingen doen. Daarop vroeg hij wie we als gids hadden en waar die op ons wachtte, waarop wij antwoordden dat we geen gids hadden. Plotseling draaide het hele busje met locals, we zaten achterin, hun hoofden om en begon allemaal wild te discussiëren met elkaar. We kwamen erachter dat ze erg ongerust waren dat we zelf de wandeling gingen doen. Volgens hun konden we makkelijk de weg kwijtraken of nog erger, we konden de wilde beesten van de jungle tegenkomen waarvan de meest gevaarlijke de boa constrictor is, of andere giftige slangen. Ondertussen begon ik het al een beetje in mijn broek te doen want Benno kan soms avontuurlijke wandelingen uitzoeken… Blijkbaar kon je het van mijn gezicht aflezen want een ander oud mannetje naast mij zei dat ik mij niet ongerust hoefde te maken en schreeuwde door de bus dat hij ervoor zou zorgen en voor ons een gids ging zoeken zodat we weer veilig terug zouden keren, waarop de hele bus bedaarde. Zoals gezegd stapte hij samen met ons uit en regelde Felix als gids. Terwijl we omhoog liepen probeerden we een prijsafspraak met Felix te maken, maar hij ontweek onze vraag. We konden dat na de wandeling wel bespreken zei hij. Aangezien we niet voor onaangename verassingen wilden komen te staan onderhandelden we uiteindelijk de prijs bij het begin van het echte pad de jungle in. Zowel op de weg ernaartoe als op het junglepad liet Felix ons verschillende soorten flora en fauna zien, maar babbelden we ook met hem over lokale en wereldpolitiek, klimaatverandering, corruptie en het enorme verschil tussen arm en rijk wat soms pijnlijk te zien was op St Lucia.
Met op de achtergrond het gekraai van papegaaien die we alleen in de verte hebben kunnen zien vliegen, daalden we verder af de jungle in. Het pad krioelde van de gele landkrabben die hun holletjes waren uitgekropen en dreigden gevaarlijk met hun scharen terwijl ze zo snel mogelijk probeerden weg te trippelen. Het pad was modderig, maar prima begaanbaar en zeker niet moeilijk te vinden. Aan het eind werden we beloond met een prachtige waterval in een oase van groene planten. Felix gaf ons de tijd voor foto’s, die we snel hadden gemaakt, want zo erg zijn wij daar niet van maar hij bleef maar zitten op een steen. Na een aantal minuten hadden we eindelijk door wat hij aan het doen was. Hij was een gigantische joint aan het draaien met zelf gekweekte wiet. Nadat we hadden aangegeven dat we het wel prima vonden om te vertrekken en hij de eerste teugen van de joint had gerookt, zetten we onze terugtocht in. Eenmaal boven was Felix verbaasd over onze klimtempo. You are very fast, zei hij. Dat compliment namen we natuurlijk graag aan! Na flink wat regenbuien te hebben afgewacht gingen we weer op weg naar het dorp, bedankten we Felix voor de leuke tocht en gingen we weer op huis aan.
Althans dat dachten we. Nadat we bij een groter dorp waren aanbeland, waar we onze bus naar de hoofdstad moesten nemen, bleek die na meerdere telefoontjes en teleurstelling van zowel ons als andere locals niet meer te gaan. Uiteindelijk hebben we een route moeten nemen over het hele eiland heen om alleen al bij de hoofdstad aan te komen, laat staan de haven. Eenmaal in de hoofdstad moesten we onze bus terugvinden naar Rodney Bay. Terwijl we op onze mobiels keken, werden we al bijna gelijk aangesproken of we hulp nodig hadden. We vertelden waar we naartoe moesten en vroegen even bevestiging of we via de route die we hadden uitgekozen inderdaad goed gingen. Dit bleek zo te zijn en we raakte met de jongen kort aan de praat die even met ons op liep. Daarna wees hij nog even waar we naartoe moesten. Bij een stoplicht aangekomen wachten we netjes en begonnen te discussiëren of we in de buurt nog wat zouden eten. De omgeving voelde een beetje louche zoals de Belgen dat zo mooi zeggen, maar voordat we wat hadden kunnen besluiten begon gelijk iemand anders te vragen of we hulp nodig hadden. We kregen ook het idee dat we nogal uit de toon vielen, in onze zoektocht door de stad waren we de enige toeristen en werden wel een beetje nagekeken. De ene helft leek bezorgd, de andere helft misschien niet op de juiste manier geïnteresseerd, dus we besloten maar snel het busje richting de haven te pakken.
Eenmaal veilig aangekomen en de modder van onze benen te hebben gedouched, hebben we onszelf maar getrakteerd met een pizza na zo’n avontuur. Een paar dagen later besloten we een avondje te ontspannen bij redelijk bekende ‘’Streetparty’’ een dorp verderop. Waar we helaas al bang voor waren was dit lokale eind van de werkweek feestje meer bezocht door de toeristen (60%) dan door de lokale bevolking (40%) zelf, maar toch was het wel leuk om het sfeertje mee te pakken. Tussen de kleine houten woninkjes liep er een weg richting het strand waarop allerlei cafe’s hun deuren hadden openstaan met luide muziek, afgewisseld door eettentjes waar de BBQ’s vol kip, vis en gekruide niertjes op een stokje rookten en smeulden met aan hun zijde een koelbox vol bier en rum-punch. De rook van de BBQ’s mengde zich met de rook van de ontelbare joints die werden opgestoken door zowel de locals als de toeristen. Op het kruispunt waar de twee feeststraten zich met elkaar verbonden, stond een muur aan boxen met een bas die je al op 20 meter in je maag voelde. Na ons te hebben voldaan aan de BBQ sloten we ons aan bij de mensen die stonden te dansen op het kruispunt. Nadat we samen met iedereen hadden zitten meezingen op een heel scala van Bob Marley nummers, met iemand die letterlijk met een enorme wietplant met toppen, waarvan elke koffieshop blij wordt, zich constant door de dansende mensen bevond, vonden we het ook wel weer prima om naar huis te gaan. Met een ervaring rijker sloten we dan ook weer onze ogen voor die nacht, die toch even een paar uur later onderbroken werd door wat we dachten geweerschoten te horen in de buurt. We hoorden later van anderen dat er een schietpartij was geweest bij een discotheek, even verderop, dus het zou kunnen zijn dat we dit inderdaad hebben vernomen die nacht.
Die maandag moest het gebeuren, de interne verdediging van mijn PhD. Ik had een conferentiezaal gehuurd zodat ik over goed internet en locatie beschikte, wat we de vrijdag ervoor hadden getest en goed leek te zijn. Om 9 uur ‘s ochtend plaatselijke tijd en 14 uur Nederlandse tijd was het zover. Gelukkig was de verbinding goed, ging de presentatie soepel en ook al waren de vragen lastig, wist ik ze naar tevredenheid van de jury te beantwoorden, met andere woorden, ik mocht mijn publieke verdediging doen op 14 maart in België!
Al een eerste last ging van mijn schouders af die dag. Om het te vieren gingen we naar onze favoriete foodtruck om te kunnen smikkelen van wat ze aanboden op de BBQ, waaronder Jerk Chicken/Pork of Goat Curry met de bijgerechten van de dag. Met een volle maag besloten we om nog een wandeling te maken naar de top van de heuvel in de buurt van de haven waar we een prachtig uitzicht hadden op St Lucia en de 2 baaien in de buurt. Op de terugweg sloten we af met een biertje op het strand en keken we terug op een geslaagde dag.
Om helemaal te ontspannen en het nog meer te vieren gingen we een van mijn oude hobby’s doen, paardrijden! Bij Sandy hoofs, een manege van twee super leuke jonge mensen uit Tobago, gingen we met onze gids Tevin op pad! We reden door het bos en gras richting de twee stranden die we zouden bezoeken, waarbij we met de paarden het water ingingen en waarna we eventjes konden genieten van het strand drinkend uit een kokosnoot. Aangezien Benno ooit in NL wat lessen had gevolgd en Tevin zag dat we wel wat meer aan konden, galoppeerden we over het strand terug. Wat wel even wennen was, want de paarden gaven flink gas en hadden flink het tempo erin, helemaal die van Benno die even daarvoor niet vooruit te branden was. Gelukkig bleef Benno nog net op zijn paard zitten, zodat we onze weg weer rustig verder konden vervolgen richting, helaas, het einde van de rit. Na deze spannende en leuke dagen was alweer het einde in zicht en gingen we richting Martinique om daar het carnaval mee te maken.